Maatstaf. Jaargang 14
(1966-1967)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 881]
| |
noud van den eerenbeemt
| |
[pagina 882]
| |
het eens is. De inhoud van deze mystieke extase en het resultaat verschillen van geval tot geval. Nochtans hebben deze ervaringen, ondanks hun subjektiviteit, in hoofdzaak zoveel gemeen, dat degenen, die ze ondergingen, bepaalde gevoelens en gewaarwordingen delen en dat ook de uitwerking op de lange termijn in grote trekken dezelfde is. De okkultist Aleister CrowleyGa naar voetnoot4 beschouwde hasjisj als de kostbaarste der hem ter beschikking staande middelen tot het bereiken van de transcendentale staat. Hij meende, dat hasjisj een ‘Vision of God face to face’ mogelijk maakte. Machtiger was volgens hem alleen het legendarische Elixir Vitae, dat een ‘Union with God’ tot stand kon brengen. Merkwaardig genoeg is dit Levenselixer, dat de adept niet - zoals algemeen werd gemeend - het eeuwige leven op aarde kon brengen, maar hem wel dichter tot een ander eeuwig leven voerde, niet in de werkplaats van een middeleeuwse alchemist ontdekt, maar kwam het als LSD-25 uit het laboratorium van een twintigste-eeuwse pharmaceutische industrie. ‘God’ is een woord - en meer niet! - voor een begrip, dat C.G. JungGa naar voetnoot5 een cirkel noemde, ‘waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is’. Jung vereenzelvigde het begrip God met het begrip Zelf en zijn leer van de Zelfverwerkelijking loopt volkomen parallel met het streven der mystieken God (in de ziel) te vinden. Hoe volkomen beide begrippen elkaar dekken, blijkt nergens zo duidelijk als in de Hindoe-filosofie waar het woord ‘Atman’ zowel in de betekenis van het Zelf als in dat van het Opperwezen wordt gebruikt. ‘Groot, heerlijk is de Geest’, zeggen de Oepanisjads. ‘Hij wekt het inzicht op tot de grootste bereiking, de Heerser, 't onvergankelijk Licht. Eén ter grootte van een duim is gezeteld in het hart van ieder wezen. Hij wordt gevormd door hart, gemoed en geest. Onsterfelijk worden, | |
[pagina 883]
| |
die hem aldus kennen. De Geest met duizendvoudig hoofd, duizend ogen, duizend voeten, bedekt de aarde rondom, allerwege...’ Die duizend hoofden, ogen en voeten zijn alle wezens hier op aarde. Samen en toch ieder voor zich zijn zij deze Geest, die verdeeld is in zijn eenheid en tegelijkertijd één is in zijn verdeeldheid. Het is mijn ervaring, dat LSD een middel kan zijn om een staat te bereiken, waarin men zich de alomtegenwoordigheid en tegelijkertijd het deel-uit-maken van deze Geest/God/Iets, van dit AI/Opperwezen/Hoogste (noem het zoals U wilt) op weergaloze wijze bewust wordt. Tegelijkertijd ervaart men op onvergetelijke manier de verbondenheid van alle levende en dode dingen om ons heen en beseft men de betekenis van wat indische Boeddhisten de Dharmadhatu, het ‘Web van kristal en edelstenen’, noemen. De kosmos wordt door hen voorgesteld als een immens web van kristal en edelstenen, dat met dauw bedekt is en waarvan iedere edelsteen een lot, een ding of een gebeurtenis is, dat door al de andere stenen in al hun facetten wordt weerkaatst. Het is onmogelijk ook maar iets van dergelijke ervaringen op bevredigende manier onder woorden te brengen. Wat er van kan worden weergegeven, komt waarschijnlijk niet boven een curieuze anekdote uit. Daarbij is het bovendien nog een volkomen subjektief relaas, dat zich aan iedere kontrole onttrekt en waarvan niets bewezen kan worden. Misschien zou het beter zijn er in het geheel niet over te praten en in plaats van een beschrijving van de ervaring alleen