Maatstaf. Jaargang 13
(1965-1966)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Hans van Leyden
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||
nog versterkt, met als resultaat akseptering van. de pbo. Hier willen we het over hebben. ‘Voordat in Nederland de socialisatieleuze werd aangeheven, neemt de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie of wat men daaronder ook maar zou kunnen begrijpen, geen plaats van betekenis in’, schrijft A. Zeegers.Ga naar voetnoot1 Wat voor Nederland geldt, geldt ook internationaal. Socialisatie was voor de socialistische arbeidersbeweging de klassieke idee van ordening van de produktie op basis van maatschappelijk eigendom van de produktiemiddelen: binnen een uiteindelijk door de politieke demokratie vastgesteld produktieplan en volgens door deze vastgestelde mededingingsregels zouden de door de arbeiders zelf beheerde ondernemingen funktioneren. Het is duidelijk dat, gezien deze definitie, socialisatie binnen een kapitalistische maatschappij onmogelijk is. De term ‘socialisatie’ in dit laatste verband gebruikt, is dan niets anders dan ‘nationalisatie’ - het in eigendom van de staat overbrengen van ondernemingen. Omdat socialisatie binnen een kapitalistische maatschappij onmogelijk is, houdt het streven ernaar een revolutionaire, dus op transformatie van de maatschappij gerichte politieke aktie in. De publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, of algemener: het korporatisme, was een tegen-idee. De roomskatolieke kerk was oorspronkelijk de belangrijkste propagandist van deze idee, die in wezen poogde de kapitalistische maatschappij te vereeuwigen. Privaatbezit van produktiemiddelen stond voorop. De staat diende slechts in de produktie in te grijpen als het partikuliere kapitaal te kort schoot. De leer van het korporatisme leidde een stil bestaan, tot in Europa autoritair-kapitalistische staten ontstonden: in 1922 het fascistische Italië van Mussolini, gevolgd door het Portugal van Salazar en het Spanje van Franco. In deze staten met hun sterk-klerikale stempel werd het korporatisme praktijk, ten eerste omdat daarmee onder de dekmantel van het ‘algemeen belang’ de arbeidersbeweging dood kon worden gemaakt, ten tweede als simbolische beloning van de leiding | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||
van de roomskatolieke klerus, die de fascistische bewegingen had gesteund. Bleef in de roomskatolieke sociaal-ekonomische literatuur de leer van het korporatisme vrij abstrakt, in de fascistische staten (vooral Italië) ontstond een uitgebreide praktijk en teorie. Allerlei reaktionaire roomskatolieke politici in het buitenland propageerden min of meer gelijkluidende korporatistische ideeën. In ons land was C.P.M. Romme eminent op dit gebied. In zijn boeken vindt men talrijke uiteenzettingen over de doeleinden van het korporatisme. Zijn boek Nederlandse sociale politiek, uitgegeven in 1941 bij de uitgeverij Brand, zet de korporatistische ideeën van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie duidelijk uiteen. Hieraan willen wij het nodige ontlenen. ‘Wat is nu onder korporatieve behuizing en korporatieve opbouw te verstaan? Daaronder is te verstaan dat de mensen die in eenzelfde bedrijfstak hun maatschappelijke funktie vervullen, hetzij als leider, hetzij als arbeider, hetzij als kapitaalverschaffer, tezamen komen in één huis, van waaruit de bewoners hun gezamenlijke taak volbrengen, dat is: naar buiten de verzorging van een bepaalde sektor van ekonomische voorziening en naar binnen de verzorging van de sociale belangen der “huisgenoten” zelf.’Ga naar voetnoot1 ‘De korporatie, de met publieke macht toegeruste bedrijfseenheid, heeft (....) twee wezenskenmerken. Zij is een gemeenschap met een eigen doel. Dat doel is de harmonische verzorging van het