| |
| |
| |
peter ten hoopen
bewustzijnsverandering en hypnose
‘De behoefte medicijnen tot zich te nemen is misschien wel het belangrijkste kenmerk dat de mens van het dier onderscheidt’. Waarom deze uitspraak van Sir William Osler door verschillende auteurs met zoveel kennelijke instemming geciteerd wordt, is mij niet geheel duidelijk. Mijn bezwaar er tegen is niet zozeer dat ze onjuist zou zijn, alswel dat ze eenzijdig is, behaviouristisch en bovendien oppervlakkig. De mens is de enige diersoort die de behoefte gevoelt om tijdelijke veranderingen in zijn bewustzijnstoestand aan te brengen.
Het is niet toevallig, dat een andere belangrijke faktor, die de mens tot een uniek dier bestempelt, is dat hij als enige een zelf-bewustzijn heeft ontwikkeld, dat hem zichzelf eerder doet beschouwen als een afzonderlijke operationele eenheid, dan als een moment in het evolutieproces, als een klein radertje in de grote machine. Hierdoor ging hij steeds verder vervreemden van het ritme van de natuur, van de Tao. Instinktieve funkties werden verwaarloosd en het intellekt werd tot belangrijkste richtinggevende funktie voor het gedrag.
Met het intellekt verwierf de mens een kostbaar wapen voor de strijd om het bestaan, maar hij verloor zijn instinktieve zekerheid, en het valt nog te betwijfelen of wij niet meer hebben verloren dan gewonnen. Het is immers wel opvallend hoeveel mensen er zijn die met verschillende gradaties van moeilijkheden te kampen hebben in verband met het zich aanpassen aan hun omgeving. Freud heeft gezegd: ‘Neuroses zijn de prijs die de mensheid moet betalen voor culturele vooruitgang’. Men veronderstelt nu dat ieder mens een onbewuste nostalgie heeft naar die oerstaat waarin zijn instinkt hem zich feilloos deed aanpassen aan zijn plaats-tijd relatie. Nostalgie is een behoefte,
| |
| |
en elke behoefte doet zoeken naar een manier om deze te bevredigen. De eerste manier die gevonden werd was de erotiek, een heden ten dage dankzij augustinische dogma's door veel westerlingen als minderwaardig beschouwde methode om buiten zichzelf te geraken.
Een verhoging van het koolzuur-gehalte in het bloed bleek ook een heel redelijk effekt te hebben. Een verhoging van het CO2 gehalte kan op verschillende manieren bereikt worden. Een veel toegepaste manier is de ademhalingsoefening: een belangrijk onderdeel uit de Hatha-Yoga leer, het overventileren bij krijgsdansen en religieuze dansen, bij overmatige sportbeoefening, bij een elektro-encefalografisch onderzoek, en ook het langdurig zingen van psalmen en hymnen valt hieronder, ook al werd dit zelden als zodanig herkend. Een uit het Oosten komende erotische ademhalingsmethode laat de partners hun monden opengesperd tegen elkaar drukken, zodoende van hun longen twee kommunicerende vaten makend. Beurtelings gaan ze nu uitblazen en inademen. Na elke ademtocht is het zuurstofgehalte in de lucht gedwaald en het koolzuurgehalte verhoogd. Zodoende worden ze gedwongen steeds sneller te gaan ademhalen tot het koolzuurgehalte maximaal is, en de ademhaling zo snel gaat dat hij feitelijk stilstaat. Op dit ogenblik verslappen de spieren, wordt de luchtweg door de neus ook weer geopend en gaat de normale ademhaling zich langzaam weer herstellen.
Yogi's gebruiken bij hun ademhalingsoefening dikwijls bovendien lucht, die gemengd is met de hashish-rook uit hun pijpen; zij schijnen zich hierdoor intensiever te kunnen konsentreren tijdens de meditatie. Ook de Grieken maakten van de CO2-methode gebruik:
In het orakel van Delphi werd de priesteres, de Pythia, op een driepoot gezet boven een spleet in de grond waaruit koolzuur opsteeg, teneinde haar de gave van de profetie te geven.
Beschouwt men koolzuur in zijn hoedanigheid als chemische verbinding, dan is het eet eerste psychofarmakum geweest.