maar, wat Zen noemt, een ‘donderende stilte’ te laten volgen. Ter illustratie en verduidelijking van het bovenstaande niettemin hierbij twee eigen ervaringen. In de zomer van 1965 vond na gebruik van 250 microgram LSD een volkomen ego-verlies plaats. Ik bevond mij op dat ogenblik op een duintop. Bij het ‘ontwaken’, ongeveer anderhalf uur na het gebruiken van het middel, was mijn ‘ik’, zoals ik dat kende, verdwenen. Ik zat op het duin, maar was tegelijkertijd de wolken boven mij en het dal aan mijn voeten, de omringende bossen en het gras, maar toch ook mijzelf. Op enkele tientallen | |
[pagina 884]
| |
meters afstand liepen een paar mensen voorbij en ik voelde hoe zij door mij heen liepen - iets, dat ik op dat moment niets bijzonders vond, want ik was immers alles en alles was ik. Van over de zee kwamen wolken aandrijven, voortgejaagd door een stevige wind. De wolken dreven door mij heen en de wind joeg daarbij met een gezoem, dat alle andere geluiden overstemde, ook dwars door mij heen. Opeens wist ik, dat die wind, die uit zee bleef waaien, de Roeach Elohim was, de Adem Gods waarvan de bijbel spreekt. Het was een onbeschrijfelijke gewaarwording, die fysiek pijn deed; zo erg zelfs, dat ik meende te zullen sterven omdat de verrukking zo groots en tegelijkertijd zo ondraaglijk was, dat geen mens hem lang kon verduren. Volkomen in vervoering ging ik het duin af en zag de wereld om mij heen zo nieuw, zo volkomen in harmonie en zo volmaakt, dat het leek alsof er opeens een sluier van de dingen was getrokken. In al de weken en maanden, die volgden, is mij steeds het besef bij gebleven, dat God door mij heen had geblazen. Enige tijd later bracht een dosis van 125 microgram LSD mij een - logische - stap verder. Nadat God (om mij, bij gebrek aan beter, maar tot dat woord te bepalen) zich eerst in al Zijn grootsheid als de ‘Geest, die waait waar Hij wil’ op die middag in de duinen had gemanifesteerd, volgde nu een ervaring, die mij Zijn wezen, dat de eenheid en verbondenheid van alle dingen is, deed ondervinden. Nadat ik de dosis had genomen, lag ik een tijdje met gesloten ogen op een bank. Het was toen alsof mijn ogen terugweken in mijn hoofd en zich daarna negentig graden draaiden, zodat ik in mijn lichaam kon kijken. Wat ik toen zag, was een grenzeloze, met sterren bezaaide nachthemel; een universum in mij. Het was de weerspiegeling van de makrokosmos van het AI in de mikrokosmos van de mens en een illustratie van de hermetische stelregel, dat hetgeen boven is, ook beneden is. Later, tijdens een wandeling door de velden, zag ik plotseling, op onmogelijk weer te geven wijze, de alles omvattende eenheid van de wereld om mij heen en mijn plaats in die eenheid, die | |
[pagina 885]
| |
God was. Ik zag een nieuwe, onbeschrijflijke werkelijkheid; de werkelijkheid van het ‘Web van kristal en edelstenen’ waarin ieder lot van mens, dier, plant of ding, verbonden is met het lot van al het andere. Ik onderging die eenheid niet met mijn hoofd, maar met mijn hart. Tegelijkertijd trok het verstand echter uit de ondergane gevoelens zijn konklusies. Dit keer was het niet, zoals bij de voorgaande ervaring, een konfrontatie met het Opperwezen, maar een er-volkomen-in-opgaan, een versmelting ermee. Ondanks deze geestelijke eenheid verlangde ik toch heel sterk naar een nog volkomener versmelting waarin ik blijvend zou worden opgenomen. Tegelijkertijd besefte ik echter, dat dit pas bij mijn dood zou plaats vinden en ik begreep, dat de dood daarom ook een beloning moest zijn. Ik wist, dat dit alles wat om en