| |
| |
| |
Dr. O. Noordenbos
Het katholieke element in de wereldpolitiek
Er is geen macht ter wereld die in haar eeuwenlange geschiedenis zichzelf zo gelijk gebleven schijnt te zijn als de Rooms-Katholieke Kerk. Zij is een geestelijke macht, want zij beschouwt zich als de enige ware kerk die door Christus is gesticht. Maar zij is evenzeer een wereldlijke macht die samenhangt met de aard van haar geestelijke macht. Zij acht zich immers geroepen, terwille van het eeuwig heil van het aan haar toevertrouwde mensdom, dat in het leven ‘hier beneden’ al wordt voorbereid, ook het leven op aarde te leiden en te ordenen volgens haar leringen en geboden. Dit betekent dat de kerk een totalitair karakter heeft.
Deze kerk noemt zich katholiek en daarin is uitgedrukt dat zij zich over de gehele wereld wil uitbreiden. Zij heeft een zending om allen deelachtig te doen worden aan het eeuwig welzijn dat zij door haar genademiddelen kan verschaffen. In haar hiërarchische struktuur, aan de top waarvan de paus van Rome staat als stedehouder van Christus, komt de bovennatuurlijke oorsprong van de kerk tot uiting. Zij is door God gesticht, zij is een heilig instituut.
De kerk beleidt de katholiciteit, maar verwerkelijkt is zij nooit in haar geschiedenis. Zij blijft op aarde een ecclesia militans. Zij heeft zelfs ernstige verliezen geleden. In het midden van de 11de eeuw zijn de oosterse kerken afgescheiden. Vier eeuwen later hebben de protestantse kerken een nieuwe scheuring teweeggebracht. Haar streven blijft echter, de dwalende kerken terug te voeren naar de moederkerk. Dit eukumenische streven strijdt echter zozeer tegen het eukumenisme van de andere christelijke kerken die juist ontstaan zijn uit het verzet tegen de roomse hiërarchie, haar dogmatisch karakter en totalitaire aanspraken, dat een hereniging der christelijke kerken niet anders mogelijk zal zijn dan door prijsgeving van principiële grondslagen.
De r.-k. Kerk pleegt na ingrijpende gebeurtenissen die het
| |
| |
bestaan van de kerk bedreigen, een concilie bijeen te roepen. Dit is gebeurd na de Hervorming met het concilie van Trente in het midden van de 16e eeuw, dat de stoot heeft gegeven tot een nieuw offensief van de kerk, de Contrareformatie, om het verloren terrein waar mogelijk terug te winnen en de kerk in leer en organisatie straffer te reorganiseren. Het protestantisme werd in landen als Duitsland, Frankrijk, Nederland en Polen in belangrijke mate teruggedrongen, in Spanje en Oostenrijk, waar de Habsburgers regeerden, geheel. Aan de politiek van deze dynastie verleende de kerk haar volle steun.
Feitelijk heeft de kerk, tot leedwezen van vele katholieken in deze tijd, zich gehouden aan de richtlijnen van dit aan het einde der middeleeuwen gehouden concilie. Daar heeft het eerste Vaticaans Concilie, al werd ook dat bijeengeroepen ten einde het kerkelijk standpunt vast te stellen tegenover nieuwlichterijen in het midden der 19de eeuw op wetenschappelijk, filosofisch, maatschappelijk en zelfs theologisch gebied (modernisme), niet zoveel aan veranderd. Nu - en daaraan kunnen we zien in welk een versneld tempo we leven - wordt binnen een eeuw een tweede Vaticaans Concilie gehouden dat dienen moet om een deerlijke achterstand in te halen. Het lijkt erop alsof dit concilie voor een reeks vraagstukken wordt gesteld als nog nooit aan een kerkvergadering zijn voorgelegd. Het is natuurlijk ook toe te schrijven aan de kommunikatiemiddelen dat dit concilie zo in het brandpunt der belangstelling staat, juist ook van niet-katholieken, maar nog meer doordat allerwegen wordt gevoeld dat er iets bijzonders aan de hand is. Voor het eerst in de geschiedenis van de kerk wordt het kerkelijk bestuursapparaat ter verantwoording geroepen.
