| |
| |
| |
Frits Kief
Wat wil Duitsland van Europa?
In de eerste dagen van mei 1945 ging Hitlers ‘duizendjarig rijk’ in een onbeschrijfelijke chaos ten onder. De eens schijnbaar onweerstaanbare oorlogsmachine was door de geallieerden verpletterend geslagen en vernietigd. Een aanzienlijk deel van de duitse steden was grotendeels verwoest. De ekonomie was ontwricht, de administratie gedesorganiseerd. Doordat in de twaalf jaar van diktatuur en terreur iedere oppositie in bloed was gesmoord; doordat diegenen, die de kern van een nieuwe beweging hadden kunnen vormen in de koncentratiekampen waren verrekt of er als wrakken uitkwamen en doordat de Duitsers ‘bis zum bittern Ende’ voor Hitler hun leven veil hadden gehad was - anders dan in november 1918 - het tot dan heersende regime niet door een revolutionaire opstand van de duitse arbeiders vóór de volledige katastrofe ten onder gegaan. Met andere woorden: er bestond geen duitse autoriteit, gelegitimeerd door haar strijd tegen de tirannie, die voor het duitse volk kon optreden. Op ieder terrein werd de macht door de overwinnaars uitgeoefend.
Dit alles dient te worden vooropgesteld, aangezien daaruit blijkt dat de verantwoordelijkheid voor hetgeen sindsdien is geworden onverkort bij de overwinnaars van 1945 ligt. Bij de leiders van de geallieerden. Zoals het gewordene bepaald werd door de voorstelling, die zij van een toekomstige ontwikkeling van Duitsland hadden.
De chaos van 1945 en het optreden van de geallieerden moeten bovendien gememoreerd worden, omdat de veelvuldig gehoorde opmerking dat de Sowjet Unie in het door haar bezette deel - de tegenwoordige ddr - haar systeem heeft ingevoerd wel juist is, maar door het verzwijgen van hetgeen door de westelijke mogendheden - de Verenigde Staten, Groot Brittanië en Frankrijk - werd verwezenlijkt, een vals beeld wordt getekend. Precies en duidelijk gezegd: als het juist is dat de Sowjet Unie het duitse volk in haar
| |
| |
deel van het bezette gebied niet gekend heeft bij de invoering van het daar thans heersende sociaal-ekonomische en politieke systeem, dan is het niet minder waar dat de westelijke mogendheden het duitse volk evenmin gekonsulteerd hebben bij de restauratie van een sociaal-ekonomisch systeem dat men ekonomisch kapitalistisch, politiek burgerlijk-demokratisch en verwant aan het in het westen geldende stelsel moet noemen.
Het staat buiten kijf dat de westelijke mogendheden zelfs geen poging gedaan hebben - of zouden hebben toegelaten - een socialistisch, door de spoedig uit haar schuilhoeken tevoorschijn gekomen sociaaldemokratie geleid, sociaal-ekonomisch en staatkundig stelsel te realiseren. Ja, dat zij een dergelijke mogelijkheid zelfs nadrukkelijk verhinderd hebben. Uit de overweging dat een sociaaldemokratisch bewind - bijvoorbeeld onder leiding van Dr. Kurt Schumacher - na de jaren van terreur en onderdrukking per definitie radikaal zou zijn. De vrees - zelfs bij de Labourparty - dat een dergelijk socialistisch bewind mogelijk slechts een tussenfase naar een kommunistisch-worden ervan zou kunnen zijn, was zo sterk, dat men voor de kapitalistische restauratie heeft gekozen.
Dat als reaktie op Hitlers staatskapitalistische en staatsabsolutistische diktatuur socialistische en radikaal-demokratische tendenzen in Duitsland destijds sterk waren, kan gemakkelijk bewezen worden aan het eerste optreden van de thans stokreaktionaire cdu/csu en haar leiders Konrad Adenauer en Franz Josef Strausz in 1948. Immers, vergeleken met het partijprogram en de verklaringen van de cdu/csu dier dagen, is onze pvda een gezapige, niet eens vrijzinnige of neo-liberale burgermanspartij.
Nu de sentimenten naar aanleiding van het overlijden van Winston Churchill weggeëbt zijn, kan gesteld worden, dat deze met zijn befaamde rede te Fulton in 1946 het startschot voor de koude oorlog heeft gelost en dat hij dit deed om de hiervoor genoemde redenen. Dat wil zeggen, dat hij dit deed om een eventueel kommunistisch-worden van Duitsland te beletten op dezelfde gronden als waarop hij na de oktoberrevolutie van 1917 de kontra-revolutionaire inter- | |
| |
ventie organiseerde en het optreden van de ‘witte’ tsaristische generaals en admiraals steunde.
Het is onbetwistbaar dat de koude oorlog voor de Duitse restauratieve krachten als een geschenk uit de hemel is gekomen. Daarbij voegde zich - historisch-ekonomisch gezien - het voordeel van de vernietiging van het verouderde en door de oorlogs-ekonomie uitgemergelde industriële produktie-apparaat, samen met de doorgevoerde demontages. Nooit eerder in de geschiedenis heeft een industriestaat, die beschikte over een grote, goedgeschoolde arbeidersklasse; over een groot kontingent bekwame technici en wetenschapsmensen en over een reserve aan mankracht door de aanwezigheid van ca 10 miljoen vluchtelingen, zó de gelegenheid gekregen een hypermodern produktie-apparaat op te bouwen als de Bondsrepubliek. De koude oorlog was daarvoor de motorische kracht. Want door de koude oorlog werd de vooruitgeschoven positie van de Bondsrepubliek uitermate belangrijk, niet alleen in militair opzicht. Rekonstruktie van het produktie-apparaat en kapitalistische restauratie; ekonomische opbloei, ‘welvaart’ en goederenrijkdom moesten de basis vormen voor de politiek-psychologische en ideologische ‘image’, dat het kapitalisme superieur is aan het socialisme, respektievelijk aan de kommunistische oplossingen.
