| |
| |
| |
H.Ph. Milikowski
De sociologie in polen in nieuwe banen
De dialoog
Vele marxisten hebben tot voor kort niet goed raad geweten met de sociologie. Een wetenschap van de samenleving naast het marxisme was - zo redeneerden zij ongeveer - overbodig en kon slechts tegenóver het marxisme staan. Zij beschouwden de sociologie louter als een burgerlijke, het socialisme vijandige ideologie. Hun bemoeienis met deze wetenschap had slechts een negatief karakter en bestond voornamelijk in het aantonen van het burgerlijke karakter van de westerse sociologische theorieën. Het is nog geen vijf jaar geleden, dat schrijver dezes, toen hij tijdens een diskussie aan de Humboldt-Universiteit in Oost-Berlijn de argeloze vraag stelde hoe daar sociologie bedreven werd, het onthutsende antwoord kreeg dat, als men meer omtrent sociologie wilde weten, men beter de tram naar West-Berlijn kon nemen. Zo'n afwijzend standpunt werd destijds in alle socialistische landen ingenomen. Zo werd er in Polen na 1944 weinig en tijdens het dieptepunt van de stalinistische overheersing, 1951-1956, in het geheel geen sociologisch onderzoek bedreven. De leerstoelen in sociologie werden omgezet in leerstoelen in de geschiedenis van het sociale denken of in het marxisme. De hoogleraren, die als socioloog werkzaam waren, ‘vluchtten’ in kultuur-, filosofie- en sociologiegeschiedenis. In het beoefenen van deze wetenschappen beperkten zij zich tot het leveren van kritiek op niet-marxistische theorieën, zoals die van Pareto, Weber e.a. Voor sociologen was er geen werk! De afkeer van de sociologie is allerminst onbegrijpelijk. Veel wat als sociologie aan de man gebracht werd en wordt, verdient nauwelijks de naam van wetenschap en is inderdaad niet meer dan een subjektieve verdediging van de burgerlijke samenleving en van de voorrechten van de eigen klasse van die verdedigers.
| |
| |
De fout van marxistische zijde vaak begaan was dat men niet onderscheidde, maar in óngunstige zin generaliseerde.
Na 1956 kwam aan deze steriele periode, althans in Polen, een einde. De oktober-revolte van dat jaar, die het land bevrijdde van de stalinistische omklemming, was meer dan een nationale gebeurtenis. Het zou bovendien kunnen blijken, dat deze opstand ook een algemene renaissance van het marxisme heeft ingeleid. De beoefening van het marxisme was, voorzover het de officiëel erkende betreft, aan het verstarren. Het marxisme was van dialoog tot monoloog geworden. In Polen is sinds oktober 1956 de dialoog weer op gang gebracht. In welke mate dit het geval is en tot welke resultaten dit kan leiden, kan juist getoetst worden aan de ontwikkeling van de sociologie, de wetenschap van de maatschappij. De sociologie wordt daar niet alleen als een volwaardige wetenschap erkend, ook de kritische benadering van de problemen wordt er, onder een bepaald voorbehoud, aanvaard. Voor de sociologie geldt, wat Gomulka in september 1964 te Lublin heeft uitgesproken tegenover de Vereniging van Poolse schrijvers: ‘Wij verzetten ons alleen tegen publikatie van werken die geïnspireerd zijn door anti-kommunistische en reaktionaire propaganda en waarvan de ideologische en morele strekking gericht is tegen het socialisme’.
Adam Schaff, de theoretikus van de poolse kommunistische partij, heeft de taken van marxisme en sociologie aldus omschreven: het marxisme houdt zich bezig met de algemene problematiek van de samenleving, de marxistische sociologie is de wetenschap die op de beginselen van de marxistische filosofie berust en de speciale problemen van maatschappij en enkeling bestudeert. - De sociologie behoeft zich niet als een wetenschap tegenover het marxisme te ontwikkelen, maar kan ook in het marxisme zelf tot ontplooiing komen. Tussen marxisme en sociologie behoeft geen onverzoenlijke tegenstelling te bestaan.