belangenkompleks dat zij bestrijkt; een kompleks samengesteld uit de belangen van hen die erin werken, de belangen van de kapitaalverschaffers en de belangen verbonden met de goede verzorging der te produceren goederen.’Ga naar voetnoot2 ‘Over dat huis der bedrijfseenheid moet een gezag staan dat erop gericht is de goede taakvervulling door de bewoners te bevorderen en de nodige harmonie daarin te brengen, en dat deswege met publiekrechtelijke macht is toegerust, bin- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dende regels kan geven, uitvoerende bevoegdheid bezit en rechtspraak uitoefent.’Ga naar voetnoot1 Zolang de korporatief-geordende staat er niet is, is er voor de vakbeweging nog een rol weggelegd. ‘Iets anders is het uiteraard wanneer het korporatieve gebouw er zal staan, wanneer er bedrijfsorganen zullen zijn, op wie dan de taak rust de belangen van het bedrijf in hun onderlinge verbondenheid te bevorderen. Dan heeft de vakbeweging, die thans een deel dier belangen zo goed mogelijk poogt te behartigen, in haar tegenwoordige betekenis afgedaan (...)’Ga naar voetnoot2 Het staatsbeeld van Romme's korporatisme ofwel de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie rijst al duidelijk voor ons op: in de verschillende korporaties wordt de arbeidersklasse geneutraliseerd (daarin heerst paritaire vertegenwoordiging: de overgrote meerderheid van het volk en de bezittende industriële klasse zijn dus even sterk vertegenwoordigd!), daarbuiten houdt ze op in vakbonden georganiseerd te bestaan. Er is ook een verbod van staking en uitsluiting. Hoe staat het nu met de politieke vertegenwoordiging van het volk? We lezen bij Romme over ‘(....) de konsekwentie dat in de organisatie van de volksinvloed op de gang van zaken in de staat, in de vertegenwoordiging des volks dus, de korporatie wordt ingeschakeld, zodat men een organische vertegenwoordiging krijgt, een vertegenwoordiging opgebouwd op die zelfstandige lichamen die tegelijk de natuurlijke delen van de staat zijn.’Ga naar voetnoot3 Op een andere plaats zegt Romme: ‘Ook met betrekking tot de samenstelling der politieke vertegenwoordiging mag niet achterwege blijven het doen van een duidelijke keuze, in welke richting men de ontwikkeling van de medewerking van het gehele volk aan 's lands zaken in deze vertegenwoordiging wil leiden. Deze keus behoort te geschieden in de richting van inschakeling der maatschappelijke gemeenschappen, zonder dat daarnaast een afzonderlijk het volk | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vertegenwoordigend orgaan wordt behouden’.Ga naar voetnoot1 De politieke partijen dienen dus te worden afgeschaft, het parlement dat daarop gebaseerd is, dient te worden omgebouwd in korporatieve zin. Een term als ‘korporatiekamer’ duikt dan op. L.G. Kortenhorst, medestander van Romme ook op dit terrein, stelde na de oorlog een nieuwe grondwet voor: de eerste kamer zou als korporatiekamer hebben te funktioneren.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||||||||||||||||||||
Sociaal-demokratie en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie vóór de oorlogOorspronkelijk hanteerde de sociaal-demokratie in Nederland, belichaamd in de sociaal-demokratische arbeiderspartij (sdap), de socialisatieleuze. Van reaktionaire roomskatoliekpolitieke zijde werd daar de idee van de pbo tegenover gesteld, zagen we reeds. Voor een goed begrip is het nodig in enkele forse lijnen de ontwikkeling van de socialisatiegedachte bij de nederlandse sociaal-demokratie te schetsen. Eerst was daar de doktrinaire socialisatiegedachte zoals we die beschreven. Troelstra stelde in 1907 het daarop gebouwde politieke sisteem van de sociaal-demokratie op. Na de zege van het proletariaat, dus na de machtsovername in de staat, verdwijnt de staatsapparatuur. Welke