Bijna elke kultuur heeft ook wel een of ander bewustzijnveranderd of- verruimend gewas ontdekt: in Siberië gebruikten de Sjamanen
| |
| |
hun vliegenzwam, in Mexico had men de peyote-cactus, in Zuidamerika de liaan Banisteria caapi, de psilocybe-paddestoel en de coca-bladeren. De heden ten dage meest in zwang zijnde bewustzijnveranderende middelen zijn alkohol, opium, hennep, koffie en thee. De technische vooruitgang bezorgde de mens een groot aantal chemische preparaten waarmee elke bewustzijnstoestand tussen narkose en ekstase of kosmisch bewustzijn naar willekeur kan worden opgewekt. Een deel van deze preparaten vat men samen onder de naam psychedelika: niet-toksische, niet-verslavende middelen, die de gevoeligheid voor indrukken van zintuiglijke en niet-zintuiglijke aard sterk vergroten. Het zijn ekstreem werkende middelen: opgewektheid wordt onder hun invloed tot ekstase, meditatieve stemmingen leiden tot mystieke ervaringen van kosmische eenheid, angst leidt tot een psychose. Onze steeds voortschrijdende technische ontwikkeling heeft ons ook de middelen gegeven om aan de ermee gepaard gaande emotionele vervlakking en razernij te ontkomen. Grappig is, dat de sterkst werkzame middelen ook de meest ‘Brave-New-World-achtige’ namen dragen: LSD-25, DMT, TMA, JB-318, IT-290, LAE-32, etc.
Er is een groot aantal hypotheses opgesteld omtrent de werking van de psychedelika. Sommige er van schijnen te werken als een des-inhiberend middel dat de ‘screen’, het filter dat ons selektief afschermt van ons fenomentale veld, onze Umwelt, ter zijde schuift. Bergson veronderstelde, dat normaliter alleen die percepties en informaties tot ons bewustzijn worden toegelaten die primair noodzakelijk zijn voor het animaal voortbestaan van het individu. Als we ons bewust zouden worden van alle beschikbare zintuiglijke en niet-zintuiglijke gegevens, dan zou er een overstroming plaatsvinden van informatie, die niet op adekwate wijze kan worden verwerkt; dit zou een geestelijke verwarring veroorzaken die het normaal funktioneren onmogelijk maakt. Nog steeds volgens Bergson zijn we ons dus niet bewust van een groot deel van de impulsen waaraan onze omgeving ons blootstelt, bij voorbeeld van die van parapsychologische aard. Onder bepaalde omstandigheden kan het inhiberende mechanisme worden uitgeschakeld, ons
| |
| |
zodoende in staat stellend het totale spectrum van ons fenomentale veld te ervaren, de wereld te zien alsof ‘de sluier van de routine-perceptie’ voor onze ogen was weggenomen. Informatie wordt niet meer gesorteerd, geïnterpreteerd en geëvalueerd, maar an sich ervaren.
Het sorteren en ziften van de inkomende berichten vindt plaats in de verbindingsplaatsen tussen de zenuwcellen, in de synapsen. De transmissie van prikkels van de ene zenuwcel op de andere is een electro-chemisch proces, waarbij drie chemicaliën een belangrijke rol spelen: serotonine, adrenaline en acetylcholine. Het is interessant, in het voorbijgaan op te merken, dat de meeste van de nu bekende psychedelika op de een of andere wijze ingrijpen in het metabolisme van deze verbindingen. Sommige ervan, LSD, mescaline en psilocybine bij voorbeeld, doen dit zodanig dat de inhiberende funktie van de hersenen wordt uitgeschakeld, andere, bij voorbeeld de anticholinergica Sernyl, Ditran en JB-318, werpen een soort neuro-fysiologische blokkade op in het centraal zenuwstelsel, daardoor in meerdere of mindere mate de hoeveelheid informatie die tot het bewustzijn wordt toegelaten verminderend. Zo ontstaat er een soort chemisch veroorzaakte toestand van sensore deprivatie. Het direkte kontakt met de omgeving wordt rudimentair. Onder dergelijke omstandigheden, die op verschillende manieren kunnen worden gearrangeerd, bij voorbeeld door zich in een sensore-deprivatie-kamer op te sluiten. In dit geluid- en lichtdicht vertrek ligt men op een zacht bed, en met handschoenen met vilten kappen aan en men geraakt in een bewustzijnstoestand, die erg sterk gelijkt op die welke bij voorbeeld door LSD wordt opgewekt. Ook hierom kan men de uitwerking van LSD en dergelijke moeilijk toksisch noemen.
Wanneer men allerlei methoden die leiden tot een veranderde bewustzijnstoestand nader bestudeert en vergelijkt, blijkt er een groot aantal te zijn dat valt te herleiden tot een onthouden van zintuiglijke indrukken of het monotoon, zinloos maken daarvan. De yogi oefent zich tijdens de meditatie in het uitschakelen van zijn lichamelijke funkties, de kluizenaar in zijn grot sluit
| |
| |
zich af van de wereld (te vergelijken met de onvrijwillige deprivatie-toestand van de gevangene); het langdurig dansen op een monotoon ritme en het ademhalen volgens een bepaald vast ritme hebben een soortgelijke uitwerking. Een andere methode die niets met het innemen van medicijnen te maken heeft, is de hypnose.