Hiermee was de weg ook officiëel geopend voor onderzoekingen op sociologisch gebied. Wat sindsdien op dit gebied in Polen gepresteerd werd, ondanks gebrekkige uitrusting en tekort aan ervaren sociologen, is indrukwekkend.
| |
| |
| |
Burgerlijke en marxistische sociologie
Op welke wijze manifesteert zich de vernieuwing op theoretisch gebied? Al te vaak is de voorstelling die men van het marxisme heeft of geeft karikaturaal. Niet alleen burgerlijke, maar ook marxistische theoretici zelf zijn hier debet aan. Het is de grote verdienste van Marx geweest, dat hij - in de vorige eeuw - met grote nadruk gesteld heeft, dat ook de maatschappelijke problemen wetenschappelijk bestudeerd moeten worden. Wetenschappelijk werken houdt echter in, dat men telkens weer de konklusies van wie ook diskutabel moet kunnen stellen. Voorzover een stelling juist is, zal ze niet duurzaam door twijfel aangetast worden. Men zal dan in dat geval opnieuw de juistheid ervan kunnen aantonen. Van marxistische zijde werden de uitspraken van Marx veelvuldig geïnterpreteerd, vaak te pas of te onpas geciteerd alsof het de mosaïsche leer gold. Er werd meer scholastiek bedreven dan praktisch wetenschappelijk onderzoek. Men gaf daarmee voedsel aan de voorstelling die de tegenstander had, dat het marxisme een dogma zou zijn.
De uiterst kritische poolse filosoof, Leszek Kolakowski, wijst in zijn beschouwingen over het marxisme in: Der Mensch ohne Alternative, von der Möglichkeit und Unmöglichkeit Marxist zu sein, op het antagonisme dat voortdurend in de geschiedenis optreedt tussen priester en nar: de voorname priester, als strenge wachter bij de traditie, tegenover de spottende nar, twijfelaar aan alles. Kolakowski laat ons er niet over in het onzekere, dat hij aanhanger is van de filosofie van de nar. Ook de reeds genoemde Adam Schaff, hoewel meer tempelpriester dan hofnar, wijst herhaaldelijk op het belang van de diskussie ook met burgerlijke theoretici. Niet al hun problemen, noch al hun kritiek, zo betoogt hij, zijn bij voorbaat te verwerpen. En in zijn boekje: A philosophy of man treedt hij in diskussie - tot schrik weer van vele andere marxisten - met de existentialisten, met name met Sartre.
Het gaat daarbij om de vragen, door de existentialisten gesteld: wat is de zin van het leven? wat zijn de rol en de
| |
| |
plaats van de enkeling in de samenleving? Deze problemen zijn, volgens Schaff, door de marxisten verwaarloosd en door de existentialisten terecht gesteld, maar verkeerd beantwoord. Zowel de opvattingen van Kolakowski als die van Schaff vinden in Polen hun verdedigers en hun bestrijders. Men schuwt tegenwoordig de openlijke diskussie niet, noch in eigen gelederen, noch met de buitenstaanders.
| |
Heroriëntering
Tot de wetenschappelijke methode van werken behoort uiteraard het kennis nemen en het kennis laten nemen van onwelgevallige theorieën. Onder Stalin waren kritici van het marxisme - de officiële interpretatie werd als ‘het’ marxisme beschouwd - in de ban. Werken van bijvoorbeeld Karl Kautzky werden tijdens Stalins leven niet gepubliceerd, tenzij uit zijn marxistische periode. Kautzky, eens overtuigd marxist, bestreed in later jaren de marxistische en leninistische theorieën op principiële punten. Hij werd een van de belangrijkste theoretici van de sociaal-demokratische beweging. Thans worden in Polen suksessievelijk alle of nagenoeg alle studies van Kautzky herdrukt. Ditzelfde is het geval met werken van filosofen van uiteenlopende richting, die in de loop der eeuwen invloed hebben gehad op het menselijk denken. Een groot aantal delen in de reeks is al verschenen.