organisatie moet dan in haar plaats treden, vroeg Troelstra zich af. Zijn idee was een regeling van bovenaf te vervangen door 1. een organisatie van de direkt-belanghebbenden bij het gemeenschapsbedrijf, 2. een organisatie waarin deze direkt-belanghebbenden en de overheid elkaar ontmoeten, 3. verlening van publiekrechtelijke bevoegdheden aan het orgaan dat met het bestuur van het gemeenschapsbedrijf belast is en dit namens de gemeenschap beheert. Het ‘politieke sisteem van de sociaal-demokratie’ zou worden bekroond met twee lichamen: de nationale verga- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dering en de arbeidsraad, die het volk naar zijn bedrijfs- en beroepsbelangen vertegenwoordigt. Allen die de ideeën van Troelstra proberen in te schakelen bij die betreffende de aan het korporatisme ontleende p.b.o., miskennen de belangrijkste door Troelstra gestelde voorwaarde: het veroveren van de politieke macht in de staat door de arbeidende klasse. Via de rapporten Socialisatie (1920), Bedrijfsorganisatie en medezeggenschap (1923), Nieuwe organen (1931) en Socialisatie (1933) koerste de sdap naar de p.b.o. Het principiële punt daarbij was het verlaten van de socialisatiegedachte en naderhand praktisch ook de nationalisatiegedachte. (Het woord ‘socialisatie’ betekent al heel snel niets anders dan ‘nationalisatie’.) Het verlaten van de socialisatiegedachte staat gelijk met, dat is duidelijk, het opgeven van de wens een socialistische maatschappijstruktuur in te voeren. In het eerste socialisatierapport werd gerekend met tweeerlei ondernemingen: genationaliseerde (de monopolistische, dus ook steenkoolproduktie, transportbedrijf, elektriciteitsbedrijf) en partikuliere (voor niet-massaprodukten en luxe produkten). Voor de genationaliseerde ondernemingen geldt, dat de drie bij de onderneming belanghebbende groepen (arbeiders, konsumenten en gemeenschap) in de organisatie een evenredige vertegenwoordiging vinden. Een raad van beheer en toezichtGa naar voetnoot1 geeft de algemene bedrijfspolitiek aan en oefent toezicht op de direktie. De instelling van personeelraden wordt aanbevolen om de medezeggenschap van het personeel tot uitdrukking te brengen. De personeelraad vergadert onder voorzitterschap van de direkteur of zijn plaatsvervanger. Vaste bemiddelingskommissies zullen werkstakingen moeten voorkomen. Er geldt een verbod van staking. In het rapport Bedrijfsorganisatie en medezeggenschap (1923) ging de sdap weer een stap verder. Gold eerst de leus: socialisatie (de sdap bedoelt nationalisatie) is voorbereiding voor | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||
het socialisme, nu heft de sociaal-demokratie de leus aan: bedrijfsorganisatie is voorbereiding voor de socialisatie. De opstellers van het rapport willen organen in het leven roepen waardoor de gemeenschap en de werknemers zeggenschap krijgen in het partikuliere bedrijfsleven. Men wil ordenen ter voorbereiding van nationalisatie, zo zegt men. Het rapport behandelt tweeërlei bedrijfsorganisaties: die van de partikuliere en die van de genationaliseerde onderneming. Aan het hoofd van een bedrijfstak (partikulier bedrijf) staat een bedrijfsraad, waarin vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers uit die bedrijfstak en van de gemeenschap paritair zitting hebben. De bedrijfsraad regelt o.a. de prijzen. Elke bedrijfsraad wijst een aantal vertegenwoordigers aan voor de centraal-ekonomische raad. Deze cer kan besluiten van bedrijfsraden vernietigen, heeft preventief toezicht op de verordeningen en is tevens advieskollege in ekonomische aangelegenheden. Van een beschrijving van de beheerskonstruktie van de genationaliseerde ondernemingen zien we af, omdat die voor ons doel irrelevant is, nu genationaliseerde bedrijven geen hoofdzaak meer zijn zoals in 1920. We zien