Onder hypnose is het mogelijk iemand ongevoelig te maken voor een willekeurig groot deel van zijn zintuiglijke indrukken en zo een soort hypnotische sensore-deprivatie te bewerkstelligen. De psychologische basis van hypnose is de suggestie, de hypnotiseur kan zijn proefpersoon om het even wat suggeren: men kan hem suggereren dat hij steeds dieper in slaap raakt, dat hij de macht over zijn ledematen verliest, maar men kan hem ook terugbrengen tot een foetaal stadium, men kan hem bewusteloos praten, maar men kan hem ook het idee geven dat hij een yogi is die op de top van een berg zit en uitziet over schitterende verten. Het feit dat bij hypnose de suggestie en de ontvankelijkheid hiervoor zo'n belangrijke plaats innemen, staat niet op zichzelf; het is namelijk zo, dat elke verandering in ons normale bewustzijn gepaard gaat aan afzwakking van de greep van het ego op het individu, aan een dissociatie van de zelf-struktuur. De afweermechanismen die onze persoonlijke integriteit verdedigen worden buiten werking gesteld, zodat met name de ontvankelijkheid voor suggestie sterk wordt vergroot. De psychoterapeut maakt van dit fenomeen gebruik bij de behandeling met LSD, sommige hersenspoelingsmethoden zijn gebaseerd op deprivatie van zintuiglijke en sociale indrukken, van voedsel en van slaap, die het slachtoffer toegankelijker moet maken voor indoktrinatie. Ook bij het verkondigen van godsdienstige of politieke doelstellingen wordt op grote schaal gebruik gemaakt van een vorm van hypnose: men brengt de toehoorders in een welwillende stemming waarin ze bereid zijn zich open te stellen voor suggestie door ze allerlei schone beloften te doen, variërend van hogere lonen tot het eeuwige leven (de hypnotiseur begint met ‘U voelt zich aangenaam en ontspannen’). Het idee van hypnose vindt men ook terug bij de genezing door (auto-)suggestie en bij Yoga,
| |
| |
dat wel wordt opgevat als een soort auto-hypnose, en eigenlijk overal daar waar de ene persoon een ander tracht te overreden.
| |
De verschillende trappen van bewustzijn
Men kan bij de mens verschillende bewustzijnsniveau's onderscheiden. Gurdjeff maakte een indeling in vijf trappen:
1 | het kosmisch bewustzijn, de ekstase, de ervaring van eenheid met het AI, het over-bewust leven (de ‘open-moraal’-ervaring van Bergson) |
2 | het eigenlijke ‘zichzelf-bewust-zijn’, een zeldzame toestand |
3 | de normale bewustzijnstoestand, het ‘dag-bewustzijn’, dat niet meer is dan een verdoofde waaktoestand |
4 | de lichte, met dromen gevulde, slaap |
5 | de diepe, droomloze slaap. |
Hieraan kan men dan nog als zesde de hypnose toevoegen. In het dagelijks leven heeft de mens het meest te maken met het derde en het vierde niveau; ook bepaalde vormen van ekstase - de erotische en de door alkohol veroorzaakte - zijn vrij frekwent, ofschoon toch uitzondering. Het eeuwige zoeken van de mens richtte zich dus op de overige bewustzijnsniveau's met name op de meer ekstreme. Het gebruik van alkohol en stimulantia als amfetamine voor het opwekken van ekstase, en het gebruik van opiaten en barbituraten als slaap- c.q. verdovingsmiddelen is wijd verspreid. Toen echter, dank zij de ontdekking van de psychedelika, mystieke ervaringen van kosmisch bewustzijn, unio mystica ‘for the millions’ bereikbaar werden, en dus toegankelijk voor onderzoek, bleek, dat de psychedelische ervaring zeer veel essentiële overeenkomsten vertoont met de hypnotische. Het scala van bewustzijnstoestanden is geen rechte lijn met aan het ene uiterste het kosmisch bewustzijn en aan de andere de
| |
| |
hypnotische slaap: het is een cirkel die men als volgt zou kunnen tekenen: (zie vorige bladzijde)
Een van de meest essentiële overeenkomsten tussen de fasen één en zes is het oplossen van alle dualismen, van elke tegenstelling, bij voorbeeld die tussen reëel en irreëel, logisch en onlogisch, tussen waar en onwaar, tussen zelf en niet-zelf, tussen subjekt en objekt.
Er zijn naast overeenkomsten echter ook belangrijke verschillen. De hypnotische toestand is gemakkelijker te programmeren dan de psychedelische. Wanneer men er naar streeft iemand onder invloed van LSD of mescaline kosmische ervaringen te laten krijgen, blijkt dat men er met eenvoudige suggesties niet komt; de geestelijke gesteldheid van de gebruiker kan er nog niet rijp voor zijn, vaak wordt hij gehinderd door vegetatieve verschijnselen die het hem onmogelijk maken zijn lichamelijke funkties te vergeten. Het oplossen van de afweermechanismen wordt evenals bij de psycho-analyse bij de door middelen opgewekte psychedelische ervaring dikwijls voorafgegaan door een tijdelijke versterking er van, die zich kan manifesteren in de vorm van angst of paranoia. Deze verschijnselen kunnen voor de adspirant-mystikus een ernstige belemmering vormen.