Na het eerste Vaticaans Concilie heeft de kerk zich steeds afwerend gesteld tegenover de vraagstukken die haar zouden hebben moeten interesseren, in plaats van ze met de nodige objektiviteit ernstig onder ogen te durven zien. Dat heeft zich gewroken, wat blijkt uit de vaak heftige oppositie die de curie met de huidige paus aan het hoofd heeft ontmoet.
Paus Johannes XXIII heeft het woord aggiornamento gebruikt om aan te duiden waar de kerk momenteel voor
| |
| |
wordt gesteld. Zijn verrassend initiatief leek erop te wijzen dat we door het woord te vertalen met ‘aanpassing’ zijn bedoeling te kort doen. Aanpassing toch wil zeggen dat de kerk wordt gedwongen het schip der kerk te ontdoen van aanslibsels die het verder varen belemmeren. Men kan natuurlijk een aantal verouderde gebruiken, instellingen, voorstellingen en zelfs denkwijzen overboord zetten, iets anders is het, waar juist vele oprechte gelovigen naar streven, de wereldlijke macht van de kerk terug te dringen tot vóór de Constantijnse era, toen zij nog niet door een romeinse keizer werd bestemd om zijn wereldlijke macht met een goddelijk aureool te omgeven. Dat zou geen aanpassing alleen meer zijn, dat zou een ‘vernieuwing’ betekenen. Trouwens, het zou niet de eerste keer zijn in de geschiedenis van de kerk dat een vernieuwing werd gezocht in de terugkeer naar de oorsprong. Het christelijk of bijbels humanisme aan het eind der middeleeuwen en het begin der nieuwe geschiedenis was zulk een poging.
Heeft dit iets te maken met de vraag naar de betekenis van het katholieke element in de tijd van na de Tweede Wereldoorlog? Ik meen van wel, omdat het gezag van de kerk in de wereld van de politieke verhoudingen nauw samenhangt met het beeld dat zij van zichzelf heeft. En dit beeld is niet alleen afhankelijk van wat het Vaticaan denkt of doet of niet doet, maar ook van wat de gemeenschap van gelovigen die toch tezamen de kerk vormen, hoe hiërarchisch zij ook gestruktureerd mag zijn, wensen dat de kerk zal zijn. Want voor het eerst in de geschiedenis van de r.-k. Kerk roert zich een beweging van onderen op. Deze kan zich op een concilie, dat als alle andere concilies van bovenaf wordt bijeengeroepen, weliswaar slechts door de hoogste clerus, de bisschoppen, doen horen, maar er komt desondanks een verlangen tot uiting dat de kerk tot dusver nauwelijks gekend, althans weinig of niet gedemonstreerd heeft. Om het met de woorden te zeggen van een redaktielid van De Nieuwe Linie, drs. J. Arts, (no. van 23-1-'65)... ‘het waagstuk van de vrije godsdienstige gemeenschap, waarin de leden mondig genoeg zijn om hun geloofsleven in eigen beheer te houden en dat betekent: hun gedragslijn, maar ook hun verhouding tot het
| |
| |
hoofd, creatief te bepalen. En dat op een nuchtere, loyale, humane wijze die het begrip ketterij of schisma tot een archaïsch en belachelijk begrip maakt’.
Zulk een kerk zou zich niet meer in de lands- en wereldpolitiek kunnen gedragen als het instituut waarvan de protestantse theoloog van katholieke afkomst, Fr. Heiler, in zijn boek Der Katholicismus van 1923 heeft geschreven: het Vaticaan volgt nauwlettend alle politieke gebeurtenissen, zorgvuldig waakt zij over de politieke konstellatie van het ogenblik om gebruik te maken van elke gelegenheid de kerkelijke machtspositie te versterken.
Nu is het moeilijk te verwachten dat de Rooms-Katholieke Kerk, die zich een instelling noemt van goddelijke herkomst, een heilige kerk, die een geschiedenis achter zich heeft van bijna twee millennia en in haar apostolische successie een indrukwekkende kontinuïteit vertoont waar geen wereldlijke dynastie ooit aan heeft kunnen tippen, in korte tijd zal veranderen. Om twee redenen niet. In de eerste plaats niet, omdat - om nog eens de heer Arts te citeren - de hoogste clerus, de meer dan 2000 bisschoppen van het concilie ‘voor het merendeel mannen (zijn) die maar moeilijk los kunnen komen van wat zij in hun jeugdjaren, hun opleiding en hun clericale praktijk geleerd hebben: een denken, voortgekomen uit de katechismus; een zeker formalisme, dat stoelt op een verstarde moraaltheorie; een grote volgzaamheid... en ten slotte een kijk op de gelovigen die we kortheidshalve maar clericaal noemen. Zij waren evenmin berekend op een concilie als de kerkgangers van nu het zijn op de mis in het Nederlands.’
