[Nummer 1]
Bernard Goldstein/Een overlevende
Het einde van WarschauGa naar voetnoot*
‘Om ons heen ruïnes, niets dan stoffige ruïnes. Het was nauwelijks voor te stellen, dat een vernietiging zó volledig kon zijn. Mijn hele leven had zich in de levendige stroom, die door de ontelbare straten en straatjes gevloeid was, afgespeeld. Waar zijn hun vreugde en leed gebleven? Alles tot stof vergaan. Er was geen plek meer te herkennen. Alle lanen van ruïnes leken op elkaar. Wie hadden uiteindelijk de nazi's gedood? Zij, die omgekomen waren onder de omgevallen muren, zij, die tot as in de dodengraven waren geworden - of mij, die veroordeeld was mijn dagen en nachten in de kwellende herinnering aan dat wat voorbij is, verder te moeten leven?
Dit was het einde. Dit was de totale afrekening van honderden generaties van leven en opbouw, van religie, torah, vromen en vrijdenkers, zionisme, vakorganisaties, de hoop van heel een volk, deze grote ruïnemassa...
Ik keek naar dat wat eens Warschau was. Hoop voelde ik in mij opkomen en nog voel ik haar! Moge deze zee van gapende leegte opborrelen en overschuimen, moge zij de eeuwige verdoemenis over de moordenaars en rovers uitschreeuwen en moge zij voor eeuwig de schande van de beschaafde wereld verkondigen, die alles aanzag en aanhoorde en onbewegelijk en stom bleef.’