Maatstaf. Jaargang 14
(1966-1967)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hirsj Glik
| |
[pagina 3]
| |
Hirsj Glik, dichter en partizanenstrijder, werd in 1920 in Wilna geboren. Door de Duitsers werd hij naar het konsentratiekamp ‘Wajse Wake’ vervoerd. Daar schreef hij verschillende gedichten waarmee hij de prijs van het ghetto van Wilna won! In 1943 werden alle Joden uit Wajse Wake naar het ghetto van Wilna getransporteerd. Daar zag Glik kans, zich aan te sluiten bij de partizanen. In die tijd werd hij door de opstand in het ghetto van Warschau geïnspireerd en schreef dit lied, dat door de Joodse Ondergrondse tot strijdlied werd gekozen. Toen het ghetto in Wilna werd gelikwideerd, werd Glik door de Gestapo gegrepen en overgebracht naar een konsentratiekamp in Estland. Tijdens de opmars van het russische leger ontsnapte hij uit het kamp naar de omliggende bossen, waar hij omkwam in de gevechten tegen de Duitsers. komponist: onbekend
| |
[pagina 4]
| |
PartizanenliedZeg nooit dit is mijn laatste weg,
al stormt de hemel vol met nacht en wolken,
het uitgezochte uur komt naderbij,
dan dreunen onze stappen: wij leven.
Vanuit de tropen tot de stijfbesneeuwde landen
zullen wij komen met ons leed en onze pijn,
maar waar ons bloed de bodem heeft vertederd
springen moed en kracht weer in ons op.
De zon van morgen klimt over vandaag,
en met de vijand krimpt de duisternis
en zelfs al zouden zon en nieuwe dag aflaten,
dan nog stoot ons lied van geslacht tot geslacht.
Met bloed en niet met inkt is dit geschreven,
geen lied voor vogels, zingend in de vrijheid,
maar een volk zong het bij het vallen van de muren
en met de wapens in de hand.
|
|