dat de sdap nu volledig geokkupeerd is geraakt met ‘ordening’ binnen de kapitalistische maatschappij. De slagschaduwen van de p.b.o. vallen al op ons. Het rapport Nieuwe organen (1931) wil Troelstra's bovengeschetste idee realiseren binnen de kapitalistische maatschappij. De rapporteurs (waaronder M. van der Goes van Naters) willen het staatsrechtelijk deel van het socialisme bij verrassing invoeren, zo kunnen we in de woorden van kritici van het rapport zijn essentie samenvatten. Het socialisatierapport van 1933 is de definitieve breuk met de doktrine van socialisatie (nationalisatie). De sociaal-demokratie eist nog slechts de nationalisatie van de centrale bank en het verzekeringsbedrijf, regeling van het vervoerswezen en instelling van een elektriciteitsraad. De sociaal-demokratie voelde nog maar weinig voor een onteigening op zo grote schaal als het eerste socialisatierapport voorstelde. ‘Ordening’ wordt nu de leidende gedachte, ‘ordening’ door bedrijfsorganisatie’, ‘De ordeningsgedachte kwam | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vooral op toen de socialisatiegedachte wegebde. Men zou hiervoor velerlei bewijs kunnen bijbrengen. Wij denken bijvoorbeeld aan het rapport van het nvv Naar ordening van het bedrijfsleven (1935), waarin het woord socialisatie zelfs niet voorkomt, doch dat allerlei ordenings- en sociale maatregelen voorstelt en een pleidooi voert voor bedrijfsraden, overkoepeld door een centrale ekonomische raad’, konkludeert Zeegers.Ga naar voetnoot1 De behoefte tot een politiek akkoord met de r.k. Staatspartij te komen speelt een belangrijke rol bij het op de voorgrond schuiven van ordening inplaats van nationalisatie, is een andere reeds genoemde konklusie van Zeegers. Het duurde echter nog tot de oorlogsperiode en naoorlogse periode voor de korporatistische ideeën definitief beslag legden op de sociaal-demokratie. In die oorlogsperiode vonden de gebeurtenissen plaats die de pvda-teoretici na de oorlog zouden aanduiden als de voorbereiding van de ‘doorbraak’. | |||||||||||||||||||||||||||||
Sociaal-demokratie en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in en na de oorlogNa de oorlog volgde de partij van de arbeid de sdap op. Toen in februari 1946 de pvda werd opgericht, vond er in feite een fusie plaats tussen de reformistische leiding van de sdap en een aantal in en rond de Nederlandse Volksbeweging zwevende groepen. Die groepen werden meer gekarakteriseerd door hun leiding dan door hun leden. Ze hadden vaak weinig leden, maar veel leiding. Ze werden gevormd door zg. progressieve katolieken, vrijzinnig-demokraten en protestanten, die besloten hadden te breken met hun vooroorlogse politieke formaties. De leiding van de sdap (Vorrink c.s.) ging uit van de magische gedachte: hoe meer groepen er worden aan- en bijgetrokken, des te meer aanhang de nieuwe partij krijgt bij het nederlandse volk en des te meer sukses de naoorlogse verkiezingen opleveren. Zij had jammer | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||
genoeg niet in de gaten dat men met het aantrekken van leidingen weinig bereikt. Dat bleek alras bij de eerste verkiezingen na de oorlog in 1946. Deze werden een fiasko voor de ‘doorbraak’. Dit alles is voor ons slechts van zijdelings belang. Het gaat ons er niet om een geschiedenis van de partij van de arbeid te schrijven, doch slechts een indruk te geven van de gebeurtenissen in en om de vorming van de partij van de arbeid, voorzover ze van belang zijn voor ons onderwerp. Wij willen daarom selektief op personen en ideeën wijzen. De grootste gebeurtenis in de oorlogstijd is ongetwijfeld de Nederlandse Unie. Hiermee is de pvda met sterke personele banden verbonden. Deze lopen over de Nederlandse Volksbeweging. In Gard SivikGa naar voetnoot1 is door Neudecker en Van der Zwan de