Maatstaf. Jaargang 13
(1965-1966)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 707]
| ||||
| ||||
Algemene regie-aanwijzing
De een-akter kan misschien het best gespeeld worden als een soort kruising tussen een groteske en een ritueel.
| ||||
Regie-aanwijzingen
Vooral in het begin moeten de monologen - en de zinnen waaruit zij bestaan - en later de dialogen niet al te snel achter elkaar worden gezegd; het hanteren van de witkwast dient voor pauzes en ‘interpunktie’ te zorgen.
De witters spreken een soort Algemeen Onbeschaafd, dit echter vooral niet te sterk aangezet. (Het liedje ‘O, mooie oude toren’ is van Louis Davids en Margie Morris, Uitgever J. Poeltuyn. Het liedje: ‘Hij had haar lief met hart en ziel’ wordt aan Koos Speenhoff toegeschreven; het is echter nooit gepubliceerd.)
Decor: een linkerzijwand, wit; een achterwand, wit, met middenin een witte deur; een rechterzijwand, wit. Een planken vloer. Wat oude kranten uitgespreid op de vloer. Rechts liggen wat losse planken.
| ||||
[pagina 708]
| ||||
Als het doek opgaat, is er niemand op het toneel. Dan komt de eerste witter door de deur middenachter op, met pot witkalk en trap. Hij heeft enige moeite om de trap door de deur te krijgen. Hij heef een wittersoverall aan. Hij zet zijn trap vanuit de zaal gezien links voor neer, klimt er op en begint te witten. Er behoeft niet met echte witkalk gewerkt te worden: het loutere hanteren van de kwast dient voldoende illusie te geven.
Na enige tijd komt de tweede witter door de deur middenachter op. Ook hij heeft enige moeite om zijn trap door de deur te krijgen. Ook hij draagt een wittersoverall. Hij zet zijn trap rechts voor neer, klimt er op en begint te witten. Gedurende enige tijd heerst er stilte, daarna:
eerste witter
[voor zichzelf, terwijl hij even met de hand over de muur strijkt]
Mooi muurtje. Glad als een babyhuid.
tweede witter
[voor zichzelf, terwijl hij even met de hand over zijn stuk muur strijkt]
Fijn muurtje. Glad als een mooierrieidenhuid. Trekt lekker in ook.
eerste witter
[Al wittende, pratende tegen de muur]
Mooi zomertje buiten. Allemaal bloemen in de plantsoenen. Dahlia's. Rozen. Allemaal kleuren.
[pauze]
Maar wit is ook mooi.
tweede witter
[al wittende, tegen zijn muur pratend]
Warm buiten. Echt augustus. Allemaal zomerjurken. Met allemaal bloemen d'r op. Rozen, dahlia's...
[Hij pauzeert even]
Maar mooi wit is ook niet lelijk.
eerste witter
[steeds tegen de muur pratend]
Je hebt trouwens ook witte rozen.
tweede witter
[steeds tegen de muur pratend]
Je ziet ze trouwens ook wel in witte jurken. Of een wit bloessie.
eerste witter
[als voren; zucht]
Ik voel me nog niks lekker. Al dat gezuip gisteravond. 't Hele weekend trouwens. 'k Had beter met
| ||||
[pagina 709]
| ||||
m'n skoetertje naar buiten kunnen gaan.
tweede witter
[als voren; zucht]
'k Voel me nog zo beverig als een ouwe hond. De hele nacht bij die meid in bed. En de nacht d'r voor ook al. 'k Had beter lekker thuis kunnen blijven.
eerste witter
[a.v.]
't Is niet-goed, hè, al dat drinken. Maar wat moet je? Een gezin heb ik niet. Mij niet gezien.
tweede witter
[a.v.]
Ik wil een kind van je, zei ze. Maar dat zeggen ze allemaal. Ouwe truuk. Mij niet gezien.
eerste witter
Maar roken is nog slechter. Volgende week-end ga'k maar naar de bossen. Goed tegen de kanker.
tweede witter
Maar van mij kèn ze 't. Maar volgend week-end blijft Jan lekker thuis. Wat zal ze de kanker in hebben.
eerste witter
Je kan toch maar fijn doen wat je wil, hè, als vrije jongen. Overal naar toe. En iedereen de zenuwe. En je kan nog es hogerop. Een paar avondcursussen...
[terwijl hij het woord: hogerop, zegt, daalt hij in verband met zijn witterswerkzaamheden juist de trap af]
tweede witter
Trouwen wou ze natuurlijk ook. Willen ze allemaal. Je snapt 't niet, hè. Hoe lager je ze grijpt
[bij het woord: lager geeft hij juist met zijn kwast een veeg helemaal bovenaan de muur]
, hoe hoger krijgen ze 't in hun kop.
[Onder de laatste woorden daalt ook hij nu een stuk de trap af. De witters staan weer op gelijke hoogte]
. Ik ben nog te jong, zeg ik dan altijd maar.
[Ze spreken dus steeds voor zichzelf, niét tegen elkaar.]
eerste witter
Niet dat ik geen witter wil blijven. 't Is een mooi vak. 't Heeft iets moois, zo'n zuiver witte muur.
tweede witter
Op m'n vijftiende had ik al een druiper. De zuivere waarheid. Niks om trots op te zijn. Maar ze laten me niet met rust. Alleen als ik wit, dan heb ik rust. | ||||
[pagina 710]
| ||||
[De witters staan nu op de grond en witten de onderkant van hun stuk muur. Daarna bekijken ze hun werk]
eerste witter
Toch een mooi stukkie muur.
tweede witter
[dromerig]
Een echte maagd, zou dat nou lekker zijn?
[De witters verplaatsen hun trap een eindje, klimmen er op en beginnen weer te witten]
eerste witter
[begint tegen de muur te zingen]
O, fijne Westertoren, hoog in de blauwe lucht.