in mij was, dat was, dat wij bij gebrek aan beter ‘God’ noemen en dat dit Hoogste zich in mij en in alles om mij heen manifesteerde: een eenheid opgaand in veelheid en een veelheid opgaand in eenheid. ‘Aan alle kanten heeft Het handen en voeten, ogen, hoofden en aangezichten. Aan alle kanten in de wereld hoort Het; alle dingen omvat Het’, zegt de Bhagavad-Gita. Het zicht op deze werkelijkheid achter de alledaagse ‘werkelijkheid’ bleef mij dagenlang bij. Een paar dagen lukte het me alles te blijven zien zoals ik het die middag tijdens die wandeling had gedaan. Toen verdween het langzaam, naarmate ik weer in beslag werd genomen door alledaagse beslommeringen. Over de wonderlijk mooie wereld waarin iedere boom, ieder mens, van een nimmer vermoede volmaaktheid was en opging in die nooit vermoede eenheid, kwam weer een sluier te liggen. Later bemerkte ik echter, dat ik, als ik dat wilde, die sluier nu ook zonder de hulp van LSD kon wegtrekken en door een simpele wilsinspanning de werkelijkheid kon ondergaan als tijdens die wandeling. Ik ben er nu van overtuigd, dat wij in het leven van alledag nog geen tienduizendste deel van de werkelijkheid zien, zoals die is. Verlangens, begeerten en onverschilligheid zijn de oorzaak, dat wij het zicht op de ware werkelijkheid verloren hebben en ons tevreden stellen met iets, dat wij voor ‘werkelijkheid’ aanzien, maar dat zich tot de | |
[pagina 886]
| |
echte realiteit verhoudt als een gekleurde foto van een landschap op een kalender tot het landschap zoals dat er in werkelijkheid uitziet. Veel mensen verzetten zich ertegen, dat deze en andere ervaringen zo gemakkelijk langs ‘kunstmatige weg’ verkregen kunnen worden, maar dat yogi's jarenlang zware oefeningen moeten doen voor zij het ego-verlies bereiken, dat tot ‘Samadhi’, het opgaan in het AI, voert. Om van de onmenselijke verstervingen van de middeleeuwse mystieken maar niet te spreken. Is het mogelijk dezelfde resultaten te bereiken als de yogi's en de mystieken, simpelweg door een dosis LSD te slikken? Afgezien van het feit, dat de zware yoga-training en het doden van alle lichamelijke verlangens, zoals dat bij de ascese gebeurt, mijns inziens even ‘kunstmatig’ zijn als het slikken van een dosis LSD, is er nog een heel andere factor. De mystieke extase, die een gevolg is van het ego-verlies, is in zich niets bovennatuurlijks. C.G. JungGa naar voetnoot6 heeft de komponenten nauwkeurig beschreven. Cohen citeert in zijn hierboven genoemd boek de indische mysticus U.A. Asrami, professor in de natuurwetenschappen aan de universiteit van Benares, die in zijn Synthesis of Science and Mysticism schrijft: ‘the modern techniques of scientific research could be helpful in determining the limitations, the after effects and the utility of the mystical experience. It seems to me that the time has come when a study of this kind becomes imperative... If mysticism and mystical experience can be freed of their “supernatural” connotations, there is no reason why modern science cannot acknowledge and even absorb them into its domain. If the religious man will, on his side, submit to a scientific definition of mystical experience, there is nothing to prevent the building of a bridge between science and mysticism’. Indien men afziet van een bovennatuurlijke herkomst van de | |
[pagina 887]
| |