Onder hypnose echter gaat het oplossen van de begrenzingen en grensversterkingen van het ego geleidelijk en merkbaar in zijn werk. Een goede hypnotiseur die in een goede empatische relatie tot zijn proefpersoon staat, kan deze elke geestelijke richting insturen zonder dat hij zich er tegen zal verzetten, of kunnen verzetten. Het bewustzijn voor de lichamelijke funkties kan geheel worden uitgeschakeld, zodat de geest zich vrijelijk kan bewegen zonder zich voortdurend te hoeven afvragen wat er met zijn lichaam gebeurt. Het komt dan ook vrij veel voor dat men onder hypnose ‘uit zijn lichaam’ kan treden en reizen gaat ondernemen naar geheel andere plaats-tijd-relaties. Dit kan zich voordoen als het beleven van gebeurtenissen uit een vorig of toekomstig leven, als kontakten met geesten van levende en overleden personen, in de vorm van een ‘trip’ naar een of ander eksotisch land, of naar een verafgelegen planeet, en nog in vele andere min of meer surrealistisch aandoende vormen.
| |
| |
De mens heeft behoefte aan ekstreme ervaringen van grote intensiteit die hem de begrenzingen van zijn ego doen overschrijden, ervaringen die door Maslow ‘Peak-Experiences’ worden genoemd. De manier waarop deze worden bereikt heeft volstrekt geen invloed op de mate waarin zij in de behoefte voldoen. Toen dan ook op 10 februari 1966 verschillende psychedelika onder de werking van de opiumwet werden gebracht, leek het mij wenselijk eens te gaan onderzoeken wat men zonder chemische hulpmiddelen zoal kan bereiken, temeer omdat het nog wel een tijdje zal duren voor justitiële autoriteiten tot de ontdekking komen, dat zij in het geheel niet gekwalificeerd zijn om het gebruik van de middelen in kwestie te kontroleren, om mensen met een serieuze belangstelling voor alle aspekten van de menselijke geest met één pennestreek tot misdadigers te maken. Bestudering van de lektuur over hypnotische verschijnselen leek er op te wijzen dat de hypnose wel de meest effektieve techniek was om te komen tot willekeurig welke bewustzijnstoestand. Ik ging dus zoeken naar een betrouwbare hypnotiseur en vond die in de persoon van mijn vriend, de psycholoog Herman Cohen, iemand aan wie ik me niet alleen zonder enige restriktie durfde toe te vertrouwen, maar die ook mijn belangstelling voor psychedelika deelt. Wij besloten een aantal proefnemingen te doen om te zien wat we met deze techniek konden bereiken. Hieronder zal ik een verslag geven van de resultaten van onze eerste eksperimenten.
| |
Enige eksperimenten met hypnose
Bij de eerste proefneming ging het er om na te gaan of ik überhaupt door Cohen onder hypnose te brengen was. Niet iedereen is namelijk door willekeurig welke hypnotiseur in slaap te krijgen; er kunnen bij de proefpersoon bepaalde onbewuste achterdochten jegens de hypnotiseur aanwezig zijn, zodat hij zich niet aan hem durft toe te vertrouwen. Er zijn zelfs mensen, die op geen enkele wijze onder hypnose te krijgen zijn, omdat ze zich veel te sterk verzetten tegen een afbrokkelen van hun persoonlijke identiteit. Deze eerste test leek echter hoopgevend. Ik lag in een lichte hypnotische roes op
| |
| |
de sofa uitgestrekt, kon mijn ogen niet meer openen, was de beheersing over mijn spieren kwijtgeraakt, reageerde niet op een prik met een passerpunt; toen Cohen mijn oogleden optilde, zag hij alleen het wit van mijn ogen en als hij mijn hand optilde en in een bepaalde houding bracht, bleef mijn hand in die houding staan ook nadat hij haar losgelaten had. Ik was me gedurende het eksperiment voortdurend bewust van de situatie. Toen ik wakker gemaakt werd, voelde ik me aangenaam en uitgerust als na een gezonde nachtrust. Er was totaal geen amnesie; dit werd duidelijk gedemonstreerd doordat ik na het ontwaken de opdracht ging uitvoeren die ik onder hypnose had gekregen: zet, nadat ik je wakker gemaakt heb, de pick-up aan. Dit kan ook worden opgevat als een proeve van post-hypnotische suggestie, een verschijnsel waarop ik hier niet dieper in zal gaan.