Wat de sociologie betreft, grote erkenning geniet Ludwik Krzywitzki, die als grondlegger van de sociologie in Polen wordt beschouwd. Vele, ook marxistische, sociologen beroemen zich er op een leerling te zijn geweest van de voor enkele jaren in de Verenigde Staten gestorven poolse socioloog Florian Znaniecki.
Was Krzywitzki in zijn denken positivistisch en stond hij uitgaande van de waarneembare realiteit dicht bij het marxisme, dit kan niet gezegd worden van Znaniecki. Deze had in zijn denken een sterk metafysische inslag. Zijn idealistische opvattingen beschouwde men voorheen louter als reaktionair en vijandig aan het socialisme.
Frappant is een artikel in Polish Sociological Bulletin,
| |
| |
1962, waarin Spencer met waardering wordt besproken. Voorheen had men hem scherp aangevallen. Hij beschouwde het kapitalistisch systeem van vrije konkurrentie als de natuurlijke voorwaarde voor het algemeen welzijn. Men had hem er van beschuldigd, dat hij de ekonomische faktoren niet begrepen en niet in zijn werk betrokken had, dat hij zich dienstbaar had gemaakt aan het klassenstandpunt van de bourgeoisie. In genoemd artikel waardeert men nu zijn wijsgerig-materialistische en zijn evolutionistische uitgangspunt. En hier vindt men de aanknopingspunten voor de diskussie.
Als men in Polen literatuurlijsten naleest van sociologische dissertaties e.d., of snuffelt in de boekenkasten van sociologen of sociologische instituten, dan zal men er de bekende westerse sociologen aan treffen. Veel gelezen worden, om slechts enkelen te noemen, George Lundberg, Robert K. Merton, C. Wright Mill, Talcott Parsons (V. St.), George Gurwitch (Fr.), R. Dahrendorf, R. Konig (Du), K. Mannheim (Eng.).
Waartoe heeft de diskussie tussen marxistische en niet-marxistische sociologen geleid? Men kan vaststellen, dat ook niet-marxistische onderzoekers bepaalde theoretische en methodologische beginselen van het historisch materialisme aanvaarden. In het bijzonder die beginselen om maatschappelijke verschijnselen te benaderen van historisch gezichtspunt uit en deze te bestuderen in het verband van de klassentegenstellingen, die in de betreffende periode overheersen. Anderzijds maken de marxistische sociologen bij hun onderzoekingen van maatschappelijke verschijnselen gretig gebruik van de ver-ontwikkelde onderzoek-methoden der niet-marxistische sociologen. Dat men waakzaam blijft en hierbij geen subjektieve of idealistische elementen te laten binnensmokkelen, bewijst o.a. de diskussie over de ‘enquête-manie’, die begonnen was in het weekblad Polityka, 1962, en voortgezet werd in het sociologisch tijdschrift Studia Socjologiczne. Deze diskussie ontstond naar aanleiding van Schaff's kritiek op het overmatig hanteren van de enquête bij het sociologische onderzoek en het vaak ten onrechte toekennen van objektieve waarde aan daarin verzamelde subjektieve gegevens.
| |
| |
Dit is een euvel waaraan de sociologen in het westen zich eveneens gemakkelijk bezondigen.
Het beeld dat de Poolse sociologie sinds enkele jaren biedt, is dat van een levendige zich snel ontwikkelende wetenschap, die zich richt op de deelproblemen van het dagelijks leven. Deze deelproblemen worden bestudeerd in hun relatie tot de dynamiek van de gehele poolse samenleving. Men hanteert daarbij - zij het met voorbehoud - de technieken, (enquête, interview, statistiek), die in de burgerlijke sociologie van het westen ver ontwikkeld zijn. De mogelijkheid wordt hiermee geopend om niet alleen de materiële veranderingen vast te leggen of te plannen, maar ook om te onderzoeken in hoeverre traditie en mentaliteit bij de diverse bevolkingsgroepen mee veranderen, dan wel remmend werken. Traditie en mentaliteit zijn - hoezeer op den duur ook voor verandering vatbaar - eveneens realiteiten die op een gegeven ogenblik in de ontwikkeling van de samenleving hun partij meespelen, soms een heel verrassende en niet altijd een aangename. Ook hiervan kan men in Polen uit ervaring spreken.