mystieke extase, is het niet moeilijk te aanvaarden, dat de uitwerking van jarenlange oefeningen en een jarenlange ascese op lichaam en geest dezelfde kan zijn als de uitwerking van een dosis LSD. Aan al onze gewaarwordingen en gevoelens liggen immers uiteindelijke chemische veranderingen in ons lichaam ten grondslag. Bovendien gaat het in dit geval om het resultaat en niet om de middelen waarmee dit resultaat wordt bereikt. Om op een bergtop van het uitzicht te genieten, kan men die berg moeizaam beklimmen, maar men kan ook de kabelbaan nemen. Het uitzicht blijft in beide gevallen hetzelfde. De gedachte, dat een ervaring die het resultaat is van het nemen van een dosis LSD(of een ander psychedelisch middel), inferieur zou zijn aan een soortgelijke ervaring, die de vrucht is van een langdurige yoga-training, komt uitsluitend voort uit het er al van jongsaf bij ons ingehamerde denkbeeld, dat een goed resultaat enkel en alleen na het overwinnen van veel en uitputtende moeilijkheden bereikt kan worden. ‘Ohne Fleiss kein Preis’. Dat het er zowel bij LSD-ervaringen als bij yoga-ervaringen uitsluitend om gaat wat er in de betrokkene leeft, wordt over het hoofd gezien. ‘Om goud te maken, moet men eerst goud hebben’, zeiden de aichemisten. Thomas van Aquino schreef: ‘wat men ontvangt, ontvangt men in overeenstemming met de natuur van de ontvanger’. Er zijn mensen, die ondanks een leven vol yoga-oefeningen geen ‘goud’ kunnen maken. Er zijn anderen, die enkele uren na het nemen van een dosis LSD inzicht krijgen waar velen - met of zonder yoga, met of zonder LSD - een leven lang naar blijven haken. Het gaat er in laatste instantie om wat men is; niet om wat men wil bereiken. De inhoud van de mystieke ervaring, die door LSD kan worden verkregen, is identiek aan de ondervindingen van christelijke en niet-christelijke mystici, maar ook aan de mystieke ervaring, die Arthur KoestlerGa naar voetnoot7 louter als resultaat van zware geestelijke spanningen deelachtig werd. De vereniging met datgene, dat wij God noemen, wordt door Theresia van Avila - met Johannes van het Kruis wel de grootste der christelijke mystici - aldus beschreven:Ga naar voetnoot8 ‘laten we zeggen, | |
[pagina 888]
| |
dat de vereniging geschiedt op de wijze als wanneer de uiteinden van twee kaarsen zo uiterst dicht bij elkaar worden gebracht, dat beider licht maar één licht vormt of pit, licht en was maar één geheel uitmaken; men kan later heel goed de ene kaars van de andere scheiden, zodoende dat er twee uiteinden zijn, of ook de pit ontdoen van de was. Hier is het, alsof het water des hemels valt in een rivier of bron, waar alles één water wordt en men niet kan onderscheiden of scheiden, wat het water is van de rivier en wat van de hemel is gevallen. Het is ook, alsof een klein beekje uitmondt in de zee; ook dan is er geen middel om beide te scheiden. En evenmin, als in een helverlichte kamer het licht door twee vensters binnen komt: al komt het er gescheiden binnen, het wordt alles één licht’. De ierse mysticus George William Russell gaf, schrijvend onder het pseudoniem AE,Ga naar voetnoot9 een beeld van het ‘many-coloured land’, waar ‘every flower was a thought. The trees were speech. The grass was speech. The winds were speech. The waters were speech’ en probeerde, worstelend met woorden en beelden, die dat wat hij er zag toch niet konden weergeven, zijn eenwording met de Godheid te beschrijven. Het gaat hier om ervaringen, zo groots, zo volkomen buiten het bereik van het conventionele, dat woorden te kort schieten en hoogstens in staat zijn een vertekend en onvolledig beeld te geven. De Zen-meester Djui-dschi had de gewoonte vragen, die hem werden gesteld over het wezen der dingen, niet met woorden te beantwoorden, maar als antwoord alleen zijn wijsvinger op te steken. Toen hij op zijn sterfbed lag, verzamelde hij de monniken om zich heen en zei: ‘van mijn leraar Tien-lung heb ik het Een-vinger-Zen overgenomen. Mijn leven lang heb ik het beoefend en het toch niet uitgeput. Wilt ge weten wat | |