Bij het tweede eksperiment probeerden we mijn geest zich te laten verplaatsen naar een andere plaats-tijd-relatie. episodes uit mijn puberteit, zonder dat ik echter het gevoel had die episodes te herbeleven; het was niet meer dan een levendige herinnering. Toen werd getracht me terug te brengen tot een foetaal stadium. Ik probeerde me voor te stellen hoe zoiets zou zijn, maar slaagde daar maar heel gedeeltelijk in. Ik kon de hypnotiseur hierover pas later vertellen, want praten kon ik niet meer, zo foetaal was ik toch wel. Cohen voelde wel aan dat de ervaring niet erg diep ging, en besloot me te suggereren mijn geest zelf maar te laten uitzoeken of hij zich naar een andere plaats-tijd-relatie wilde verplaatsen of niet, en zo ja, naar welke. Na deze suggestie te hebben gegeven verliet hij voor een minuut of tien de kamer. Na een paar minuten al begon ik me te vervelen; er gebeurde niets. Ik wilde hem roepen, maar slaagde daar natuurlijk niet in. Ik had dus maar af te wachten tot het meneer beliefde me weer wakker te maken! Ik besloot van de nood maar een deugd te maken en even een dutje te doen.
Ik had dit voornemen nog niet gemaakt of ik voelde me alsof ik met lichtsnelheid door een kosmos van emoties en indrukken schoot. Na een paar sekonden begonnen de ongedifferentieerde
| |
| |
lichtvlekken voor mijn ogen zich tot bepaalde patronen te rangschikken; wat ze voorstelden kon ik nog niet zien, hoewel ik daar erg mijn best voor deed. Toen opeens zag ik wat er aan de hand was: ik zat op een bank in een park dat gehuld was in mist. Naast mij op de bank zaten nog meer mensen en ook liepen er veel schimmige figuren door het park. Er kwam een vrouw met een kinderwagen en een zwart hondje aanlopen. Ze ging naast me op de bank zitten op een zojuist vrijgekomen plaats. Even werd alles weer vaag, en toen ik eindelijk weer een min of meer duidelijk beeld van de situatie voor ogen had, lag ik op de grond achter de bank, tussen een paar lage struiken. Lang bleef ik niet onopgemerkt in deze situatie. Spoedig werd mijn blikveld omzoomd door een kring van gezichten. Het beeld vervaagde weer en ik moest opeens denken aan een andere situatie waarin ik ook onder grote belangstelling op de grond had gelegen: ik was zestien en was bij een ongeluk bewusteloos op de grond gesmakt. Toen ziekenbroeders me op een brancard legden kwam ik even een beetje bij kennis, sloeg mijn ogen op en keek in een hele drom gezichten. Snel sloot ik mijn ogen toen weer. Het lijkt me niet uitgesloten dat de volgende scène waarin ik onder de hypnose terechtkwam min of meer is opgeroepen door deze associatie aan een ongeluk.
Weer begon uit de onduidelijke grijze vormen voor mijn ogen een herkenbaar beeld uit te kristalliseren. Ik zat in een vliegtuig uit de Tweede Wereldoorlog en was bezig neer te storten op een stadje dat ik onmiddellijk situeerde in Bretagne of Normandië, ofschoon ik in geen van beide streken ooit ben geweest. Ik verloor steeds meer hoogte en dook neer in een drukke straat met hoge huizen. De mensen vluchtten in de portieken van de huizen of lieten zich plat op de grand vallen. Toen werd alles weer grijs en wazig. Uit de mist kwam toen plotseling een stoomtrein aanzetten die me tegen de vlakte reed, en toen ik overeind krabbelde, kwam er weer één, en lag ik andermaal tussen de rails. Dit is een ervaring die een heleboel mensen wel eens hebben gehad, hetzij in de slaap of onder invloed van bepaalde middelen. Toen kwam Cohen weer de kamer binnen en begon me wakker te maken. Ik vertelde
| |
| |
hem mijn ervaringen en we vonden beiden dat de zaak nu wat interessanter begon te worden. We hadden dus tamelijk hoog gespannen verwachtingen toen we met de derde proefneming begonnen.
Weer hoorde ik de hele inslaap-litanie aan: je voelt je aangenaam en ontspannen, je armen en benen voelen loodzwaar aan, je denkt aan niets, je luistert alleen naar het geluid van mijn stem, je gaat steeds dieper en dieper slapen, je ademhaling gaat regelmatig en diep, je slaap wordt ook steeds dieper, je kunt je armen en benen al niet meer bewegen, evenmin als je oogleden, enzovoorts. Mij werd weer de suggestie gegeven buiten mijn lichaam te treden en ergens anders heen te gaan. Tevoren hadden wij hierover al gesproken, en toen had ik gezegd dat mijn belangstelling vooral uitging naar Egypte en naar China. Ik begon al vrij spoedig vrij levendige en kleurrijke taferelen te zien, die ik echter nog niet goed kon plaatsen.