[Spreekt]
Zong m'n vader altijd. Hij kwam uit Breda. Net als m'n moeder trouwens.
tweede witter
[begint tegen de muur te zingen]
Hij had haar lief met hart en ziel, hij kon niet helpen dat zij beviel, dat 't zover had motte komme, o potverdomme.
[Spreekt]
Zong m'n moeder altijd. Ze kwam van Kattenburg. Net als m'n vader trouwens.
eerste witter
[zingt]
Aan jou wijd ik mijn zangen, mijn zang, mijn lach, mijn zucht.
tweede witter
[zingt]
Ze heeft 't an d'r moeder verteld, die schold haar slet doch gaf haar geld, ze had 't al maandenlang an zien komme, o, potverdomme.
eerste witter
[zingt]
Jij kent onze diepste geheimen, onze wens, ons verdriet en nog meer.
[Spreekt]
Willy Alberti zingt 't nou ook weer. Aardig stemmetje. Maar 't zou vòller kunnen.
[Hij zingt zelf met volle stem:]
Jij...
tweede witter
M'n vader hield niet van zingen. Nergens hield ie van. Alleen van z'n eigen.
eerste witter
[zingt]
...speelt alleen maar je klokkenspel en kijkt zwijgend op ons neer.
tweede witter
[zingt]
Ze werd naar 't hospitaal gebracht, daar stierf zij nog diezelfde nacht, de smeerlap stuurde haar nog blomme,
| ||||
[pagina 711]
| ||||
o potverdomme.
[Spreekt]
En als 't uit was, dan huilde ze. Me moeder.
eerste witter
M'n vader, die zong vol. En nooit ophouwe. Nol de Zanger noemden ze 'm.
tweede witter
Een rotzak, m'n vader. Ik heb nooit meer iets van 'm gehoord.
eerste witter
Ze hebben nou een eigen huissie. Van 't Bouwspaarfonds. In Breda.
tweede witter
Gelukkig dat ik altijd 't fonds voor d'r betaald heb. Ze ligt nou goed waar ze ligt.
eerste witter
Hoe laat zou 't zijn?
tweede witter
Hoe laat zou 't zijn?
[Ze pauzeren, kijken gelijktijdig op hun horloge en beginnen, staande op hun trap, een sjekkie te rollen]
eerste witter
M'n eerste vandaag. Ieder uur één. Toch nog vijftien per dag.
tweede witter
M'n eerste vandaag. Vanmiddag een paar sigaartjes. Vanavond een pijp.
eerste witter
[geeft zichzelf vuur]
Als ik een uur eerder naar bed ga, zijn 't er maar veertien.
tweede witter
[geeft zichzelf vuur]
Vrouwen houwen d'r van. Een pijp.
eerste witter
[begint weer te witten, sigaret in mondhoek, altijd tegen de muur pratend]
Zou je nou ook tuinman kunnen worden met zo'n avondcursus? Of kweker? Ken je nog rijk worden ook.
tweede witter
[begint weer te witten, sigaret in mondhoek, altijd tegen de muur pratend]
Als ik rijk was, dan kocht ik een jacht. Met
| ||||
[pagina 712]
| ||||
allemaal kajuiten. Luxe kajuiten. En aan dek allemaal vlaggetjes. Overal.
eerste witter
In Breda was d'r een tuinman die stond urenlang te lullen tegen z'n planten. Kwamen ze mooier op.
tweede witter
En de mooiste wijven, natuurlijk. Geen gelul. Met zo'n jacht willen ze zó wel.
eerste witter
[met enige stemverheffing]
En als je 'n nieuw soort roos uitvindt, verdien je meteen duizenden guldens.
[Zachter nu: de magie van zijn naam]
De roos van Kees. De Cornelisroos.
tweede witter
[met enige stemverheffing]
En m'n jacht vernoem ik gewoon naar m'n eigen.
[Zachter nu: de verdubbeling van zijn naam]
De Jan Willem.
eerste witter
Zou je dahlia's ook een naam kunnen geven?
tweede witter
Zou je 'n echte eigen scheepsvlag mogen voeren?
eerste witter
De Cornelisdahlia? Zuiver wit met een geel, een geel...
tweede witter
De vlag van de Jan Willem Eén... Zuiver wit... met een rood, een rood...
eerste witter
Met een gouwen spikkel van binnen.
tweede witter
Met twee rooie dòlken d'r in. Gekruist.
eerste witter
[schreeuwt tegen de muur]
De Cornelisdahlia!
tweede witter
[schreeuwt tegen de muur]
De Jan Willem Eén!
[De twee witters zijn onderaan hun trappen gekomen. Ze beginnen de onderkant van hun stuk muur te witten. Wanneer zij daarmee klaar zijn, zegt de eerste witter:]
eerste witter
Toch een mooi stukkie muur. | ||||
[pagina 713]
| ||||
tweede witter
[kijkt naar zijn eigen stuk muur]
En het dek helemaal wit, natuurlijk.
eerste witter
[tegen zijn muur sprekend]
Gaaf.
tweede witter
[maakt een vertikale beweging met de vlakke hand tegen zijn muur]
Elke morgen schóóngeschrobd.
eerste witter
[maakt zwevende vertikale geste opwaarts]
Puur maagdelijk.
[Ze verplaatsen hun trappen weer, klimmen erop en beginnen weer te witten]
tweede witter
[tegen de muur sprekend]
Kees.
[Kees antwoordt niet]
Kees!
[idem]
Kees!!
[idem]
Ben je nog kwaad?
[idem] [Hij spuwt z'n dode eindje sigaret weg]
Nou, verrek dan!
eerste witter
[spuwt eveneens zijn eindje sigaret weg, zonder echter om te zien]
Ja, ik ben nog kwaad.
tweede witter
Maar Jezus, Kees. 't Is al veertien dagen geleden. En we kenne als maats toch niet blijven doen of we mekaar niet zien!
eerste witter
Ik had je allang gezien.
tweede witter
Met je rug zeker.
eerste witter
Ja, met m'n rug.