In de tweede plaats moeten we ons afvragen of de grote massa van wie zich gelovige katholieken noemen hun katholicisme dat zich geheel heeft verweven met een zeker levenspatroon, met een overgeleverde, vast verankerde standaard-moraal, de behoefte en bereidheid bezitten zich te ‘bekeren’ van een gemakkelijke gehoorzaamheid tot een zelfstandig innerlijk beleven van hun christelijke religie. Het boekje dat Carl Amery over het duitse milieukatholicisme heeft geschreven, Die Kapitulation oder deutscher Katholicismus heute (1963), laat op ontstellende wijze zien, hoe het fatsoens- | |
| |
katholicisme tegenover Hitler volkomen gekapituleerd heeft en na de oorlog feitelijk niet veranderd is. Heinrich Böll, die een slotwoord heeft geschreven bij dit boek van een duitse katholiek over het duitse katholicisme, legt er nog eens de nadruk op dat het, bij gebrek aan elke vorm van zelfstandig denken - dat als ‘ontbindend intellektualisme’ gebrandmerkt werd - ten prooi moest vallen aan het nazisme en na de oorlog verstrikt raakte in die partij met haar belangen, die als enige zich de C (voor christelijk) heeft opgespeld.
Hoe kwam het katholicisme uit de laatste oorlog te voorschijn? Voor en tijdens de oorlog is het de fascistische leiders zeer ter wille geweest. In Oostenrijk was er een uitgesproken katholieke ‘standenstaat’ uitdrukkelijk volgens de richtlijnen van de encykliek ‘Quadragesimo anno’ onder Dollfuss tot stand gekomen, met Mussolini had het Vaticaan een konkordaat gesloten dat de diktator de vrije hand gaf in aangelegenheden als de zorg voor de jeugd die van oudsher de kerk toevielen. De kerk is financieel wel gevaren bij deze transaktie, die de kerkelijke staat heeft hersteld. De grove inbreuken op het volkenrecht als de overval op het weerloze Abessinië door Mussolini, ‘de man die de Voorzienigheid ons heeft gezonden’ volgens paus Pius XI, en de steun aan de spaanse opstand tegen de wettige spaanse regering in 1936 zijn door het Vaticaan geheel gedekt; eveneens Mussolini's optreden tegen zijn binnenlandse tegenstanders. De enige protesterende encycliek Non Abbiamo richtte zich tegen de fascistische aanval op de Katholieke Actie.
Over het konkordaat dat Pius XI met Hitler heeft gesloten en dat voornamelijk het werk was van de nuntius en latere staatssekretaris Eugenio Pacelli, sinds 1939 Pius XII, diens sympathie voor Duitsland, ook voor dat van Hitler en zijn houding tegenover de joden, waarover kort geleden nog zulke onthutsende onthullingen zijn gedaan, kunnen we kort zijn. In 1933 schreef Tucholsky in een brief: ‘Wat mij vooral bekommert, is de houding van de paus... Hij die zijn mensen verraadt in Duitsland en die in Italië zich tot knecht maakt van het slechtste, oudste en smerigste imperialisme...’
| |
| |
Het kan dus niet verwonderen dat na de bevrijding van verschillende kanten aan ongerustheid over het zich weer tot uitbreiding van zijn macht opmakende katholicisme uiting werd gegeven. In 1945 publiceerde P. Schmid-Ammann Der politische Katholicismus, waarin hij dit als een ernstige kwestie van de internationale politiek en in het bijzonder als een nationaal probleem in Zwitserland aan de orde stelde. Hij schreef over het fascistische Italië, het spaanse Francoregiem, over de klerikale politiek in Frankrijk, Duitsland en zijn eigen land en over de nog zwakke tegenkrachten die in katholieke kringen van jongeren opkwamen. Hij beschreef voornamelijk de situatie van voor de oorlog, maar zijn verwachting was dat het politieke katholicisme door zou gaan zich van alle machtsposities meester te maken waar dit ook maar enigszins mogelijk was.
