Maatstaf. Jaargang 13(1965-1966)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 841] [p. 841] [Nummer 12] A. Roland Holst [Gedichten] Nomade geworden Na jaren lang alleen omzwerven in den vreemde in dat oud dorp terug te komen waar hij jong was en sterk, maar minder sterk dan hij als een verweerde nomade nu geworden is, de dood voor ogen met open willekeur bewapend... een bevreemdend laat avontuur dat zich verzwegen in hem afspeelt, een vreugde die, verwoord, maar leiden zou tot aanstoot bij wie in de aangeschoven kring zich liefst bekreunen om wat verhandelbaar geluk. In de dorpsherberg begroeten hem, verrast en vriendelijk, bekenden van jaren her en zitten bij hem aan en vragen wat hij al zo gedaan heeft, waar hij woonde, wat hij bereikt heeft. En terwijl hij er maar wat omheen praat en het gesprek maar liever op hun nering, hun gezinnen, hun hebben brengt en houden, geeft hij nog een rondje en kijkt zo nu en dan naar buiten, naar de bomen rondom de brink, en zit terug te leven naar de vervlogen dagen en de tochten door de duinen, en de bevrijding als zijn naakt lijf door de branding besprongen werd en neergeslagen werd. Op eenmaal weet hij voorgoed dat vreugde geen geluk verdragen of dulden kan. Hij rekent af, en neemt zijn afscheid, en gaat. Maar als hij op de brink kinderen ziet spelen die na zijn tijd in dat oud dorp werden geboren, verdwijnt de wereld in het zijn, want - helderziende - valt dit weg tegen dat: de slotsom blijft verwijzen naar de bijslaap en naar de wieg, en naar een deur die [pagina 842] [p. 842] - nog op een kier - leidt naar waar buiten in een sneeuwlaag voetstappen stonden - een voorvader die kwam kijken? of een van de vergeten goden? - blijft verwijzen naar het zacht sussen, neuriën, en het ontbloten van de overvloed, de blanke, en naar de gulle tepel, en naar dat eerste drinken... alles wat teloorgaat als 't even later binnenshuis verdonkremaand wordt en keurig opgedoekt, zoals het hoort. Vergeet het: zo en niet anders valt er in de doende drommen wel eens wat uit en geeft een open vrijgeleide aan een, tot vreugde voorbestemd, dwars door de jammer, ook voorbestemd. Maar hier, nog niet eenzelvig, ravot hij met de kindren die nog niet besmet zijn. Hij die nomade werd, haalt zijn verweerde hart er aan op, en loopt dan het dorp door; de buitenwegen brengen hem langs het erf en het klein dak waaronder hij eenmaal leefde en liefhad. Er brandt licht, er wonen nu andre mensen, en zo hoort het... [pagina 843] [p. 843] Boortoren te Bergen N.H. voor Jacob van Reenen Dien avond stonden wij als overmand waar zienderogen aarde's ingewand vlam vatte en hoog uitsloeg. In lichtelaaie lag het landschap tot aan de duinenrand. Zo hoort het Doelloos en ver voorbij de burgerschap, een vogelachtige. Wie haar verstonden keren zich tegen nijd en achterklap. Zij zijn en blijven haar trotse waakhonden. Vorige Volgende