tekenen van tegenspraak 4
zeer geachte heer de vries,
Om uw brief van een antwoord te voorzien, volg ik uw tekst maar op de voet.
Ik ben het niet met u eens dat het z.g. witte fietsenplan ook maar enigszins kwa mentaliteit verwant is aan de houding van prinses Beatrix die uit haar door mij gelaakte opmerking naar voren komt. Het is mijn overtuiging dat het witte fietsenplan, mits konsekwent doorgevoerd, de enige, en bovendien goedkope mogelijkheid is om een snelle verplaatsing van grote aantallen mensen in een stad als Amsterdam in de toekomst te verzekeren. Natuurlijk zijn de enkele witte fietsen die de provo's lanceerden ‘uitnodigingen tot diefstal’, dat zit er dik in, de provo's zullen dat zelf wel hebben geweten. Het waren symbolische witte fietsen, in zekere zin een oproep tot een andere manier van denken en als zodanig een uitdaging. Maar wat te denken van duizenden witte fietsen, die na gebruik ter plekke en beschikbaar voor een volgende berijder moeten worden achtergelaten? Zou dan de behoefte aan diefstal nog zo groot zijn? Wie zal de kans op arrestatie nog willen riskeren als er om de hoek precies zo'n fiets staat die je op dezelfde manier brengt waar je wilt wezen?
Ik weet wel dat de neiging tot ‘bezit’ er goed bij ons ingekankerd zit. Er zou een goed-voorbereide inlichtende kampagne aan vooraf moeten gaan, er zouden regelingen moeten worden getroffen voor het onderhoud en ik zou er in het begin niets op tegen hebben (als tegemoetkoming aan ‘de dief in ons’) wanneer de witte fiets een duidelijk afwijkend model kreeg vergeleken bij de partikuliere fiets, zodat diefstal nog riskanter werd. Dat wat betreft de fietsen.
Mijn verdediging van de provo's heeft u de term jezuitenmoraal ingegeven. U stelt de mentaliteit van de provo op één lijn met