Ook in ons land heeft de toenemende invloed van het rooms-katholicisme na de oorlog in het politieke en maatschappelijke leven, in filosofie, onderwijs en kunst de aandacht getrokken, het meest bij de protestanten die een veel groter verlies in hun kerken moesten konstateren dan in de roomse kerk het geval was. In 1948 heeft het tijdschrift Wending een speciaal nummer laten verschijnen over het roomskatholicisme. Het bevat voornamelijk bijdragen van theologen die evenwel in het bijzonder de kulturele, politieke en sociale aspekten van het katholicisme behandelden. Professor Van der Leeuw stelt aan het einde van zijn beschouwing over het kulturele aspekt dat hij zo ruim neemt dat ook staat en maatschappij hieronder vallen, vast dat het geen zin heeft te ontkennen ‘dat er onder niet-roomsen een groeiende ongerustheid is, niet over de wijze van belijden, maar wel over de toename van roomse machtsontwikkeling’. Hij vraagt zich zelfs af of ‘wij (die met de roomsen broederlijk in het verzet gestreden hebben) eigenlijk niet het ene totalitarisme verruild (hebben) tegen het andere’. ‘En is het conflict, waarin de roomse kerk thans alles op één kaart schijnt te zetten, dat tusen rooms-katholicisme en communisme... niet... een zeer natuurlijke botsing tussen twee totalitaire machten, die geen van beide van persoonlijke
| |
| |
verantwoordelijkheid weten, geen van beide de nederigheid van het dienen kennen...?’
Professor Berkhof, die later als waarnemer het tweede Vaticaansconcilie zal bijwonen, schrijft in dit nummer over het theokratische en intolerante element in het katholicisme. Theokratie betekent de verkerkelijking van alle levensterreinen. ‘Zo alleen kan het ons duidelijk worden, waarom b.v. zeer diepgaande sociaaleconomische verschillen toch nooit die scheidende betekenis hebben als binnen andere geestelijke bewegingen (humanisme, reformatie) en niet in staat zijn de politieke eenheid van het rooms-katholicisme te breken. De verkerkelijking des levens - ziedaar het ideaal dat allen samenbindt’. Wat de r.-k. Kerk niet kan erkennen in tegenstelling met de Reformatie dat is ‘de bevrijding van de levensterreinen van de voogdij der kerk’. ‘De verkerkelijking’, schrijft Berkhof, ‘is ook de oorzaak van het rusteloos streven naar het bezetten van strategische posten, het tot zich trekken van staatssubsidies, en het bevoorrechten van de eigen mensen, waarbij de vraag of iemand goed is, op de achtergrond komt ten opzichte van die, of hij goed rooms is’.
Het spreekt vanzelf dat vooral in de Verenigde Staten, het land dat zich in deze eeuw tot de rijkste en machtigste natie ontwikkelt, het Vaticaan zal streven een toenemende invloed te verkrijgen. Ook daaraan wordt in dit nummer van Wending aandacht besteed. Van 1908 af is de amerikaanse kerk zelfstandig. Aanvankelijk wordt ter bereiking van het doel, Amerika voor het rooms-katholieke geloof te winnen een onopvallende koers ingeslagen. Het is vooral sinds de tweede wereldoorlog dat een agressieve strategie wordt ingezet. Nieuwe kerken, nieuwe scholen. ziekenhuizen, jeugdzorg, vakverenigingswezen zijn objekten voor een dynamische roomse aktiviteit. Vooral de pers wordt een faktor van belang, niet alleen om wat ze schrijft; niet minder effekt hebben haar stilzwijgen over wat de kerk niet zint of benadeelt en de boycot van de niet-roomse pers. Een duidelijk voorbeeld is de poging de publikatie te verijdelen van het destijds geruchtmakende boek van Paul Blanshard, Freedom and Catholic Power (in nederlandse vertaling Vaticaan en Vrij- | |
| |
heid, 1952). Gedeeltes van het boek waren reeds verschenen in Amerika's oudste onafhankelijke tijdschrift The Nation, maar de katholieke boycot trachtte de kioskenhouders te beletten het blad te verkopen. De auteur stuitte, toen hij zijn boek wilde doen verschijnen, bij tien grote uitgevers op een weigering uit vrees voor katholieke represailles, ook al wisten zij dat het boek sukses zou hebben - dat het inderdaad ook heeft gehad. De r.-k. Kerk is in de v.s. in korte tijd formidabel gegroeid. Omstreeks 1948 werd van katholieke zijde het aantal leden op ca 26 miljoen gesteld, in 1964 noemt Oosthoeks Encyclopedie het getal 42 miljoen. De r.-k. Kerk is verreweg het grootste kerkgenootschap. Het is een macht in de v.s., het is ook een macht in het Vaticaan. De
invloed van kardinaal Spellmann, die bijzonder bevriend was met Pius XII, kon moeilijk te laag worden aangeslagen. Ook financieel waren en zijn er waarschijnlijk nog nauwe banden. Bepaalde romeinse families die een groot deel van het italiaanse ekonomische en financiële leven in Italië beheersen via de Vaticaanse Banco di Santo Spiritu, zijn geinteresseerd in grote amerikaanse concerns. Het is ook niet zo verwonderlijk dat de kommunistenjager McCarthy de sympathie van het Vaticaan genoot, want Pius XII zag in Hitler in de eerste plaats de man die het goddeloze kommunisme bestreed.