[Regie-aanwijzing: hoewel de witters nu met elkander praten, blijven ze toch steeds met hun gezicht naar de muur gewend.]
tweede witter
Kom nou, Kees. Zo mooi was ze niet.
eerste witter
Nee.
tweede witter
En ze wou zelf. | ||||
[pagina 714]
| ||||
eerste witter
Ja.
tweede witter
Ze liep me zelf achterna.
eerste witter
Ja.
tweede witter
En je had 'r toch nooit tegen kunnen houwe.
eerste witter
Nee.
tweede witter
En mij kan je 't niet kwalijk nemen.
eerste witter
[gromt wat]
tweede witter
Zeg nou zelf.
eerste witter
[gromt wat]
tweede witter
En ze was oud en wijs genoeg. Ze was geen twálef!
eerste witter
Nee. Ze is zestien.
tweede witter
Nou dan.
eerste witter
Maar m'n eigen zuster!
[met militaire stem]
En als uw buurman nu eens uw huis binnenbreekt om uw ouders te vermoorden en uw zuster te verkrachten?
tweede witter
Hé! Heb jij ook dienst geweigerd?
eerste witter
[haalt zijn schouders op]
tweede witter
Maar je buurman ben ik niet.
eerste witter
Nee, maar wel m'n maat.
tweede witter
En je ouders ken ik niet.
eerste witter
| ||||
[pagina 715]
| ||||
Waar slaat dàt nou op?
tweede witter
En je zuster heb ik niet verkracht.
eerste witter
[gromt wat]
tweede witter
Dat hoefde niet.
eerste witter
Nee, dat zal wel niet.
tweede witter
Nou dan.
eerste witter
't Is tòch m'n zuster. En jij was m'n maat.
tweede witter
Maar luister nou es, Kees. D's is toch niks aan de hand?
eerste witter
Nee?
tweede witter
Of wel? Dat kan niet. Ik heb opgepast. Daar ken je mij niet voor laten opdraaien. Dat moet een ander geweest zijn.
eerste witter
[begrijpt plotseling wat de ander bedoelt]
O, dàt. Nee. Niks aan de hand. Geloof ik niet, tenminste.
tweede witter
Je laat me schrikken. Maar wat praat je dan?
eerste witter
Ik praat niet.
tweede witter
Nee, dat merk ik. Maar waarom hou je je dan zo?
eerste witter
Hoe?
tweede witter
Me de rug toedraaien. Met de nek ankijken.
eerste witter
Ik sta toch te witten.
tweede witter
Ik ben toch je maat.
eerste witter
Precies. 't Is tòch m'n zuster. En jij was m'n maat. | ||||
[pagina 716]
| ||||
tweede witter
Luister nou es, Kees, Jij kent de wereld niet. Jij kent het leven niet. Je staat niet met allebei je benen op de grond.
eerste witter
Nee. Ik sta op m'n trap.
tweede witter
Jij bent een dromerd. Een idealist. Maar het leven, jongen, dat is wat anders. Dat is werken, vreten en meiden.
[Met verbaasd verwijt]
En 't is trouwens al veertien dagen geleden.
eerste witter
't Is tòch m'n zuster.
[De twee witters staan enige tijd zonder te praten te witten]
tweede witter
Nougoed. 't Spijt me. Nou goed? 't Is tòch je zuster,
[pauze]
Hoor je me niet?
eerste witter
Jawel.
tweede witter
Wat zei ik dan?
eerste witter
't Spijt me. 't Is tòch je zuster. Dat zei je.
tweede witter
Nou dan?
[Pauze]
Nou dan?
eerste witter
Spijt 't je echt?
tweede witter
Hand erop.
eerste witter
Ik heb nog meer zusters.
tweede witter
Ik zal d'r niet ankomme, Kees. Ik zweer 't je.
eerste witter
Meen je 't?
tweede witter
Ik mag sterven.
eerste witter
Je komt er niet an?
tweede witter
| ||||
[pagina 717]
| ||||
Hand erop.
[De witters zijn inmiddels weer onderaan hun trappen gekomen en witten de onderkant van hun stuk muur. Daarna kijken ze omhoog tegen hun muur aan]
eerste witter
Toch een stuk schoonheid, zo'n muur.
tweede witter
Glad als 'n... stuk marmer.
eerste witter
Je zegt 't.
tweede witter
Ik meen 't.
[Ze verplaatsen hun trappen weer een stukje, ze zijn nu dicht hij de linkerrespectievelijk de rechterhoek; ze klimmen op hun trappen en beginnen weer te witten]
[Ook in de volgende dialogen blijven ze al wittende steeds tegen hun eigen stuk muur praten]
eerste witter
Nou vooruit, Jan, we zijn weer maats.
tweede witter
[blij]
Eerlijk?
eerste witter
[knikt tegen de muur]
tweede witter
Jofel van je, Kees. Geef me je hand d'r op.
eerste witter
[doet z'n kwast in z'n linkerhand, steekt zijn rechterarm naar achteren. Tweede witter doet insgelijks; ze schudden als het ware, over de hen scheidende ruimte heen, elkaar ruggelings de hand]
eerste witter
Maar je weet 't.
tweede witter
'k Weet 't Kees.
eerste witter
Je bent m'n maat, maar 't was tòch m'n zuster.
tweede witter
In orde. | ||||
[pagina 718]
| ||||
eerste witter
En m'n andere zusters...
tweede witter
Geen haar op m'n hoofd.
eerste witter
Ja, maar als jij...
tweede witter
Ik? Nee, hoor. Je zùster!
eerste witter
Wat?
tweede witter
Je zuster. Je tante. Ik niet, bedoel ik. Geen haar op m'n hoofd.
eerste witter
Goed. 't Was tòch m'n zuster, maar je bent m'n maat.
tweede witter
Dank je, Kees.
