Maatstaf. Jaargang 14(1966-1967)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 484] [p. 484] a. roland holst [Gedichten] laatste ontmoeting In natte wind brak de dag aan toen hij haar tegenkwam. Haast was hij voorbij gegaan, maar toen hij haar waarnam bleef hij verlamd staan- zijn voorhoofd voelde klam. Over haar hing nog het rag van de nanacht, eenzaam- Het was maar vaag dat hij haar zag waar hij was blijven staan. Haar naam, die naam van weleer, riep hij in de natte wind- en, vragend, nog een keer met de naam van hun kind. Zij liep door, maar keek hem aan- Haat zint op wraak en pijn. Wie kan het lot ontgaan? Hij zag in haar ogen staan dat hun zoon zijn dood zou zijn. Angst weet geen waarheen- In natte wind, nergens vandaan, bleef hij alleen. [pagina 485] [p. 485] laatste brief Als je terugkomt woon ik aan het water waar wij elkander vonden toen je blond en wild was, en ik nu een leven later een laag huis bouwen liet. Langs de oevergrond een lange tuin, maar zonder paden, zonder perken, want later gaan wij door het gras de bloemen langs. Gewoon, als een laat wonder, zal je terugkeer zijn nu elk genas van dat elkaar tot hart- en tot hoofdbrekens kwellen. Die dwazen leven nu niet meer; al bleven groeven over als littekens, de zweer, dat oud zeer, draagt allang niet meer. Drie berken zijn hier, want van alle bomen leek geen zo op een vogel en op jou als de ijle berk. Ik weet dat je zal komen als je nog leeft en - een gebogen vrouw - dit leest. En ben je niet meer in dit leven dan blijf ik tot mij de verlengde duur zegt dat je dood bent en je hebt begeven naar de overkant en mij daar wacht, van uur en duur en van berouw voorgoed ontslagen. [pagina 486] [p. 486] Dan blijf ik hier, nooit meer ten einde raad, dag in dag uit het einde van mijn dagen alleen verbeiden, van de dageraad tot de avondval uitziende van mijn oever naar de overoever, of die smalle boot ook mij over komt zetten - late toever in het nog later zonlicht van de dood. Vorige Volgende