‘En in de oorlog, de joden, hoe was The...’, begon ik.
Hij knikte vrolijk. ‘Nee, de goede tijd van de valkeniers is voorbij. Als u nog tijd hebt, moet u even bij me langs komen. Ik woon in het huis dáár.’ En hij wees me een huis met rood pannendak aan, een eind van de weg gelegen.
Toen hij uitstapte zei hij nogmaals: ‘Kom me opzoeken als het even kan, dan zal ik u mijn valken laten zien.’ En hij verdween uit mijn gezichtskring, de houtvester, gekleed in een groen kostuum met beenkappen.
Hoewel het zomerdag was, heerste er gelukkig nog geen hitte, want de morgen was jong. Langs de weg installeerden vrouwen zich met kratten kersen. De vruchten worden, al naar gelang de grootte, voor 2 tot 5 kronen per portie verkocht.
In het zicht van Theresiënstadt minderde de chauffeur vaart. De weg is er smal en van de tegenovergestelde kant naderde een karavaan, een rij bontgeschilderde wagens met paarden er voor. Een cirkus, zag Ik. De wagens werden getrokken door paarden, die zelf het tempo schenen te mogen bepalen. De bus stond stil.
De eerste voerman, de pet schuin naar voren, had het rechterbeen op de kont van zijn jaard gezet en schommelde mee in het trage ritme der dieren.
Bij het passeren werd er gezwaaid vanuit de kleine raampjes. Er was niemand in de bus die terugzwaaide.
CIRCUS RAPARDI stond met scheve, krullerige letters op de zijkant van de eerste wagen geschilderd. Daarna kwam de tweede wagen met een voerman, die een broer van de eerste geweest moet zijn. Want zelfs hun gebaren waren identiek. Het tweede voertuig herbergde de dieren.
Aan de zijkant waren tralies aangebracht en daarachter wiegelde een gordijn, zodat naar binnen kijken onmogelijk was. Dan hobbelde de derde, vierde wagen voorbij, getrokken door duidelijk vermoeide paarden. Achterop de