Maatstaf. Jaargang 13
(1965-1966)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 883]
| |
Jan H. de GrootGa naar voetnoot*
| |
[pagina 884]
| |
De wolfshondEen wolf die door zijn makkers werd gemeden,
omdat hij uit hun jachtspoor was gegleden,
dacht in zijn jonkheid: wacht, ik word een hond
tussen de honden van de grote steden.
Hij had het aan zijn jeugdigheid te danken,
dat hij het blaffen leerde en het janken,
het hondse huilen als de volle maan
zijn vroomheid uitdreef uit zijn holle flanken.
Hij at het brood en 't kliekje van zijn bazen
en nam een enkle keer een kip te grazen,
maar droomde trekkepotend soms des nachts
van jachten achter herten, achter hazen.
Hij won de strijd om alle loopse teven,
die jongen wierpen, vijf of zes of zeven,
met snelle poten en een felle kop...
De wolfshond werd alras tot ras verheven.
De oude zelf, vermagerd en versleten,
werd door zijn eigen zonen nagezeten;
men vond hem op een dag dichtbij het bos
met open flank, de strot kapot gebeten.
| |
[pagina 885]
| |
De jachtWij zijn twee weken lang op jacht geweest,
op berg, in dal op zoek naar 't wilde beest.
De wolven spraken echter van hun broeders;
het zwijn getuigde in dezelfde geest.
Wij zwierven dagen door het dichtste bos
en sliepen 's nachts bij hazen en bij vos;
een beer zocht grommend naar rechtvaardigheden
en maakte zich van ons gezelschap los.
Maar herten volgden steeds ons jongste spoor;
soms gingen hele roedels aan ons voor,
soms wachtten zij in 't onderhout opzijde
en lieten ons tussen hun rijen door.
Toen, thuisgekeerd, werd luid een schreeuw gehoord.
Wij vonden vrouwen op het plein vermoord
en kinderen dood tegen een stoep gesmeten,
zij leken nauwlijks in hun slaap gestoord.
Wij zijn weer weken lang op jacht geweest,
op berg, in dal op zoek naar 't wilde beest
en hebben 't tot de laatste man gevonden
en omgelegd als flessen op een feest.
|
|