Toen herkende ik wat ik zag als een grote woestijn, met in de verte enige pyramidale vormen. Tegen de horizon zag ik nu eens een stad, dan weer een groot meer met palmen er omheen. Ik bedacht toen dat wat ik daar in de verte zag, vermoedelijk een fata morgana was. Dit paste ook goed bij mijn gevoel dat het onwerkelijk was, ik zag het niet echt, ik fantaseerde het maar. Deze distantie behield ik de hele tijd dat ik ‘in Egypte’ was. Na een paar ogenblikken viel het me op dat ik niet zomaar iemand was die in de verte staarde, maar een grote sfinx. Dit beeld verdween en alles werd donker voor mijn ogen. Toen mijn ogen eenmaal aan de duisternis gewend waren, begon ik weer iets te herkennen in mijn omgeving en had ik het idee dat ik in het binnenste van een pyramide lag. Om mij heen stonden allerlei egyptisch-aandoende beelden en vaatwerken. Dat het in de pyramide niet geheel donker was kwam doordat er een smalle schacht door het steen liep die fungeerde als een soort kijker waardoor dag en nacht het licht van een bepaald sterrenbeeld dat aan mij gewijd was in het binnenste van het grafmonument viel. Ik was met mijn hoofd precies onder de opening van de schacht gelegd. Ik ervoer dit toen allemaal als niet meer dan wat grillige en levendige fantasieën; later
| |
| |
hoorde ik echter dat er in sommige pyramiden inderdaad zulke schachten aangetroffen waren, hetgeen de zaak toch iets mystieuzer maakt.
Toen verdwenen de beelden en kreeg ik weer het gevoel met hoge snelheid door de tijd en de ruimte te schieten. Toen ik me weer een idee kon vormen van waar ik was, en vooral wie ik was, merkte ik dat ik een oude chinese filosoof was, die op één elleboog steunend op de grond uitgestrekt lag te kijken naar een verrukkelijk landschap met pijnbomen, beken en bergen. Ik lag daar echter niet zomaar wat te staren, ik was diep in meditatie verzonken. Ik kon uit mijn lichaam treden en elke willekeurige inkarnatie aannemen, niet alleen in de vorm van mensen of dieren, maar ook van planten en stenen. Planten begonnen zich om mijn lichaam te strengelen en groeiden er ook gewoon doorheen. Dunne lianen slingerden zich door mijn bloedvaten en vulden deze ten slotte totaal op, dikkere takken vraten mijn beenderen op en stelden zich ervoor in de plaats. Het duurde niet lang meer of er was niets dierlijks meer aan me, ik was geheel opgegaan in de vegetatie. Toen stierven de planten de een na de ander af en gingen tot ontbinding over. Uit de aldus ontstane humuslaag begon zich de kop van een paddestoel omhoog te werken. Ik herkende de in snel tempo groter wordende paddestoel onmiddellijk als de Psilocybe mexicana, befaamd om zijn psychedelische werking. (Hoe vreemd dit de lezer die niet met deze materie op de hoogte is, ook mag voorkomen, het schijnt dat, in deze fase van het eksperiment, het interpreterende en evaluerende systeem van mijn ego nog niet geheel was uitgeschakeld). De paddestoel (ik) bleef maar groeien tot hij (ik) opeens met een geweldige ontploffing uiteenbarstte. Het enige dat er nu nog over was, was een paddestoel-vormige wolk. Ik begreep dat wat ik voor een paddestoel had aangezien in feite een atoombom was. Dit verontrustte me enigszins. Het bleek echter dat de fall-out die ik verspreidde helemaal niet de door mij gevreesde verwondingen en mutaties bracht. Ik veroorzaakte wel vele mutaties, maar hele goede (althans in mijn
ogen op dat ogenblik): de getroffen mensen - en niemand op de hele wereld ontkwam
| |
| |
aan de uitwerking - verlieten de grote bevolkingscentra, zwermden uit over de aarde, gingen leven op een volstrekt dierlijk niveau. Alle mensen werden tot lieve herbivore dieren, die volstrekt geen last meer hadden van neuroses en psychosomatische aandoeningen. Toen kwam ik weer terug tot de oude denker, en realiseerde me dat het voorafgaande alleen had plaatsgevonden in diens fantasie.
Alles werd weer in inktzwarte duisternis gehuld. Dit duurde vrij lang en ik begon me al af te vragen of het nu misschien alweer voorbij was. Cohen zat aan de andere kant van de kamer te werken aan zijn artikel voor dit nummer en scheen er toch nog niet over te piekeren me weer wakker te maken. Toen werd me opeens duidelijk waarom ik niets meer voelde, zag en hoorde: ik was een diepzeevis die deze zintuiglijke ervaringen helemaal niet kende, maar alleen gegevens over zijn omgeving kreeg door middel van een soort sonar, zoals dat ook wordt gebruikt bij de onderzeebootbestrijding. Het bleek dat ik me met behulp van mijn sonarzintuig heel goed een weg wist te banen door de uitstekende punten in de rotsige oceaanbodem. Wat ik echter niet merkte was, dat ik een soort diepzee-fuik in was gezwommen waarin ik nu snel naar de oppervlakte werd gehesen. Het vreemde was, dat ik tegelijkertijd niet alleen de vis was, maar ook het net. Toen ik aan de oppervlakte kwam viel de waterdruk weg en spatte ik weer als een granaat uiteen, en wederom nam ik de vorm aan van een paddestoelachtige wolk. Langzaamaan ging deze nu weer menselijke gedaante aannemen en een paar ogenblikken later lag ik weer te mediteren in mijn chinese lusthof.