[pagina 889]
| |
het geheim ervan is?’ Hij hief zijn wijsvinger op en stierf. John Blofeld,Ga naar voetnoot10 een van 's werelds belangrijkste autoriteiten op het gebied van het Boeddhisme, twijfelde aan de trancendentale ervaringen, die Aldous HuxleyGa naar voetnoot11 met Mescaline had opgedaan en gebruikte daarom zelf een dosis van het middel. Zijn reaktie is voor ieder, die zelf de ervaring heeft gehad, herkenbaar: ‘...reality can be viewed as a whirling mass of light, brilliant color, movement and gaiety coupled with unutterable bliss; those who experience it cannot refrain from laughing cries of “Yes, yes, YES! Ha ha ha! That's how it is! Of course, of course!” (I felt as though, after many years of anxious search for the answer to some momentous problem, I was suddenly confronted with a solution so wholly satisfying and so entirely simple that I had to burst out laughing. I was conscious of immense joy and of incredulous amazement at my own stupidity in having taken so long to discover the simple truth.)’ Deze zelfde reaktie moeten ook de wijdelingen bij de Eleusinische Mysteriën hebben gehad wanneer hen na het drinken van een drank met psychedelische uitwerking opeens de grote zin en samenhang der dingen en de verdeeldheid in eenheid en eenheid in verdeeldheid van het AI werden geopenbaard. Van hen en van ieder, die de psychedelische ervaring in zijn volle diepte heeft leren kennen, kan gezegd worden, dat zij na afloop niet meer dezelfde waren als voor de ondervinding. Een van de merkwaardigste verschijnselen in de westerse samenleving is, dat iedere daad, die gesteld wordt, geacht wordt tastbare resultaten af te werpen. Alles wat we doen, moet (liefst materieel) nut hebben. Handelingen, die gesteld worden zonder dat het oog op een bepaald te behalen resultaat wordt gericht, zijn zinloos, doelloos en nutteloos en daarom uit de boze. Het | |
[pagina 890]
| |
heeft weinig zin om over het ‘nut’ van de mystieke ervaring te argumenteren. Mensen, die alleen maar tastbare resultaten willen zien, zullen zich niet laten overtuigen. Niemand, die de ervaring heeft leren kennen, kan een success-story vertellen, die hen bevredigt. Toch is de reis door de innerlijke Ruimte van het allergrootste belang. Hij, die de tocht aandurft en ‘goud bezit om goud te maken’, zal een nieuwe, onvermoede werkelijkheid ontdekken; hij zal het goddelijk spel ontwaren waarin, volgens de Hindoe-mythologie, Shiva zichzelf vergeet. Hij zal het ‘many-coloured land’ van George William Russell bereizen en de zeven kamers betreden in het ‘kristallen kasteel der ziel’ van Theresia van Avila en iedere volgende ervaring zal voortgaan waar de vorige eindigde. Na verloop van tijd zal hij in staat zijn op eigen kracht de grauwe sluier weg te trekken, die de ware werkelijkheid aan het oog onttrekt. Hij zal dan een verborgen deur vinden, waardoor hij ook op eigen gelegenheid naar het ‘many-coloured land’ kan terugkeren. Het belangrijkste, dat hem wordt gegeven, is echter inzicht. Inzicht in wat werkelijk belangrijk is en wat niet. Inzicht in de betrekkelijkheid van hoogst belangrijk geachte zaken. Inzicht in het eigen Zelf. En ten slotte: inzicht in het antwoord op de drie vragen, die de mensheid immer bezig hielden - waar komen we vandaan? Wat doen we hier? Waar gaan we heen? |
|