| |
Eenheid en verscheidenheid
In Polen worden aan de sociologische onderzoekers eisen gesteld, zowel wat de wetenschappelijke kapaciteiten aangaat, als de loyaliteit tegenover de socialistische ontwikkeling in het land. Betekenen deze eisen van loyaliteit niet al bij voorbaat een inbreuk op de wetenschappelijke vrijheid van de onderzoeker? Het antwoord, dat men op deze tegenwerping krijgt, kan aldus worden samengevat: het socialisme houdt in zijn essentie het streven in naar beheersing van de maatschappelijke omstandigheden ten behoeve van de menselijke ontplooiing. Dit is een onderdeel van het streven naar het beheersen van al onze levensomstandigheden. Het socialisme beoogt, alle leden van de samenleving de grootste ontplooiingsmogelijkheden te bieden, zonder privileges, zonder diskriminaties. Dit streven is niet in strijd met het wetenschappelijk werken, maar daarmee is overeenstemming. De
| |
| |
wetenschap is gericht op het leren beheersen van de levensomstandigheden. Loyaliteit ten opzichte van het socialisme kan zo gezien geen inbreuk betekenen op de vrijheid van de wetenschappelijke onderzoeker. Men krijgt, ook bij de meer vertrouwelijke gesprekken, niet de indruk dat de sociologen zich door de aldus verlangde loyaliteit in gewetenskonflikten gebracht voelen. (Het is van belang hier te vermelden, dat het lidmaatschap van de Poolse Verenigde Arbeiders Partij geen gewicht in de schaal legt bij een benoeming tot socioloog). Men treft onder de sociologen vertegenwoordigers aan van uiteenlopende filosofische richting, ook in leidinggevende posities.
Het zal ongetwijfeld voorkomen dat het systeem, althans in bepaalde opzichten, gaat afwijken van de theorie waaruit het zich ontwikkeld heeft. In de praktijk kunnen en zullen er kontroversen optreden. Bijvoorbeeld bij de beoordeling of een ontwikkeling in de maatschappij al dan niet socialistisch is. Een kritikus kan het beleid van de regering op een bepaald punt niet bevorderlijk achten voor de socialistische ontwikkeling en de regering zal deze kritiek kunnen opvatten als een aanval op het socialisme zelf.
Naarmate een situatie ingewikkelder wordt, neemt de kans op meningsverschillen toe. Een periode van papierschaarste, zoals die nu in Polen voorkomt, is al zo'n gekompliceerdheid. Er moet een keus gemaakt worden: welk werk is op een gegeven ogenblik zó belangrijk, dat het voor publikatie in aanmerking komt? De brief die in april 1964 een 34 intellektuelen, onder wie een vooraanstaand socioloog, tot de poolse regering hebben gericht, o.a. over de gebrekkige toewijzing van papier voor wetenschappelijke publikaties, laat zien dat het probleem reëel is. In deze brief werd de censuur een bedreiging van de poolse kultuur genoemd. Het feit, dat de poolse regering zich bereid heeft verklaard met deze verlangens rekening te houden, wijst op de diskussiemogelijkheden tussen wetenschappelijke onderzoekers enerzijds en de regering anderzijds. De aankoop van papiermachines in Engeland in november 1964 ter waarde van ettelijke miljoenen ponden toont ongetwijfeld aan dat het de regering ernst was met de gedane toezeggingen.
| |
| |
Er zijn echter gekompliceerdheden zonder tal en ook bijzonder netelige. Polen is zwaar gehavend uit de oorlog te voorschijn gekomen, soms letterlijk uit de as herrezen. Het heeft te kampen met deviezennood en industriële achterstand. Toch is de regering gekomen met ambitieuze plannen op het gebied van medische gezondheidszorg, onderwijs en opleiding, huisvesting, sociale voorzieningen. Elk urgentieplan zal onder die omstandigheden onderwerp van kritiek worden.
