Maatstaf. Jaargang 13(1965-1966)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 401] [p. 401] Han Foppe Twee gedichten I Aan de rechterpoot een linkerpoot een oorwurm ergens ingekropen bevreesd voor stokslagen als op een zondagmiddag iets verder dan gisteren terug soms denk ik dat alles uit elkaar zal gaan hangen - de eerste regel van dit gedicht - of dat iets gruwelijks in je lichaam dringt en van binnen begint te jeuken of bijvoorbeeld aan het groeien wil een hart in een hart een kleiner gedicht binnenin dat als in iedere vinger een pink begint te wijzen naar laat zeggen een uurwerkcijfer iets moet te beschrijven zijn even onmogelijk het iemand toewerpen van een brandende lucifer zichtbaar als het fotograferen van padvinders het zich verwikkelen in een mond vol elastiek zoals de gewoonte iemand het zwijgen iets het schrijven te moeten kunnen opleggen [pagina 402] [p. 402] II Niets valt te veranderen alles verandert. Achter mijn ogen kruipt op een tak een boomkever sprekend gelijk de boomkever die op een tak voor mijn ogen kruipt. Alles wordt zichtbaar de boom groeit uit zijn voegen en in de stroberg begint de zwetende speld te branden. Uit deze regels ontvouwt zich vervolgens een parachute waaruit zich vervolgens een parachute ontvouwt vervolgens ontvouwt zich daaruit een parachute. Vorige Volgende