overwinning van de Unie-richting van Suurhoff-Ruygers in de pvda geschetst. Daar werd al voldoende over Unie en nvb gezegd. G. Ruygers, die via de katolieke Christofoorgroep in de nvb kwam, was hoofdredakteur van het Unie-orgaan. In zijn voor de Nederlandse Unie uitgegeven boekje Volkseenheid vinden we het program van de Unie met als karakteristieke punten: 1. ‘organische ordening der arbeidsgemeenschap zonder klassentegenstellingen’ en 2. ‘(...) organische opbouw van het nederlandse gemenebest onder leiding van een krachtig en besluitvaardig gezag’.Ga naar voetnoot2 Dit zijn onverbloemd-korporatistische trekken. J. Barents, de in 1961 gestorven hoogleraar, was redaktiesekretaris van de Nederlandse Unie. Hij kwam voort uit de christelijk-historische Nederlandergroep, waartoe ook G.E. van Walsum behoorde. In 1941 (!) publiceerde hij een boek (ook bij Brand), getiteld Het nieuwe Spanje, dat een mengeling is van beschrijving en begrip. Kenmerkend zijn uitlatingen als ‘Het is dus wel duidelijk dat wij enige tijd verder zullen moeten zijn om een oordeel over Spanje's nieuwe bewind te kunnen formuleren’Ga naar voetnoot3 en ‘Toen Franco en de | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zijnen de strijd wonnen, het staatsgezag in handen namen en geheel Spanje van hun metoden en denkbeelden wilden doordringen, konden zij de partijen die tot het ‘volksfront’ behoord hadden, onmogelijk laten voortbestaan’.Ga naar voetnoot1 Barents een gevoel van simpatie met de korporatieve opbouw van de spaanse ekonomie te willen ontzeggen, lijkt ons gewaagd. Hij schrijft: ‘De menselijke waarde van de arbeid is misschien het beste beginsel dat in de nieuwere vormen van sociaal-ekonomische politiek welke men hier en daar aanhangt, tot uitdrukking komt. In dit beginsel neemt de nieuwe ekonomische politiek, die zich in andere opzichten als meer gebonden van het oude liberale stelsel onderscheidt, juist meer soepele vormen aan. Zij past zich beter aan bij de behoeften van de mens in zijn werk, in zijn gezinsleven, in zijn Zedelijk bestaan. Wij behoeven niet in een overmaat van idealisme te geloven dat dit doel bij de huidige ontwikkeling in Spanje aanstonds reeds bereikt zal zijn’.Ga naar voetnoot2 De man die deze taal schreef, formuleerde na de oorlog in de pdva buitenlandse politiek van een makaber soort anti-kommunisme. In een nekrologieGa naar voetnoot3 schrijft partijteoretikus J.M. den Uyl over hem: ‘De jammerlijkheden die tot de katastrofe van de nazistische overheersing voerden, hebben zijn politieke inzichten bepaald’ en ‘(...) de verdediging tegen het kommunisme, de militaire organisatie, (...) hielden hem bezig’. In Socialisme, vroeger en nu schetst Ruygers het sociaal-ekonomische program van de naoorlogse socialistische beweging zoals hij haar ziet: ‘Aan het beginsel van het partikulier initiatief en de persoonlijke zelfwerkzaamheid mag niet worden getornd, omdat dit in een gezonde en krachtige samenleving niet kan worden gemist’.Ga naar voetnoot4 ‘In de tweede plaats moeten er nieuwe, publiekrechtelijke organen komen van bedrijf en beroep’.Ga naar voetnoot5 ‘Het beginsel van de klassenstrijd moet | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||
plaatsmaken voor dat van onderlinge samenwerking’.Ga naar voetnoot1 Ruygers en Barents voeren ons naar de nvb. Barents was er sekretaris van. Ruygers was ondertekenaar van de oproep. In de nbv komen we Suurhoff tegen. Ook Suurhoff behoorde tot de ondertekenaars van de Oproep van de nbv. Wij willen voor zijn persoon eerst een stap terug doen, naar zijn illegale brochure Werknemer en toekomst, die in 1943 verscheen. Deze toekomstige leider van de pdva schreef toen: ‘Na de oorlog valt met zekerheid een publiekrechtelijke bedrijsorganisatie van ons gehele bedrijfsleven te verwachten, waarbij de overheid