[Ze gaan door met witten]
eerste witter
Zeg Jan.
tweede witter
Ja.
eerste witter
Al die meiden. Waarom moet je daar toch altijd mee sodemieteren?
tweede witter
[vrij lange pauze]
'k Wou dat ik 't wist, Kees. Eerlijk, ik zit eigenlijk veel liever thuis. Lekker bouwen aan m'n versterker.
eerste witter
Draai jij platen?
tweede witter
Om m'n versterker uit te proberen, ja. Maar anders kijk ik naar de televisie en bouw onderdehand aan m'n versterker. Maar ik bèn niet zoveel thuis.
eerste witter
Nee, dat zal wel niet.
tweede witter
Ik heb een fijne kamer, hoor. 'k Mag er graag zijn. Maar ze | ||||
[pagina 719]
| ||||
laten me niet met rust, hè.
eerste witter
De meiden.
tweede witter
De meiden.
eerste witter
't Zal toch ook wel an jou liggen.
tweede witter
O ja. Ik hou d'r ook wel van. Tenminste als ik 't doe. Anders niet.
eerste witter
Denk jij wel es aan wat anders?
tweede witter
Vaak genoeg.
eerste witter
Wanneer dan?
tweede witter
Nou, soms.
eerste witter
Da's niet vaak.
tweede witter
Nouja, 't is toch menselijk. Jij doet toch ook wel es wat.
eerste witter
Ja, met mate.
tweede witter
Ja, jij bent anders.
eerste witter
Anders wordt 't een ziekte.
tweede witter
Ja, je moet goed uitkijken met wie
eerste witter
Ik bedoel: 't feit op zichzelf.
tweede witter
Welk feit?
eerste witter
Ik bedoel, anders wordt 't feit op zichzelf een ziekte.
tweede witter
Op m'n vijftiende had ik al een druiper,
[met lichte verontwaardiging, alsof hij iemand moet tegenspreken]
maar
| ||||
[pagina 720]
| ||||
later nóóit meer.
eerste witter
Anders wordt 't een verslaving, bedoel ik.
tweede witter
O. - Ja. Daar zit wat in. Maar neem jou nou. Jij lust graag een borrel.
eerste witter
Da's wat anders. Met jou is het meer zoiets als, eh, als marijuana.
tweede witter
Da's niks. Dat heb ik wel es gerookt. Krijg je alleen maar lachstuipen van.
eerste witter
Nou, neem cocaïne.
tweede witter
Mij niet gezien. Maar ik voel je wel. Maar je ken d'r rijk van worden als je 't smokkelt. Ik ken een vent aan de haven hier.
eerste witter
O ja? Wat voor 'n vent?
tweede witter
Weet ik veel. Maar als je d'r zin in hebt, dan zitten we zo in de bisnis. Hoeven we niet meer te witten ook.
eerste witter
Veel te link.
tweede witter
Ja, mijn idee.
eerste witter
En 't zijn arme sodemieters hoor, die verslaafden. Je hebt dan veel te verantwoorden. Voor je geweten.
tweede witter
[niet zeer enthousiast]
Ja, dat is zo.
eerste witter
Maar dat bedoel ik nou. Die verslaving.
tweede witter
De meiden.
eerste witter
De meiden.
tweede witter
| ||||
[pagina 721]
| ||||
Ja. D'r zit wat in. Maar als je 't nou niet kan helpen. Eerlijk, ik zit liever thuis.
eerste witter
'k Wou da'k je kon helpen. Als je nou es zó rekent: jij ziet een mooie meid. Je wil wat met 'r proberen.
tweede witter
[met neerslachtige coquetterie]
Of zij met mij.
eerste witter
Wil ik je nog toegeven ook. Of zij met jou. Maar dan ga je plòtseling denken: die mooie meid, dat is vast iemand z'n zuster. Van wie, dat geeft niet, want ik zeg 't niet voor m'n eigen, maar iemand z'n zuster. Dat klopt dan meestal nog ook. Nou. Dat denk je dan en dat blijf je denken en dan ga je d'r in een heel ander licht zien - en dan ga je gewoon rustig naar huis. Om aan je versterker te bouwen.
tweede witter
Nee, Kees.
eerste witter
Waarom niet?
tweede witter
't Zou niet opgaan. Ja, jij bent anders. Maar zóveel geweld kan ik me echt niet andoen. Breng ik niet op. Of ze zou wel verdòmd lelijk moeten zijn.
eerste witter
[zucht]
Dan ligt 't tòch aan jezelf. Dan kan niemand je helpen. Weet je, in feite ben je te beklagen.
tweede witter
Tot op zekere hoogte ben ik dat zeker.
[De witters zwijgen enige tijd, schijnbaar verdiept in het witten. Dan vervolgt de tweede witter:]
tweede witter
[nog alijd tegen zijn muur pratend en nog neerslachtig]
Zeg Kees.
eerste witter
[nog altijd tegen zijn muur pratend]
Ja Jan.
tweede witter
Kunnen we 't niet over wat vrolijkers hebben?
eerste witter
[behulpzaam]
Natuurlijk wel, Jan. 's Kijke. Heb je nog een
| ||||
[pagina 722]
| ||||
beetje aardige film gezien de laatste tijd?
tweede witter
Nee, niet dat ik weet.
eerste witter
Ook niet op de televisie?
tweede witter
Ik geloof 't niet.
eerste witter
Ook niet op het Tweede Net?
tweede witter
Dat heb ik nog niet. Ik heb maar een oud kassie. Tweedehands.
[Plotseling blij dat hij iets heeft gevonden]
O, wacht es.
eerste witter
Ja, Jan?
tweede witter
Dat showtje. Verleden week. Donderdagavond, geloof ik.
eerste witter
[denkt]
Donderdagavond...?
tweede witter
Met die badpakken.
eerste witter
O, met die komiek, die bolle met die bril op. Die malle.
tweede witter
En met die badpakken.
eerste witter
Aan de Rivièra speelde-n-et. En met dat franse meissie dat zong.
tweede witter
Ja. En bij ieder liedje had ze 'n ander badpak an.
eerste witter
En d'r werd mooi in gedanst ook.
tweede witter
Ja. Op 'n vlot. In zee. Allemaal in natte badpakken. Je kon d'r haast dwars doorheen zien.
eerste witter
Jan?
tweede witter
Ja, Kees. | ||||
[pagina 723]
| ||||
eerste witter
Weet je wat ik geloof?
tweede witter
Nou?
eerste witter
Jij háát vrouwen.
tweede witter
Ik?
