van dat moderne spul het min of meer gedaan hebben. Nu is dat, in tenminste één geval, een volstrekte leugen. Die uitgever zond na één verzoek in 1965 een 8-tal titels, variërend van heel lichte kost tot literatuur, waarvan er totnutoe één werd besproken. En hoe!
Misschien is er wel een reden waarom uitgevers, die de potentiële markt van zoveel christelijke bibliotheken toch niet lichtvaardig zullen versmaden, hun boeken niet insturen? Wat voor namen lezen we al zo aan nederlandse romanschrijvers in de index van 1964? Daar zijn present: M. Apperloo, Cor Bruijn, Mia Bruyn-Ouwehand, Eibert Bunte, K.v.d. Geest, Harriët Hoppen, Jongejan-de Groot en vele, vele anderen.
Mijn moeder, en misschien ook wel de uwe, heeft nogal wat van die auteurs verzameld en drie van de vier keer gaat het zo: in het eerste hoofdstuk, eerste tekening van personages, het dampend vee en het jaargetijde. Tweede hoofdstuk: de boer (al wat ouder, jazeker) werpt zich op de deel een puts water over het slaperige hoofd, maar daardoor nauwelijks bekoeld stuurt hij zijn bandeloze dochter om een verhouding met de knecht (nou ja, verhouding? maar ze mogen mekaar, da's zeker) de wijde wereld in. Sindsdien gaat het op de boerderij beduidend slechter. Er komt een begrijpende dominee opdraven en ook de vrouw van de boer vindt het te kras (‘Ie bint te 'ard, Klaas-Jan, Den Heere stao oe bie’), maar de boer vindt van niet en alle hoofdstukken door blijft hij Den Heere voor iedere futiliteit luidkeels of in de pet mompelend aanroepen. Tot hij zich in het laatste hoofdstuk op zijn sterfbed verzoent met knecht en dochter. Hij ligt er dan meestal al wasbleek of perkamentachtig bij, zijn knokige handen gaan rusteloos over het gesteven laken. Nadat zijn ogen nog eens allen aankijken en hij drie regels de tijd heeft gehad om iets aan Den Heere en de omstanders te zeggen, valt hij krachteloos terug in het kussen, het rochelen houdt op, zijn trekken ontspannen zich en het lijkt alsof er een grote vrede over hem is neergedaald, wat wel niemand zal willen tegenspreken.
Terug naar de index. Wie staan er allemaal niet in? Andreus (ja, toch, een kinderboek) Bernlef, Campert, Claus, Heeresma, Kouwenaar, Mulisch (ja, toch, de zaak 40/61, kan ook geen kwaad), Van het Reve, Wolkers, nou ja, iedereen niet. Zou dat echt aan die uitgevers liggen, die maar niets sturen? Laten we maar eens achterin bij de besprekingen kijken. Daar worden in de drie nummers, die ik voor mij heb lig-