zal optreden als behartiger van het algemeen belang. Als wij arbeiders onze taak en onze tijd begrijpen, dan zullen wij er op aandringen dat ook aan onze vertegenwoordigers een plaats in de bedrijfsorganen wordt ingeruimd’.Ga naar voetnoot2 De organische opbouw van het bedrijfsleven zat ook hem hoog. ‘Er zijn voor de organische opbouw van het bedrijfsleven na deze oorlog al heel wat plannen gelanceerd. En het is verheugend dat zij een grote mate van overeenstemming vertonen wat de hoofdzaken betreft. Ons dunkt dat het door de kommissie-WoltersomGa naar voetnoot3 gemaakte indelingsschema zeer bruikbaar is. Natuurlijk zal het leiderschap niet aan de voorzitters der hoofd-, bedrijfs- en vakgroepen kunnen blijven, al is een sterke centralisatie van bevoegdheden aan de top wel gewenst’.Ga naar voetnoot4 Voor het absolute verlaten van de socialistische doktrine zijn de volgende uitspraken betekenisvol: ‘En nu moet één ding ons volkomen duidelijk zijn: een onderneming is als een schip. Er kan ten slotte maar één kapitein zijn, vooral als het schip in moeilijke omstandigheden verkeert’Ga naar voetnoot5 en ‘Wij hebben uiteengezet, hoe de bedrijfsleiding steeds onafhankelijker is geworden van de aandeelhouders. Zij zal even onafhankelijk moeten blijven in | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||
haar bedrijfsekonomische beslissingen van de werknemers in de onderneming’.Ga naar voetnoot1 In de nvb vindt men een eerste neerslag van de ideeën die in de voorgaande jaren waren ontwikkeld. In de toelichting bij de Oproep van de nvb wordt gesproken van: ‘Een zedelijke levensorde van gemeenschap der in verantwoordelijkheid gestelde mensen; een funktioneel georganiseerde maatschappij (cursivering van mij, HvL), waarin ieder mens een rechtvaardig aandeel in de gemeenschappelijke welvaart verwerft, met gelijke sociale ontwikkelingskansen voor ieder; een rechtsorde van de arbeid, niet beheerst door kapitaalbezit, maar geleid door samenwerking van alle bij het arbeidsproces betrokken groepen en gericht op de algemene volkswelvaart’.Ga naar voetnoot2 De nvb was een konglomeraat van groepen en ideeën, waaruit de pvda is ontstaan. De al voor de oorlog te konstateren wegglijding van socialistische ideeën naar die van ‘ordening’ en ‘bedrijfsorganisatie’, gevoed door de wens uit het z.g. isolement te komen, werd door de ontwikkeling in de oorlog voltooid. Toen ontstond het sociaal-ekonomische sinkretisme, dat zijn hoogste uitdrukking vond in het beginselprogram 1959 van de partij van de arbeid. Dat sinkretisme wordt prachtig onder woorden gebracht in wat C.J.A.M. ten Hagen schreef in de na de bevrijding van Zuidnederland gefuseerde bladen Vrij Nederland - Je Maintiendrai - Christofoor. Dit fusieblad stond onder redaktie van Ten Hagen (r.k.), Kleywegt (p.chr.) en Thomassen (sdap). Alledrie waren naderhand vooraanstaande pvda-leden. Ten Hagen schrijft over dat sinkretisme en meldt dat ‘de redaktie, samengesteld uit de voornaamste geestesrichtingen van ons volk, een team vormt in haar streven naar een nieuw maatschappelijk bestel en het eens blijkt te zijn over haar fundamentele beginselen als de verhouding persoonlijkheid en gemeenschap, kapitaal en arbeid, het gezin, de organische opbouw van de maatschappij, (...)’ en dat ‘naast elkaar worden aangehaald Quadra- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gesimo Anno en het ordeningsplan van de sdap, korporaisme en soevereiniteit in eigen kring enzovoort’.Ga naar voetnoot1 Dit vrome streven is het adagium van de partij van de arbeid geworden. De realiteit blijkt er zich echter de laatste jaren niet aan te konformeren, gezien de wilde stakingen en de gebeurtenissen rondom de looneksplosie; wat men wilde uitbannen stak de kop weer op. | |||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|