[Een nieuw gezichtspunt]
Zou het?
[De witters pauzeren, beginnen een sjekkie te rollen. Zien dan op hun horloge en bergen de tabak weg. Halen vervolgens de schouders op en rollen tòch hun sigaret. Dit alles synchroon. Juist als ze zichzelf vuur willen geven, wordt de deur middenachter geopend en een mooie jonge vrouw komt op, een ietwat gekuiste en beschaafde versie van Marilyn Monroe of Kim Novak. Gebloemde zomerjurk: rozen en dahlia's.
Ze blijft wat onzeker bij de deur staan, kijkt rond: de muur links van haar plus de witter, de muur rechts van haar plus de witter. Ze lacht wat verlegen en zegt met haar hoogst melodieuze lieve stem:]
jonge vrouw
Goeden morgen. Ik kwam maar eens even kijken of het een beetje opschiet met het huis.
[De witters zitten verstard, doen dan hun aansteker of doosje lucifers in hun zak, de onaangestoken sigaret achter het oor, en tikken aan hun voorhoofd. Zij draaien zich echter niet om, buigen zich eerder, alsof een genoeglijk samenzijn is verstoord, naar hun hoek van hun muur toe, waar zij zich nu vlakbij bevinden]
eerste witter
Goeden morgen, mevrouw.
tweede witter
Goeden morgen, dame.
jonge vrouw
[loopt naar midden voor toneel]
Een mooie ruimte, hier.
[Tuurt hoog over de hoofden van het publiek in de zaal]
Jammer dat de ramen zo hoog zitten. Absoluut geen uitzicht. Een mooie werkkamer voor mijn man. Dan kan hij tenminste door niets worden afgeleid. Mijn man kompo-
| ||||
[pagina 724]
| ||||
neert, ziet u.
eerste witter
[geeft daar in zijn hoekje nog een paar vegen met de witkwast, laat deze dan rusten]
Muziek.
jonge vrouw
[wendt het hoofd naar rechts, van haar uit gezien]
Ja, filmmuziek. En voor de televisie natuurlijk.
tweede witter
[laat de kwast ook even rusten, zegt haast eerbiedig:]
En misschien wel voor 't Songfestival ook.
jonge vrouw
[wendt het hoofd naar links, van haar uit]
Nee, dat geloof ik nou niet.
[Ze loopt wat achteruit, staat midden toneel, wijst voor zichzelf]
Ja, daar de witte piano.
[kijkt om zich heen, tot zichzelf]
Nee, geen behang. Zo laten.
[Vaagweg tot de witters]
Prachtig zo, die muren. Mijn man houdt van wit.
eerste witter
't Zijn mooie muurtjes, mevrouw.
tweede witter
Zo glad als 'n babyhuidje.
jonge vrouw
[terwijl de witters zich als altijd tegen hun muren richten, draait zij bij het antwoorden beurtelings haar hoofd naar rechts en links, als bij een tenniswedstrijd, en blijft dit gedurende de volgende dialogen ook doen]
Ja, dat zie ik. Zonder één oneffenheidje.
[Tuurt omhoog, tot zichzelf]
Alleen dat engeltjesplafond. O ja, maar daar komt board voor. Plafondtegels noemen ze dat, geloof ik. Maar dat had toch allang gebeurd moeten zijn.
eerste witter
Wij witten alleen maar, mevrouw.
tweede witter
Wij doen ons best, dame.
eerste witter
Aan ons legt het niet.
tweede witter
[zonder brutaliteit, met een begin van een wat schooljongensachtige verering]
Wij doen gráág ons best voor u, dame.
| ||||
[pagina 725]
| ||||
jonge vrouw
[klokjeslach]
O, daar twijfel ik ook niet aan. Zó bedoel ik het niet. Ik ben blij dat u al zo opschiet. Zo met u tweetjes. Mijn man houdt van strakke lijnen. Witte vlakken. Mijn man houdt van afzondering. Van stilte. Van rust. De stilte is wit, zegt hij altijd,
[tot haarzelf]
- Daar de lage tafel. Met de witte bank. En daar de boekenkast. Die moet ik nog wit laten schilderen.
eerste witter
O, laat u 'm maar binnen brengen, mevrouw. We geven 'm wel een kwastje mee.
tweede witter
Met witkalk?
eerste witter
Lenen we effe een bussie verf. Van de schilders beneden.
tweede witter
Als 't maar geen gebroken wit is.
eerste witter
Nee, zuiver wit. Anders halen we effe een bussie hier op de hoek.
tweede witter
Maar wij zijn witters, geen schilders.
eerste witter
We kunnen toch wel een boekenkassie wit schilderen.
tweede witter
Ja, maar 't moet móói gebeuren.
eerste witter
't Gebeurt ook mooi. Laat u 'm maar gerust binnen brengen, mevrouwtje. Spreek met Kees en 't komt in orde.
tweede witter
En met Jan.
eerste witter
Wat zeg je?
tweede witter
Niks. Wat kan 't de dame nou schelen hoe wij heten.
jonge vrouw
O, u mag zich best aan mij voorstellen, hoor. Zo hóórt 't toch ook eigenlijk. Ik ben mevrouw Van der Berg-Klein. Klein is mijn meisjesnaam. | ||||
[pagina 726]
| ||||
eerste witter
Aangenaam.
tweede witter
Aangenaam.
jonge vrouw
Hoe maakt u het? Maar doet u niet zoveel moeite voor die boekenkast. Als deze ruimte maar helemaal mooi gewit is, dan zijn mijn man en ik u al dankbaar.
eerste witter
[begint weer verwoed te witten]
Kunt u op rekenen, mevrouw. En dat van die boekenkast ook. En als u soms nog andere dingen hebt...
tweede witter
[is ook weer verwoed aan het witten]
Als 't maar mooi gebeurt, Kees.
eerste witter
't Gebeurt ook mooi, Jan.
tweede witter
't Is ten slotte niet voor de eerste de beste. 't Is voor een dame.
eerste witter
En of!
tweede witter
[met nadruk]
Een echte.
eerste witter
En wat voor één!