Het katholicisme met ongeveer een half miljard belijders neemt onder de godsdiensten een unieke plaats in door zijn eenheid, organisatie en discipline. In de wereldpolitiek treedt het daardoor ook als een wereldlijke macht op de voorgrond. Nu ook nieuwe, niet-christelijke landen en continenten meedoen in het internationale leven, moet het katholicisme relatief aan macht verliezen. In de islamitische, hindoeïstische en boeddhistische landen ontmoet het uiteraard steeds grotere weerstand wegens het geestelijk imperialisme dat het eigen is. In latijns Amerika, bestaande uit in naam katholieke landen, is zijn positie zwak door maatschappelijke oorzaken en hier wint zelfs het protestantisme veld. De kommunistische landen zijn het vijandig gezind. In een land als Polen, overwegend katholiek, zal het zich slechts staande
| |
| |
kunnen houden, wanneer het zijn wereldlijke aanspraken laat varen. Het is een fatale toestand van de r.-k. Kerk, dat de geheel katholieke landen in Europa, Spanje en Portugal, niet ander dan katholiek-fascistisch genoemd kunnen worden, dat Italië zijn achterlijkheid voornamelijk moet toeschrijven aan de tegenstand van de hoge clerus tegen de sociale hervormingen in het midden en zuiden van het land.
Wat mogen we nu verwachten van de vernieuwingsgedachten die zich momenteel, sinds ongeveer een half decennium - al is hier in bepaalde kringen al geruime tijd veel voorbereid - steeds sterker zijn geworden en die m.i. niet anders ten doel zullen kunnen hebben dan wat de heer J. Arts noemde: het waagstuk van de vrije godsdienstige gemeenschap...? Dat waagstuk zou volgens mij insluiten de afbraak van het Vaticaanse machtsinstituut. Niemand zal verwachten dat zulk een afbraak eenvoudig is en snel zal gaan.
Nog een enkele opmerking zou ik willen maken over de katholieke dubbelzinnigheid waarover Frédéric Hoffet in 1957 heeft geschreven in zijn L'Êquivoque catholique en waarop ik niet meer kan ingaan. Professor Van der Leeuw roert deze kwestie ook even aan in zijn reeds genoemd artikel in Wending: ‘Wij hebben vaak den indruk, dat de strikte eerlijkheid tegenover zichzelf en anderen bij roomsen niet zo vanzelfspreekt als bij niet-roomsen... Dat men geen slag om den arm houdt, niet iets anders bedoelt dan in het gesprek blijkt, dat men voor vrienden en geloofsgenoten geen bizondere condities maakt... dat alles is bij de roomsen geen vanzelfsprekende norm’. Hij spreekt dan over de roomse harmonie, zelfs over ‘het roomse leven als een zonnig landschap’, maar ook over de essentiële grens die gegeven is met de hiërarchie en het kerkelijk leerambt. Ik geloof dat hier de grond is aangeraakt van l'équivoque catholique: Kan er werkelijk vernieuwd worden in de kerk van Rome, als deze strakke grens blijft bestaan? In laatste instantie zijn de richtlijnen voor het politieke en sociale beleid ook toepassingen van het dogma.
|
|