De toegewijdheid van de intellektuelen en met name van de sociologen tot het regiem is, na de revolte van oktober 1956, de poolse ‘lente’, groter dan men in het Westen gewoonlijk veronderstelt. Men kan hiervoor een aantal historische oorzaken noemen.
1. In de 19e eeuw bestond er in de kringen van de poolse intellektuelen sociologische belangstelling voor ideeën over socialisme en nationale onafhankelijkheid. De grondlegger van de sociologie in Polen, Ludwik Krzywicki, kwam uit deze kringen voort.
2. Zoals elders in de 19e eeuw werd ook in Polen de sociologie positivistisch, d.w.z. van de waarneembare feiten uit, benaderd. In Frankrijk geschiedde dit o.a. door Auguste Comte, in Engeland door Herbert Spencer, in Nederland door S.R. Steinmetz.
Deze theoretici stonden allen, evenals de marxisten, op wijsgerig-materialistisch standpunt. In het westen kwam het sociologische denken steeds meer onder invloed van filosofen met wijsgerig-idealistische denkbeelden, zoals Kierkegaard, Heidegger, Husserl, Jaspers, Rickert, Dilthey. Dit was in Polen nauwelijks het geval. Ook het existentialisme heeft tot voor enkele jaren in Polen weinig voet aan de grond gekregen.
3. De strijd tegen eeuwenlange verdeeldheid en onderdrukking door de omliggende grote machten heeft het saamhorigheidsgevoel, het nationaal bewustzijn, de onafhankelijkheidszin, versterkt. De na-oorlogse situatie van Polen is nog steeds vol buitenlandse dreigingen. (Vooral door de territoriale problemen, kortweg aangeduid als het vraagstuk
| |
| |
van de Oder-Neissegrens, en in samenhang hiermee door de opnieuw sterk militairistische ontwikkeling van West-Duitsland, dat zelfs een atoommogendheid wil worden). De bedreiging van de zelfstandigheid en het vreedzaam voortbestaan van Polen worden in veel kringen als een aktuele realiteit ervaren. (Door deze vrees zijn ook het Rapacki-plan en het Gomulka-plan ingegeven). Inzake de buitenlandse vraagstukken heerst een ongekende eenstemmigheid tussen de diverse stromingen in het land. De regering van Gomulka en de leiders van de r.k. kerk, welke laatste men als enige georganiseerde oppositie van de regering kan beschouwen, kommunisten en niet-kommunisten, marxisten en niet-marxisten, vinden elkaar hierbij. Op het kritieke ogenblik overheerst de eensgezindheid in de buitenlandse politiek de binnenlandse kontroversen.
4. De dagelijkse praktische problemen in Polen zijn talrijk en vaak dermate urgent, de behoefte ze aan te pakken is zo sterk, dat ideologische diskussies op het tweede plan komen. De noodsituaties dwingen tot praktisch, d.w.z. positivistisch handelen.
Wat dit laatste betreft, n.l. de positivistische benadering, kan men van een winstpunt spreken voor de kommunistische benadering van de problemen. Anderzijds echter is de regering genoodzaakt kompromissen te aanvaarden. (Men denke bij voorbeeld aan het bloeiend voortbestaan van kleine partikuliere ondernemers, ‘privé initiatieven’, vooral in de agrarische sektor.) Hier wijkt het beginsel vaak voor de taktiek. En is het uitgesloten dat de taktiek eenmaal beginsel zal worden? Dit is een punt van diskussie onder de marxisten.
5. Hoewel de ekonomische situatie moeilijk blijft, de lonen nog steeds aan de lage kant zijn, konstateert men allerwegen een gestage verbetering in de levensomstandigheden. Bij voorbeeld in de huisvesting, de uitbreiding van het aantal levensmiddelen-artikelen, de verbetering van de kwaliteit ervan. Het tempo waarin dit proces zich voltrekt mag voor velen te traag zijn, de verschillen met de voor-oorlogse omstandigheden van gebrek aan voedsel, kleding, huisvesting, scholing, medische en andere voorzieningen, zijn hemelsbreed
| |
| |
en worden door geen Pool gelogenstraft. De bereidheid aan een gunstige ontwikkeling van de ekonomische en sociale omstandigheden mee te werken is bij de intellektuelen in het algemeen gesproken zeer groot.