[Maar ze hebben, zoals bekend, haar nog niet één keer aangezien of zelfs maar naar haar omgekeken]
tweede witter
Niet zo familjair, Kees.
eerste witter
Wat is er met jou aan de hand?
tweede witter
Niks. Ik zei alleen maar: niet zo familjair.
eerste witter
Nou moe.
tweede witter
Dat past niet.
eerste witter
Nou moe. | ||||
[pagina 727]
| ||||
tweede witter
Ja, precies.
jonge vrouw
Nu heren - ik zal maar zeggen: meneer Kees en meneer Jan - dan ga ik nu maar weer naar beneden...
[Ze heeft zich omgedraaid en loopt naar de deur. Op dat moment echter stapt de eerste witter van zijn trapje en begint de muur onderáán te witten. Ze stopt, wendt zich naar hem toe]
Wat doet u nu?
eerste witter
De onderkant witten, mevrouwtje. Dat kunnen we toch niet overslaan?
jonge vrouw
O.
[wendt zich om naar tweede witter, die eveneens van zijn trapje is gestapt en de onderkant van zijn muur wit]
O, meneer Jan ook al.
[Kijkt weer naar eerste witter]
Nauwkeurig werkje, hè?
eerste witter
Valt wel mee, hoor. Ja, je moet je vak wel verstáán, natuurlijk.
jonge vrouw
[een heel klein beetje zwoel]
Ik kijk altijd graag naar mannen die hun vak verstaan.
[Ze blijft nog even staan kijken, steekt dan het toneel over naar de tweede witter, staat naar hèm en zijn werk te kijken]
Zoals uw hand beweegt. Die kwast. Van die prachtige ritmische bewegingen. Doet u 't gráág, dit werk?
tweede witter
[duikt in elkaar van verlegenheid]
G-gaat wel, dame.
jonge vrouw
Soms wou ik wel dat ik een man was. Een man die met z'n handen kan werken.
tweede witter
Ja, dame.
jonge vrouw
Maar smeert u 't daar niet veel te dik op? Steeds op dezelfde plaats.
tweede witter
Ja, dame. Ik dacht er niet bij. Neemt u me niet kwalijk. | ||||
[pagina 728]
| ||||
jonge vrouw
Mijn man komponeert alleen maar. Maar hij speelt natuurlijk ook piano. Dat is ten slotte ook handenarbeid, niet?
[De eerste witter verplaatst zijn trap, zet deze tegen de achtermuur, klimt erop. De jonge vrouw draait zich op het geluid van de verschuivende trap om en loopt naar hem toe]
O, nu begint u weer helemaal bovenaan.
eerste witter
[altijd en altijd met gezicht tegen de muur sprekend]
Ja, mevrouw. Net als in de liefde. Van boven naar... Pardon.
tweede witter
Kees!
eerste witter
Ja Jan?
tweede witter
[wit met woedende vegen]
Bek houwe.
eerste witter
Ik zei toch pardon. 't Viel uit m'n mond.
tweede witter
Je praat tegen een dame.
jonge vrouw
[had al een soort gilletje uitgestoten en wat gelachen]
O, ik kan best tegen een grapje.
tweede witter
[zet nu ook trap tegen achtermuur, klimt er op en begint te witten]
Dat zijn geen grapjes voor iemand als u.
eerste witter
Wat is er met jou aan de hand, Jan?
tweede witter
't Is je zuster niet.
eerste witter
M'n zuster?
tweede witter
Ja, je zuster.
eerste witter
Wat heeft die d'r nou mee te maken?
tweede witter
Alleen maar dat je tegen een dame praat.
eerste witter
| ||||
[pagina 729]
| ||||
Zeg, als je me wil beledigen. M'n zuster is een fatsoenlijke meid. En dat ze d'r ingetrapt is met jou...
tweede witter
Dat was vroeger.
eerste witter
Vroeger? Twee weken geleden.
tweede witter
Toch was dat vroeger.
jonge vrouw
Maar meneer Jan, meneer Kees, u gaat toch geen ruzie maken? Ik ben niemand z'n zuster, hoor. Ik was enig kind. Maakt u alstublieft geen ruzie waar ik bij ben. Ik moet dadelijk trouwens weg. Ik vind het alleen plezierig om nog even te kijken. Zo prachtig wit maakt u die muren. Mijn man houdt van wit. Van rust, van afzondering, van stilte. De stilte heeft geen kleur, zegt hij altijd. De stilte is wit. Zwarte noten muziek, op de witte stilte. Dat zegt hij altijd.
eerste witter
[wittend, kwasi-onverschillig]
U bent zeker pas getrouwd, mevrouw Klein? Als het niet astrant is om te vragen.
jonge vrouw
Mevrouw Van der Bèrg-Klein. O nee, ik ben al drie jaar getrouwd. Een heel gelukkig huwelijk.
eerste witter
En hij zit altijd thuis te werken, uw man? Elke dag? Aan die muziek van 'm?
jonge vrouw
Ja, elke dag. En 's avonds. En 's nachts ook wel eens. Dat krijg je gauw, natuurlijk.
eerste witter
's Nachts ook? En u alleen in bed? Geef mij maar de 48-urige werkweek.
tweede witter
Kees!
eerste witter
Hou je d'r buiten, Jan. Ik hou een fatsoenlijk gesprek. En we leven in een demokratisch land. Mevrouw is demokratisch. Die heeft niet van die kapsones.
jonge vrouw
| ||||
[pagina 730]
| ||||
Wat heb ik niet?
eerste witter
U bent niet verwaand, zal ik maar zeggen.
jonge vrouw
O nee, ik hoop van niet. Ieder mens is een mens, vindt u niet? Is 't niet moeilijk om zo in de hoogte te werken?
eerste witter
Nee, hoor. Wou u soms effe komen kijken? Gewoon trappie op. Niks an de hand.
jonge vrouw
O, dat zou ik enig vinden. En mag ik dan ook een stukje witten? Daar heb ik nu de hele tijd naar verlangd.
eerste witter
Natuurlijk. U wit maar een end weg. Komt u maar. Voorzichtig.
[Hij houdt op met witten, maar wendt zich niet naar haar om]
jonge vrouw
[bestijgt voorzichtig de trap]
O, 't is net een keukentrap. Heel gewoon. O, ik ben zo jaloers op uw soort mensen. Die zuivere handenarbeid... O, ik val, ik val.
eerste witter
[kijkt niet om, maar slaat achterwaarts zijn arm om haar heen, nadat hij de kwast in linkerhand heeft gedaan]
Zo, daar sta je weer. Zo gauw val je niet.
[Hij drukt haar tegen zich aan]
O, lekkertje. Lekker Kleintje van me. O, wat voel jij lekker. Overal wil ik je voelen. Pakken. Zeg es wat tegen me met dat geile stemmetje van je?
[Hij probeert haar aan te zien, maar ze worstelt zo dat hij zich moet vastgrijpen opdat ze niet allebei vallen.
jonge vrouw
Bent u gek geworden! Meneer Kees! Laat me los, meneer Kees! Laat me lòs, vooruit nou!
tweede witter
Kees! Kees!! Kees!!!
eerste witter
[De worsteling, op de trap, wordt voortgezet]
O, dat fijne lijf van je tegen me an. Lekkertje. Overal wil ik je voelen!
tweede witter
Kees!!! | ||||
[pagina 731]
| ||||
eerste witter
Ja, Jan.
tweede witter
[dodelijk toonloos, maar altijd met gezicht naar de muur]
Laat 'r los of ik kont van me trap af en sla je de hersens in.
eerste witter
Moet jij nodig zeggen. Wat is er met jou an de hand? De grootste wijvenversierder.
tweede witter
[smijt woedend kwasten vol witkalk op de muur]
Ja, wijven! Maar dat is een dame. Een echte.
[Heel teder dan en met tedere bewegingen van de witkwast op de muur]
O, dat lieve zachte stemmetje van d'r. Net m'n moeder als ze zong.
[Weer woedend]
Jij vergrijpt je an een heilige!
eerste witter
O, jij heb óók zin in 'r! Maar mag ik ook es wat? Jij altijd alles en ik niks, hè?
tweede witter
[kwak, lik witkalk tegen de muur]
Jij met je smerige gedachten. Merk je dan niet dat ze niet van dat soort is. Alles wil ik voor d'r doen. M'n hele leven wil ik op m'n knieën voor haar liggen. Zonder ook maar iets van haar te vragen. Maar dat kan jij niet begrijpen. Een heilige is ze. Haar stem, o, haar stem.
[Ondertussen krijst de jonge vrouw: Help! Laat me los! etc.]
De eerste echte zuivere dame die ik ooit ontmoet heb. Ongerept. Een figuurlijke maagd, meneer! En jij, jij...!
[kwak! woedende lik witkalk]
eerste witter
[volslagen verbouwereerd]
Nou moe.
tweede witter
Goed. Ik kom van m'n trap af en ik sla je de hersens in. Met die emmer hier.
eerste witter
[in stijgende paniek, maar altijd tegen muur pratend]
Nou moe! Nou moe!
[Hij laat de jonge vrouw los]
jonge vrouw
[holdeboldert de trap af, krijst met een stem als van een beledigde papegaai]
Ik laat me niet verkrachten! Ik ga naar jullie baas toe! Naar de politie! Naar m'n man!
[Terzijde]
| ||||
[pagina 732]
| ||||
Nee, die zit in de t.v.-studio.
[Weer schreeuwend]
Ik zal jullie aanbrengen! Ik laat je in de gevangenis zetten. Ik zal, ik laat, ik, ik...
[ze rent de deur uit]
eerste witter
En toch had ze best gewild. Onder andere omstandigheden. Wat een mokkel!
tweede witter
Een heilige. Bezoedeld. Voor heel d'r leven.
eerste witter
We zullen nou wel ontslagen worden. Afijn, toch het karwei maar afmaken.
tweede witter
Ik hoop dat ik levenslang krijg. Alles heb ik voor haar over. Alles. Alles.
[De twee witters witten verder. Ze spreken elk tegen hun stuk muur]
eerste witter
Jan.
[Geen antwoord]
Jan!
[Idem]
Jan!!
[Idem]
Ik snap er niks van. Ik snap niks van mezelf. Anders ben ik nooit zo. En jij ook niet trouwens. Een heilige? Je laat me lachen. Grot God, wat een meid. Mesjogge werd ik van 'r. Dat geile stemmetje van d'r. Als boter, jongen. Jan!
[Geen antwoord]
Jan!!
[Idem]
.
tweede witter
[tegen muur]
Ik snap niks van mezelf. Ik ben een ander mens geworden. Een ander persoon. Die stem van haar. Net m'n moeder als ze zong.
[Hij zingt zachtjes]
Ze werd naar 't hospitaal gebracht, daar stierf zij nog diezelfde nacht, de schooier stuurde haar nog blomme, o Godverdomme.
[Spreekt]
En dan huilde ze. Me moeder.
eerste witter
Ik ga alles gewoon ontkennen. Jan, je verraait me niet, hè?
[Geen antwoord]
Anders zeg ik gewoon dat hij...
[zijwaartse knik]
Ten slotte, me eigen zuster...
[Zingt vol brani]
Jij kent onze diepste geheimen, onze vreugd, onze smart en nog meer.
[Spreekt]
Maar snappen doen ik 't niet. Ik snap niks meer.
[Zingt]
Jij speelt alleen maar je klokkenspel, en ziet zwijgend op ons neer.
