te staan’. In de tussenliggende aan hem bestede 21 regels hebben we voor het eerst iets over Mihajlov vernomen, o.a. dat hij ‘ in hoog tempo redakties van binnen- en buitenlandse bladen zijn open brieven, verklaringen, protesten en analises’ stuurt en dat het amerikaanse Freedom House zich met ‘de zaak’ is gaan ‘bemoeien’.
Broekmeijer gaat den op visjinskiaanse wijze verder en draagt nu zelfs door Mihajlov niet-verrichte handelingen als bezwarend aan: ‘Heeft hij een bijdrage geleverd toen in de herfst van 1964 (...) aan de orde werd gesteld? Mihajlov was toen nergens. Heeft hij ooit een artikel geschreven in de uiterst kritische maandbladen Praxis en Gledišta?’ Men voorvoelt reeds de retorische vragen: ‘Hoe komt hij ineens aan zijn drang? Uit zichzelf? Of wordt hij op afstand bediend?’ Ook burengeruchten worden als belastend aangevoerd: ‘De New York Times schreef dat Mihajlov niets deed om de beschuldiging te weerleggen dat hij financieel uit het buitenland werd gesteund en dat de konservatieve, pas verslagen krachten in Zuidslavië buitengewoon ingenomen waren met zijn akties’.
Het rekwisitoor dreigt nu onheilspellende vormen aan te nemen. Misschien gaat er binnen in Broekmeijer nu een belletje rinkelen. In ieder geval gaat hij nu ten opzichte van Mihajlov een mildere koers varen. Hij gaat aannemen dat Mihajlov ‘werkelijk en oprecht en uit zichzelf meent wat hij zegt’. Automatisch verklaart hij hem nu tot sukkel, tot Zadars dorpsgek zogezegd: ‘Welke goede bedoelingen subjektief Mihajlov en de zijnen ook mogen hebben of denken te hebben, objektief zal hun beweging het verzamelpunt worden van alle oppositie, ook de zwartste reaktie zal dankbaar de sociaal-demokratie omhelzen, dat is een onverbiddelijke logika’.
Zo denkend leidt Broekmeijer de rechtbank dan tot zijn tweede konklusie: ‘een werkelijke demokratisering in Zuidslavië is niet gediend met een optreden van Mihajlov of met een beweging zoals die van Mihajlov’.
Hiermee is natuurlijk helemaal de noodzaak verdwenen, ook maar iets van Mihajlov's ideeën te verhalen, bij voorbeeld door een bloemlezing uit zijn ‘voortdurende missieven aan de buitenlandse pers’ te verstrekken.
Het rekwisitoor loopt nu ten einde. Broekmeijer vraagt Mihajlov