LSD is het sterkst psychedelisch werkzame van een hele reeks momenteel bekende lysergzuur derivaten. Twee van deze derivaten met hallucinogene werking komen ook in de natuur voor. De zaadjes van de blauwe klimmende winde, Ipomea violacea, bevatten geringe hoeveelheden lysergzuur amide en iso-lysergzuur amide. Deze zaadjes worden door bepaalde indianenstammen uit Zuidamerika onder de naam ololiuqui gebruikt bij hun godsdienstige riten.
Ook bufotenine en dimethyltryptamine komen in de natuur voor. Het eerste vormt een aktief bestanddeel van de Amanita muscaria, de vliegenzwam, en dankt zijn naam aan het voorkomen in de huid van sommige padden uit de familie der Bufonidae. DMT is een bestanddeel van de cohoba snuif, Piptadenia peregrina, die door medicijnmannen in het caraïbische gebied wordt gebruikt om in kontakt te treden met de goden en de geesten van afgestorvenen.
De struktuur van bufotenine is precies gelijk aan die van DMT, met dien verstande dat er aan de 3 plaatsen van de indolring nog een OH-groep is bevestigd. Merkwaardig is, dat de struktuur van DMT te herkennen valt in die van LSD (zie tekening).
In de door de Azteken vereerde paddestoel Psilocybe mexicana, die zij teonanacatl, ‘het vlees van god’, noemden, bevinden zich vrij grote hoeveelheden psilocine en psilocybine. In het lichaam wordt deze laatste stof door een afsplitsen van de fosfor-groep omgezet in psilocine: