Maatstaf. Jaargang 13(1965-1966)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 702] [p. 702] Lucebert Jazz and Poetry lucky thompson archie hambone shepp bewondert je gelukkig ik ook de mens laat zich likken door licht en door geluid omdat hij een en al oog en oor tot diep boort in zijn huid en in die diepte hart en nieren proeft en bloed maar dan nog dóórwroet dóórwroet totdat hij liefde koelt die in kelders stoelend ijsvogels voert in grote, grote afwezigheid van verval, van vernietiging, van afwezigheid en steeds muziek maakt muziek schommelende schietstoel gericht op hachelijk dons lekkere rok die zich fronst als een genietend voorhoofd lange gelukkige wind die vrij valt door het mangat van het licht want onze dampkring is smal en al gaat onze adem in der haast beschreven waaier van hand tot hand van stinkende stad tot stinkende stad vergeten ligt zij op het laatst in een steriele lade en wie wie leest nog deze melodie: god, whom we see not, is; and god whom is not, we see fiddle, we know, is diddle; and diddle, we take it, is dee? toch zijn er nog steden die ons heelhuids opnemen als een moeder met vele vele kinderen [pagina 703] [p. 703] die steeds meer mogen kinderen die alles inslikken wat wordt uitgedacht en dat dan uitspuwen in de randstad maar toch nog monden vol hebben van het maagdelijk plein waarin wereldhandel en wereldmacht uitmonden niets gaat echter boven het eenzame aas dat men uiteindelijk is in de stille sterrenacht die weer vol is van schotels bereid het uiterste eindige op te vangen en daarmee dan ben jij de uitvinder van niets? uitvreter aan de tafel van fatima met lege gouden kaken waarin de vliegen in en uit vliegen met het winnende paard onder de reet en een sigaar nat van bergbeklimmerszweet en ogen vochtig van gerechtigheid die men in de meest luie oefening niet kwijtraakt ook al ben je de beddezak van het varken dat men graag wast (tricotisme) of de liefde totter dood het schip op de berg een edel beeld een pruik die steevast uitvalt als hij in de fantasie vastgroeit pas op niets van dit alles mag gefotografeerd worden tussen dronken vrouwen in de carreta del gats und dort sagen sie's alles ist mir wurst maar genoeg dorst hebben zij bij señor henrique die uitroept señor u heeft nimmer gezien de edele delen van de torrero? señor nog nooit zag u een capa als vaatdoek señor niet zag u gedemonstreerd een roestige schroevendraaier als degen [pagina 704] [p. 704] terwijl er toch zoveel edele mensen dagelijks vochtige ogen hebben van het oprechte zweet op de ministeries zelfs op de hoogste posten wemelt het van lieden die hun ongeluk niet op kunnen is dat dan niet reden genoeg mij dagelijks te bedrinken aan el sangre de dios het bloed van mijn heer en meester er is toch zeker een rekening te vereffenen met dat bloed dat menselijk al te menselijke want de mens is iets dat begonnen moet worden van overwinningen geen woord want wij zijn tegen zegetochten alexander een mythische held, caesar een nobele schurk, napoleon een patser, en wat de rest aangaat uw neus toch passeerde de vuilnisbelt van recente idealen? niets van dit alles meegenomen naar benica naar een kafee als een krot want alles moet afgebroken worden tot op naakte grond nietwaar noach? gij die de wijnstok plantte ik heb voor u geteld de honderd vlooien in het bed van uw half verlamde moeder (‘het water mijn zoon het water’) maar ik bevond ze allen zo lieflijk naastelijk dat ik vergat het getal zo zeer dat het er thans zijn wellicht honderd en twee? ‘gracias’, ‘de nada!’ alles ist mir lauter unfug dit spreekt de bevoegde reisleider: wie zich nu nog wast zo overdreven bezorgd verliest zijn lichaam wat zeg ik, monsieur, de president van de franse republiek heeft zich sinds mensenheugenis niet meer gewassen en toch overtreft zijn taal in helderheid het heden zo zeer dat taalgeleerden [pagina 705] [p. 705] zelfs aan de kleuren van een onsterflijke roos zijn orientatie kunnen determineren tot zo ver is dat dan belangstelling ja maar nee nog geen aandacht want is het niet mijn aandacht die alle mensen maakt nee niet het zijden beklijven van Chinese keizers noch de marmeren wet der romeinen noch het overal lood spuwend kruis van het roomse rijk maakt de mensen die zacht kunnen zingen van hun geweld kleine mensen die zingende cirkels vermogen te trekken om de muffe moot grote grijnzende klootzak vol grofgeld maar het is de man die zacht zingt van zijn macht monster en rakelings mispunt te zijn zonder kak in de ogen omhoog die steeds aan mijn tafel zit en alles wat ik nog eet en drink en denk voorstelt hij is het die de albatros vangt en kille kelders verliet hij is blower en wailer noach de zatte kelderrat op de ararat wie, wie? what's his name hoor! hoor nog de levende lucky met het leven in de dood van pettiford spelen maar wacht! komt dat alles van zo'n doodgewone muzikant van een dolfijn van een konijn een vogel en een boon van een lucky en hun aller leerling hambone? right sir, want is niet vet vlees goed vlees is niet strelen struikelen is niet huilen lachen want duitsers zijn toch ook mensen want de armen van nu zijn de rijken van morgen [pagina 706] [p. 706] want een goed geluid heeft nog meer dan geluk het breekt ons heel en transcendeert ons stuk cuanto más alto se sube tanto menos entendia and so for once it is true I'm & you are too lucky with a lucky Vorige Volgende