Al deze achtergronden zullen veel kunnen verduidelijken omtrent de grote mate van eensgezindheid onder de Poolse sociologen, bij verscheidenheid van uitgangspunt, omtrent hun verbazingwekkende aktiviteit, maar ook omtrent hun loayaliteit tegenover het maatschappelijk regiem.
| |
Sociologisch onderzoek
Het sociologisch onderzoek in Polen wordt van vijf universitaire centra uit geleid: Warszawa, Lodz, Poznan, Cracow, Wroclaw. Behalve deze centra heeft men te Warszawa de marxistische hogeschool en in Lublin de r.k. Universiteit, kul genaamd. Polen is het enige van de kommunistische landen waar een r.k. hogeschool gevestigd is. In totaal wordt er in een veertigtal wetenschappelijke instituten sociologisch onderzoek verricht.
Polen is door zijn dramatische geschiedenis vóór, tijdens en na de wereldoorlog een land geworden met een veelheid van gekompliceerde en dringende problemen, die alle weer onderling op elkaar ingrijpen. Het land heeft behoefte aan sociologen. De vraag overtreft het aanbod en tal van sociale vraagstukken worden bestudeerd door niet-sociologen.
Uit de vóór-oorlogse periode zijn de onderzoekingen van Znaniecki, over de poolse boeren, vermaard geworden. De amerikaanse socioloog W.I. Thomas heeft hem uitgenodigd dit onderzoek voort te zetten onder de poolse boeren in de v.st. Dit is ook gebeurd. In 1938 heeft Joseph Chalasinski het werk van Znaniecki in Polen hervat.
Na de oorlog werd de onlang overleden Stanislaw Ossowski een centrale figuur in de poolse sociologische wereld.
| |
De ‘westelijke gebieden’
Tot de politiek- en ekonomisch hoogst belangrijke en de
| |
| |
sociologisch meest boeiende onderwerpen behoren de ‘westelijke gebieden’.
Dat zijn die gebieden die voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog duits waren en bij de overeenkomsten van Potsdam (waaraan v.st, s.u., Engeland en naderhand ook Frankrijk hun goedkeuring hebben gehecht) aan Polen werden toegevoegd. Deze anneksatie had een tweeledig doel. Het was een veiligheidsmaatregel tegen het militaristische Duitsland, dat tweemaal in een mensenleeftijd naar het Oosten was opgemarcheerd. Het was een schadeloosstelling voor het afstaan van de gebieden in het Oosten, waar de s.u. uit soortgelijke overwegingen zijn grenspalen naar het Westen had verplaatst. Polen is dus in feite een stuk naar het Westen opgeschoven, tot aan de Oder en de Neisse. In deze westelijke gebieden woonden vóór de oorlog ruim zeven miljoen Duitsers en anderhalf miljoen Polen. Er zijn na de oorlog ongeveer twee miljoen Duitsers in deze gebieden blijven wonen. Zes miljoen Polen zijn hier geïmmigreerd. De totale bevolking telt er nu acht miljoen op de totale poolse bevolking van 30 miljoen. De bevolking, die bij deze migratie betrokken werd, omvatte derhalve een tien miljoen mensen. Een ingrijpende aangelegenheid, mede gezien het nauwe bestek aan tijd en ruimte, 100.000 km2, waarbinnen deze zich afspeelde. Zeker uniek in de geschiedenis der volksverhuizingen. De problemen die zij opriep bezorgden dit gebied in den beginne de naam Wild West en maakten het tot een ‘eldorado’ voor sociologen: migratie, kolonisatie, industrialisatie, urbanisatie, herwaardering van gemeenschapsvormen, gezins- en woonverhoudingen en van moraliteit. Aan de onderzoekingen hier wordt leiding gegeven door o.a. Szczurkiewicz en Szcrepanski.
