Maatstaf. Jaargang 13(1965-1966)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 844] [p. 844] Ida G.M. Gerhardt [Gedichten] In den beginne Ik zet mijn verzen als een schelpdier aan in diepten waar geen sterveling mij kent; ik adem in en uit, en zij ontstaan uit stille kernen, in het element dat was van den beginne. Altijd blijft het grote stromen in mij overgaan. Ik ben alleen. Een maatgang schrijft en schrijft: ademende zet ik de mantelen aan. [pagina 845] [p. 845] Anamnesis Teruggekomen eer hij werd verwacht, over de bergen, uit het zuiderland van akkerstroken en rimpelende Nijl: de vogel met de rode poten, tureluur. Ginds heeft, wanneer het oeverriet ontsteeg het wielend roepen, in zijn ronde boot, van wilgenribben en huid de Nijlvisser het kenterend getij gespeurd en weet gehad, en niet gehad, van kleuren van een land dat hij nooit zag: een groene uiterwaard, de planten op een blauw bazalten krib, de regenwolken waar het licht door breekt. [pagina 846] [p. 846] Chinese tekening Dicht bij de waterzoom, onder een wilgeboom twee vrienden witgebaard, en op hun knieën staat een schaakbord, zwart en wit. De een verzet het paard de ander, tijdeloos, zit te glimlachen. Hij denkt. Verder de stroom af zwenkt een net dat overgaat. [pagina 847] [p. 847] De aanzegging Wees niet bevreesd wanneer de knokkel op de deur, de kort herhaalde klop van wie tot wachten nimmer was gezind, er is. Schuif weg de grendelbout en zorg dat gij uw gast rechtop begroet en, als hij zegt wat hij u zeggen moet, dat gij hem niet één woord ten kwade houdt. Hij kwam dat gij u voorbereiden zoudt. [pagina 848] [p. 848] Rietveld † Toen zonk het potlood, schetsende op schaal. Een siddering vaart door het skelet van staal en het betonblok. Rondom rouwt de Domstad om wie ontviel, de maker integraal. [pagina 849] [p. 849] Voor dag en dauw In memoriam M. Nijhoff Wel elke ochtend ligt de dauw over uw verzen, als dien dag dat morgenlijk uw hand hen schiep. De donkere wereld merkt het nauw, maar wie niet tot de morgen sliep leest tussen maan en dageraad de bladzij die hij eenmaal zag en sedert leest met de ogen dicht. ‘Er staat geschreven wat er staat’. En wat uw hand heeft aangeraakt, thans is het aan uzelf verricht: de dag, die uit de nacht ontwaakt, de dauw, het ongerepte licht. Vorige Volgende