Weer reisde ik door de tijd en kwam aan op een planeet in een heel ander melkwegstelsel als het onze. Er waren daar maar twee levensvormen: een soort bruinige algen, en eveneens bruinige wezens die de gedaante hadden van pannekoeken. Deze voedden zich door zich op een laag algen neer te vlijen en hieraan voedingsstoffen te onttrekken. Ze plantten zich voort door zich paarsgewijs aan elkaar vast te kleven, met elkaar te versmelten en zich vervolgens in drie gelijke delen te splitsen die dezelfde grootte hadden als de beide
| |
| |
oorspronkelijke wezens. Zo flabberde ik daar als een wat te bruin gebakken pannekoek over een onduidelijke planeet. Het wezen dat ik nu was, was niet aan materiële begrenzingen gebonden: ik kon me met evenveel gemak door de ‘lucht’ als door het lichaam van de planeet zelf voortbewegen. Wilde ik naar een verafgelegen deel van de planeet reizen dan hoefde ik niet het bol-oppervlak te volgen, maar kon ik ‘binnendoor’ gaan, doordat ik uit een soort deeltjes was opgebouwd die van principieel andere aard waren dan de deeltjes waaruit de materie van ‘mijn’ planeet en die van alle andere hemellichamen in dit melkwegstelsel waren opgebouwd. Verschillend met name in die zin dat ze er niet mee in botsing konden komen. Deze voorstelling van een soort ‘anti-materie’ komt op merkwaardige wijze overeen met een bepaald idee omtrent het bestaan van ‘bovennatuurlijke’ wezens en dingen, dat de georganiseerde godsdiensten in het Westen altijd hebben getracht uit te roeien, en dat de meest talentvolle schilders van alle eeuwen, Michelangelo en Dali bij voorbeeld, niet minder fanatiek hebben getracht gestalte te geven. Volgens deze opvatting bestaat er niet alleen een materiële wereld, maar ook een anti-materiële, bevolkt door goden en godinnen, heroën, elven, dwergen, spoken en geesten, weerwolven en eenhoorns, en bestaat al datgene wat de moderne wetenschap beschouwt als voortbrengselen van de fantasie, even werkelijk als wolkenkrabbers en atoomwapens. In deze filosofie bestaat de mens uit zowel materie als anti-materie (‘lichaam en ziel’), ofschoon niet iedereen zich bewust is van zijn tweeledige aard, en dus van het feit ‘dat er meer is tussen hemel en aarde dan waarvan in zijn filosofieën ook maar gedroomd wordt’. Een van de meer recente ontwikkelingen in de kern-fysica is de ontdekking van het bestaan van een soort anti-materie, die
ongehinderd door gewone materie heendringt. Eén van de mannen die het meest aan deze ontdekking hebben bijgedragen, Banesh Hoftmann, suggereerde dat deze anti-materiële deeltjes wel eens de overbrengers zouden kunnen zijn van telepathische gegevens. Het valt echter nog te bezien of zijn ideeën door de wetenschap algemeen zullen worden aanvaard, en of eens
| |
| |
die dingen die we nu ‘boven-natuurlijk’ noemen zullen worden omgedoopt tot ‘natuurlijk’.
Met mijn ‘anti-materiële’ lichaam, waarvan skeptici zullen zeggen dat het een voortbrengsel was van mijn wel wat al te bizarre fantasie, maakte ik reizen naar, en door, andere planeten in het melkwegstelsel waarin ik nu verkeerde. Tijdens één van deze reizen werd ik opeens verblind door een steeds sterker wordend wit licht, ongeveer zoiets als Saulus moet hebben gezien op de weg naar Damascus. De oorsprong van het licht was echter van veel profaner aard: ik reisde met onvoorstelbare snelheid in de richting van een of andere ster. Ik maakte me over deze ontwikkeling enigermate bezorgd, omdat ik vreesde in de kokende vuurzee te zullen verbranden. Toen ik nog dichter bijkwam gebeurde er iets merkwaardigs. Uit de buitenste schil van de ster werd een sektor weggenomen, zoals wanneer men een sinaasappel schilt. Er kwam nu een tweede laag bloot te liggen, waaruit ook weer een stuk werd weggenomen. Dit herhaalde zich vele malen; elke dieperliggende laag was intenser van hitte en licht dan de voorafgaande. Dit ging zo door tot ik de planeet zag als in een soort doorsnee-tekening zoals men die wel in boeken over natuurkundige aardrijkskunde vindt.
Toen de laatste schil was weggenomen, kon ik in het binnenste van de planeet kijken. Het licht dat hier uit straalde kon men eigenlijk geen licht meer noemen, de warmte geen warmte meer: het was pure energie, niet energie in een bepaalde vorm, maar een soort Oer-energie, de kracht die aan de hele schepping ten grondslag ligt. Ik was er nu niet meer bang voor, maar liet me er in tegendeel gewillig inzuigen, tot ik in een ogenblik van ekstatische vreugde wegsmolt in deze bron van oer-energie, gedesintegreerd werd tot... ja, tot wat? Ik was niet meer iets, zo ik al überhaupt was. Ik was niet meer, maar ‘er’ was. Dit ‘er’ was volkomen amorf, er was alleen maar die overweldigende impressie van licht, die me een heerlijk warm, goddelijk gevoel gaf.