| |
Industrialisatie en urbanisatie
Polen ontwikkelt zich in snel tempo van een feodaalagrarisch tot een modern industrie-land. Zo is bijvoorbeeld Nova Huta, waar de machtige hoogovens van Polen werden gebouwd, in nog geen twintig jaar uitgegroeid van een on- | |
| |
beduidend voorstadje van Cracow tot een industriestad van 125.000 inwoners. Het trok zijn arbeidersbevolking van het platteland en van de dichtbijliggende berggebieden. Ook hier kende men in de eerste na-oorlogse jaren een chaotische Wild-West-periode. Een sociologisch team onder leiding van Rybicki verricht hier fundamenteel industrieëel en gezinssociologisch onderzoek.
| |
De sociale positie van de vrouw
In Polen is als regel de vrouw in het arbeidsproces buitenshuis opgenomen. Ook als zij gehuwd is en kinderen heeft. Met de fundamentele verandering die zich hiermee in het traditioneel-patriarchale Polen voltrokken heeft, is ook de relatie tot de man en de kinderen dynamisch geworden.
Tal van gezinssociologische problemen zijn hiermee aan de orde gesteld. Ook vraagstukken van psychische en lichamelijke aard. De publikaties van J. Piotrowski, Magdalena Sokolowska (arts), Maria Kloskowska trekken terecht de aandacht. Ook in het buitenland. De resultaten van deze onderzoekingen zijn bijzonder instruktief voor alle landen die te maken krijgen, of reeds hebben, met het toenemend werken van vrouwen in een beroep buitenshuis.
| |
Hand- en hoofdarbeiders
De maatschappelijke ontwikkeling in Polen brengt diepgaande veranderingen teweeg zowel bij de arbeiders als bij de intelligentsia. Dit zijn processen, die vooral door Julian Hochfeld en door Jan Szczepanski zijn geanalyseerd.
Onder leiding van laatstgenoemde worden uitgebreide onderzoekingen onder de intelligentsia verricht en tot dusver zijn reeds twaalf delen over deze kategorie van de bevolking verschenen.
| |
Opinie-onderzoek
In Polen wordt gretig gebruik gemaakt van radio en dagbladen als hulpmiddelen om gegevens te verzamelen van
| |
| |
luisteraars en lezers over tal van aktuele maatschappelijke vraagstukken (o.a. arbeidsproblemen in de agrarische sektor, meningen van de jongere generaties, vrijetijdsbesteding van stadbewoners).
| |
Maatschappij en levensbeschouwing
Het is te verwachten dat zowel de Marxistische hogeschool te Warszawa, als de r.k. universiteit te Lublin zich bezighouden met de invloed die de socialistische ontwikkeling heeft op het politieke en levensbeschouwelijke denken, in de verschillende delen van de bevolking.
In dit zeer beknopte overzicht van het sociologisch onderzoek in Polen mag zeker niet ontbreken de naam van de briljante en vruchtbare auteur Zygmunt Bauman, marxist, die door zijn brede, vooral theoretische oriëntering, groot gezag heeft verworven bij marxisten en niet-marxisten. Een goede oriëntering over de huidige stand van het sociologisch onderzoek in Polen biedt het encyklopedisch artikel van Wladyslaw Markiewicz in: ‘Social and political transformations in Poland’, 1964.
In een maatschappij waar men een steeds meer omvattende planning nastreeft, kan men moeilijk de informaties missen over het verloop en de uitwerking van de plannen. Dat men in Polen het sociologisch onderzoek van overheidswege stimuleert, wijst er op dat men niet uitgaat van de primitieve gedachte, dat het voldoende zou zijn alleen de materiële omstandigheden te wijzigen, om andere mensen en een andere maatschappij te verkrijgen.
De geschiedenis leert telkens weer dat gewortelde tradities en gevormde karakters ook realiteiten zijn. Realiteiten, waarmee bij het opstellen van plannen rekening moet worden gehouden. Goed gerichte sociologische onderzoekingen zullen ook in Polen belangrijke informatiebronnen zijn.
|
|