Nou is het op. Ik had het liever achter de hand gehouden’.
Ik vraag hem of die uitkeringen dan niet mee worden verhoogd, van jaar tot jaar. Dat gebeurt inderdaad wel, maar altijd mondjesmaat, altijd achteraf en altijd minder dan de prijzen stijgen. In dat opzicht spreekt het totaalinkomen trouwens voor zichzelf. Wel is er kans dat hij nu binnenkort, na een nieuw medisch onderzoek, van 65% opschuift naar een invaliditeit van 75 of 80%. Maar daar is het uitkijken mee geblazen, want wat er dan aan uitkering van de Stichting '40-'45 bijkomt, gaat van het staatspensioen weer af. Als je goed tussen de uitkeringsschalen in valt, kan het wat voordeel opleveren, maar de kans zit er zelfs in dat je er minder door krijgt.
Wanneer ik naar huis rijd, becijfer ik de ‘baten’ die een oud-illegaal aan zijn goede gedrag overhoudt: een paar honderd gulden minder per maand dan wanneer hij zich maar een beetje koest had gehouden, niet invalide was geworden en nu nog gewoon had gewerkt. En áls hij zijn mond eens los doet over de oorlog dan valt hij onder de groep obscure lieden ‘die maar nooit over die oorlog kunnen ophouden en die maar niet vergeten kunnen’. Achter mijn rug wonen de Duitsers. Je zou hem met hen kunnen vergelijken en dan uitrekenen dat het in een volgende oorlog de moeite niet loont om ‘goed’ te zijn.
Maar illegalen waren geen rekenaars. Gelukkig, voor ons. Vervelend, voor hem. Lages moest vrij, hij moest rustig en in vrede kunnen sterven en zo'n verdomde illegaal had zich maar met zijn eigen zaken moeten bemoeien.
Wim Gijsen