Hoe lang deze toestand aanhield, valt moeilijk te schatten. Ik had totaal geen tijdservaring, en zo ik er al één had dan was het er één van eeuwigheid. Toen ik weer wakker gemaakt was
| |
| |
vroeg ik hoe lang de hele toestand geduurd had. Tot mijn grote verbazing bleek, dat ik niet veel meer dan een half uur onder zeil was weest, terwijl het voor mijn gevoel toch minstens vele uren had moeten zijn. Ik vertelde Cohen van mijn ervaringen, waar hij zo mogelijk nog sterker van onder de indruk geraakte dan ik zelf.
Deze resultaten waren voor ons aanleiding ons nog wat meer te gaan verdiepen in de mogelijkheden van hypnose en door systematisch onderzoek te trachten methoden te ontwikkelen waarmee het nog beter mogelijk wordt de ervaring te programmeren, in een bepaalde richting te sturen. Wij zijn namelijk de mening toegedaan dat men het meest kan bereiken, zowel in de psychedelische ervaring als in de hypnotische en ook in het dagelijks leven, als men zijn psychische krachten weet te bundelen, te fokusseren, te konsentreren.
Eén van de onderwerpen die een nauwgezet onderzoek vergen is het verband tussen hypnose en parapsychologie. Er zijn indikaties dat onder hypnose latente paranormale begaafdheden kunnen worden versterkt en onderzocht. De schrijver is er hoe dan ook van overtuigd dat de hypnose zeer belangrwekkende mogelijkheden biedt, mogelijk zelfs meer dan het gebruik van psychedelika. Buitengewoon interessant lijkt het ook proefnemingen te doen met een kombinatie van (niet verboden) psychedelische middelen en hypnose. Hierbij denken wij vooral aan die stoffen welke volgens de overlevering de gave van de profetie of de helderziendheid schonken, bij voorbeeld het telepatine uit de Banisteria caapi, het ololiuqui uit Zuid-Amerika of de vliegenzwam, die onlangs weer in de belangstelling is komen te staan nadat enige psychisch-begaafde mensen, die normaliter bij paragnostische tests een score van twaalf of vijftig haalden, na het eten van enige van de rode velletjes van de Amanita muscaria-paddestoel veel betere testresultaten behaalden (sommigen haalden toen zelfs een score van vijftig uit vijftig!). Ik geloof dat het wel vanzelf spreekt dat wij totaal geen belangstelling hebben voor het soort hypnotische stunts, dat in vroeger eeuwen een populair onderdeel vormde in kermisvoorstellingen, en dat de hypnose een zo slechte naam
| |
| |
bezorgde, dat men zich er pas in de laatste paar decennia weer wetenschappelijk voor is gaan interesseren. Wij zouden iedereen die zich serieus voor deze materie interesseert van harte willen aanmoedigen, maar we willen er wel met klem voor waarschuwen niet lichtvaardig te werk te gaan: een slecht hypnotiseur kan meer schade aanrichten dan een goede psychiater weer kan herstellen. De hypnose laat zien dat een individu dat in uitstekende fysieke en psychische gezondheid verkeert het willoos instrument kan worden van psychologische krachten die sterker zijn dan hij, en die hij niet kan kontroleren. De meest essentiële vereiste voor een goede hypnose is dan ook, dat er tussen hypnotiseur en gehypnotiseerde een hechte band van vriendschap en wederzijds vertrouwen bestaat.
| |
literatuur over dit onderwerp
S.J. van Pelt: ‘Hypnotism and the Power Within’ / Wehmann, Londen, 1954 |
L. Lecron: ‘Experimental Hypnosis’ / Mac Milian, New York, 1954 |
Jean Dauven: ‘Les Pouvoirs de l'Hypnose / Encyclopédie Planète, Parijs, 1964 |
Jean Dauven: ‘L'Hypnotisme, Science Précise’ / Nouvelles Editions Latines, Parijs, 1958 |
H. Baudoin: ‘Suggestion et autosuggestion’ / Delachaux et Niestlé, Parijs, 1939 |
J.H. Schultz ‘Das Autogene Training’ / Fischer, Stuttgart, 1956 |
Dr. J.A.M. Frederiks: ‘Sensore deprivatie’ / Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 108, I, 15, 1964 |
Prof. Dr. P.M. van Wulfften Palthe: ‘Isolatie en bewegingsbeperking’ / Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 108, II, 36, 1964 |
Stewalt Wavell, Audrey Butt en Nina Epton: ‘Trances’ / George Allen & Unwin Ltd., London 1966 |
|
|