[Spreekt]
Toch een mooi stukkie muur.
| ||||
[pagina 733]
| ||||
tweede witter
Ik zeg gewoon dat ik 't gedaan heb. Dat ik 'r heb aangerand. Alles. Alles heb ik voor d'r over. Nou zie ik die muur pas helemaal goed. Gewoon zo'n muur. Ik snap er niks...
[Verwonderd, overstelpt]
Nee, ik snap nou alles. Alles.
eerste witter
[stapt van zijn trap en begint onderaan te witten]
Jan! Jan!! Kun je me vergeven? Ik heb jou toch ook vergeven. Met me zuster.
tweede witter
[stapt van zijn trap en wit onderaan zijn stuk muur]
Ja, Kees, ik vergeef je. En ik neem alle schuld op me.
eerste witter
Nou, kòm. Misschien horen we d'r wel niks meer van. Anders waren ze allang hier geweest. En ze wou echt wel.
tweede witter
Wat zij wil of niet wil, dat begrijp jij toch niet, Kees. O, ik begrijp nu alles. Alles. De wereld. Alle mensen.
eerste witter
Ja, maar we moeten toch het karwei afmaken. Zullen we de plank nou maar nemen?
tweede witter
[helemaal verdwaasd]
Plank? Ja. Ja...
[De twee witters halen de plank van rechterzijkant toneel, met de ruggen naar het publiek gekeerd, verplaatsen hun trappen, hangen de plank op tussen hun beide trappen, klimmen de twee trappen op en gaan op de plank staan, witten de rest van de achtermuur, ook het gedeelte boven de deur. Ze gaan ondertussen even op de plank zitten en steken de sigaretten op van achter hun oor]
eerste witter
Je bent mijn kameraad, hè, Jan?
tweede witter
Ik heb 'r echt lief, Kees. Zomaar zonder iets. Gek, hè.
eerste witter
Ja. Maar je blijft m'n kameraad.
tweede witter
Ik ben maar een vies mannetje geweest, Kees. Met je zuster en zo. | ||||
[pagina 734]
| ||||
eerste witter
Praten we niet meer over. Neem mij nou. Zo net nog.
tweede witter
Dat sprong gewoon van mij in jou over, Kees. 't Lagere. Kon jij ook niet helpen. Ik ben je kameraad, Kees.
[De deur gaat open onder de plank waarop ze zitten en de jonge vrouw komt op. Ze kijkt overal rond, ontdekt hen ten slotte boven de deur]
jonge vrouw
O, dáár zitten jullie! De boekenkast komt zo, hoor. O, wat enig om op die plank te zitten. Zo broederlijk naast elkaar. Ik zou d'r zo wel bij willen komen zitten.
[De witters draaien zich naar haar om en voor het eerst ziet het publiek hen vol in het gezicht]
eerste witter
[zucht]
Wat een mooie! Rozen, Dahlia's. Op d'r jurk.
tweede witter
[zucht alleen maar en schudt in ekstase het hoofd]
eerste witter
[aarzelend, beschermend, teder haast]
Jan? Mag ze...
tweede witter
[schudt het hoofd. Ze gooien de een na de ander hun sigaretten weg]
eerste witter
We kunnen de boel maar beter gauw afwitten, mevrouw.
[keert zich om, gaat staan, strijkt even over de muur]
Fijn muurtje, Jan. Glad als een mooiemeidenhuid.
tweede witter
[keert zich eveneens om naar de muur, gaat staan, strijkt over de muur]
Wit als het gewáád van een engel. Ik heb u lief, mevrouw.
mevrouw.
eerste witter
Stil nou maar, Jan. Laat u die boekenkast maar gerust binnen brengen, mevrouw. Een potje witte verf kunnen we altijd wel vinden. Gooien we d'r gewoon tegenan.
tweede witter
Als 't maar mooi gebeurt, Kees.
eerste witter
| ||||
[pagina 735]
| ||||
't Gebeurt mooi, Jan. We doen 't toch altijd beter dan die prutsers van schilders...
[De jonge vrouw kijkt nog even omhoog, verdwijnt dan, ietwat gepikeerd, door de deur. De witters staan op korte afstand van elkaar op de plank te witten]
eerste witter
Niks an de hand, Jan.
tweede witter
[schudt het hoofd]
eerste witter
't Is wel móói, zo'n witte kamer voor de muziek...
tweede witter
[knikt]
eerste witter
Gaaf. Strak. Verfijnd. Modern.
tweede witter
[knikt]
eerste witter
Maar wat 'n klootzak, hè, die vent van d'r.
tweede witter
[haalt nogal uitgebreid, om te tonen hoe weinig hem dat kan raken, de schouders op]
eerste witter
Nouja.
[Hij kijkt op z'n horloge]
Bijna tijd om te schaften. En vanmiddag een makkie. Alleen dat ene halletje nog.
[Pauze. Kwasi-achteloos:]
En dan zijn we hier klaar met 't karwei, Jan.
tweede witter
[niet erg geïnteresseerd]
Ja, dat is zo.
eerste witter
Spijt 't je?
tweede witter
[verwonderd en nog steeds met die van ver komende klank in zijn stem]
Nee... Waarom zou dat me spijten?
eerste witter
[kijkt hem verbaasd van opzij aan, slaat hem dan op de schouder, nadat hij uiteraard eerst zijn kwast naar de linkerhand heeft overgeheveld]
Zo is 't, Jan. Morgen weer een ander karwei.
| ||||
[pagina 736]
| ||||
De twee witters gaan nu vlak naast elkaar, daar op die plank boven de deur, op hun hurken zitten. De tweede witter wit het stukje muur vlak voor hem iets boven zijn hoofd; de eerste witter ontdekt links een plekje dat hij nog bij wil werken, blijft daarom de kwast in de linkerhand houden, en doet zulks, terwijl hij de rechterarm beschermend rond de schouders van de tweede witter slaat. Langzaam valt nu het:
doek |
|