Maatstaf. Jaargang 13

[p. 618]

A. Roland Holst
Nacht op Huize Jagtlust

voor de dichteres F. ten Harmsen van der Beek

In een gemeden bouwval, een stuk buiten
het dorp (waar het verkalkt fatsoen het voor
het zeggen heeft), huist achter hoge ruiten
de ontembare met haar springlevend jong
en een zwerm dieren. En waar anders, door
de deugd belaagd, kan het bloed zijn voorsprong
op het geniep der wereld nog handhaven?

Te slapen staat het paard; de nachtwind viel
stil in het hoog oud hout. De onveilige haven
wacht met de voordeur open, en de gang
heet welkom aan wie, met of zonder ziel,
verwonderd binnenloopt.

Een gast? een prooi?

want straks heeft achteloos, zonder aandrang,
zij hem behekst. De maan gluurt door de bomen.

Geluk is maar een gooi,
en vaak een valkuil, waar wie viel uit zucht:
‘was dat geluk mij maar nooit overkomen’,
(dat komt ervan). Dan wordt het nacht; een uil
roept ergens uit een kruin, maar onbeducht
luistert zij aan haar raam, want haar wild kind
weet zij met hond en katten diep verschuild
daarbinnen in hun slaap.

Op het kozijn

staat nog een van haar poppen naast een beker
vol wijn (de beker van haar vrind
is leeg: voor hem werd alles weer onzeker)

[p. 619]

 

En zij, zij kijkt naar waar in maneschijn

 

haar vijver (laat wie wil er maar om wenen)

 

te heulen ligt met wellust en de dood,

 

en zij wuift als haar zuster, de sirene,

 

haar uit dat glanzende gevaar toelacht

 

en Lilith noemt.

 

Geen nood:

 

zolang zij samenspannen, kan haar leven

 

de mensen erop wagen.

 

De nanacht

 

werd stil, er wordt geen zucht meer uit die kuil

 

geheven -

 

en nergens in het hout is meer een uil.

 

 

 

En ik, in dit geheim genomen,

 

hoe zal - tot een verwonderde nomade

 

geworden - ik op ongenade

 

nog verder leven, en vooral: naar waar -

 

want, laat ontwaakt uit lange malle dromen,

 

werd ik - gewetenloze goden

 

zij dank - haar en haar speelse welp gewaar.

 

 

 

Voorwerelds morgenroden

 

zal nu weldra van levenden en doden

 

weer wemelen, en lachen om gevaar.