De gevolgen van deze ontwikkeling zijn desastreus. In de jaren van Hitlers ‘duizendjarig rijk’ is een bibliotheek volgeschreven over de politieke, ekonomische, sociaal-psychologische en historische faktoren, die de overwinning van het nazisme in Duitsland hebben mogelijk gemaakt. Reeds luttele jaren na het voor Duitsland katastrofale einde van de tweede wereldoorlog moest - door de houding van de westelijke mogendheden - in de Bondsrepubliek de gedachte opkomen dat, als Hitler het westen en Polen maar niet zou hebben aangevallen en ‘das mit den Juden’ achterwege had gelaten en zich bepaald had bij de aanval op de Sowjet Unie, voor Duitsland de mogelijkheid had bestaan samen met het westen en een rechts Polen zijn oorlogsdoeleinden tegenover de Sowjet Unie te realiseren. Dezelfde faktoren, die tot de overwinning van het nazisme in Duitsland hadden geleid, moesten opnieuw - door de door het westen bevor- | |
| |
derde restauratie en remilitarisering - de politiek van de Bondsrepubliek gaan bepalen, moesten de Bondsrepubliek ertoe brengen, de in 1945 verloren oorlog tegen de Sowjet Unie zij het niet rechtstreeks met militair geweld, maar wél politiek - indachtig de leerstellingen van Von Clausewitz - opnieuw te gaan voeren en moesten de gedachte doen opkomen dat de nederlaag van 1945 een overbodige geweest is en dat men haar door een ‘betere’ - op de samenwerking met en de intimidatie door het westen gebaseerde - politiek ongedaan zou kunnen maken.
Het is een onloochenbaar feit dat de Bondsrepubliek na de Verenigde Staten en de Sowjet Unie de sterkste ekonomische en militaire macht is geworden en dat zij, op de basis van haar ekonomische en technische kracht, haar militair potentieel nog aanzienlijk zou kunnen vergroten, als zij naast haar konventionele bewapening de beschikking zou kunnen krijgen over thermo-nucleaire wapens. Daarnaast kan het duidelijk zijn dat hetzelfde herstel van ekonomische en militaire macht de wederopstanding van de duitse - weliswaar door de nieuwe omstandigheden gemoduleerde - imperialistische doelstellingen zou bevorderen. Zoals het evenzeer duidelijk kan zijn dat de likwidatie van de koude oorlog en internationale ontspanning zoal niet tot herstel van de anglo-amerikaans-russische coalitie uit de tweede wereldoorlog, dan toch tot een dusdanig internationaal klimaat zou leiden dat de westduitse imperiale doeleinden - zo er al de mogelijkheid van realisering bestaan zou hebben - onwezenlijk zouden worden. Dit te eerder, omdat de likwidatie van de koude oorlog niet gepaard gaat met het verdwijnen van de oostduitse ddr, met de ‘Wiedervereinigung’ althans met het duitse gebied tot aan de Oder-Neisse. En dat betekent, dat, nu de ddr sinds de oprichting van de befaamde ‘muur’ in 1961 tot ekonomische bloei begint te komen, zelfs de ‘image’ van de superioriteit van het westduitse kapitalisme boven de kommunistische oplossing begint te tanen.
Natuurlijk is het zó, dat de Bondsrepubliek het bestaan van eigen imperiale doeleinden loochent en - door via een ‘Notstandsgesetz’ een persbreidel voor te bereiden - een
| |
| |
openbare diskussie op haar territoir tracht te onderdrukken. Zoals ze reeds pogingen onderneemt diskussies over de strategische doeleinden van de Bundeswehr - de agressieve strategie tegen het oosten, de verklaring van Mende over de mogelijkheid van een burgeroorlog, het aanbrengen van een atoommijnengordel langs de grens met de ddr, de mlf - tracht te beletten door de schrijvers over dergelijke onderwerpen met vervolging wegens ‘literair landverraad’ te bedreigen. (Augstein van Der Spiegel, Weinstein van de Frankfurter Allgemeine - om enkele sprekende voorbeelden te noemen.)
Veel onthullender nog zijn de giftige aanvallen op Prof. Dr. Fritz Fischer, hoogleraar in de kontemporaine geschiedenis aan de universiteit van Hamburg, die in zijn grote studie ‘Griff nach der Weltmacht’ de imperialistische doeleinden, die Duitsland in de eerste wereldoorlog nagestreefd heeft, heeft onthuld. Deze giftige aanvallen zijn niet zozeer opmerkelijk omdat Fischer de agressiviteit van het keizerlijke Duitsland en daarmee de verantwoordelijkheid voor de eerste wereldoorlog heeft blootgelegd. Wie - zoals wij - in een duits milieu is opgegroeid, de taal beheerst, de mentaliteit kent en de ontwikkeling tussen 1918 en 1933 op de voet heeft gevolgd, ziet uit ‘Griff nach der Weltmacht’ direkt, dat Hitler en zijn rotgezellen niet was een gezelschap psychopaten, dat tot ongeluk van het duitse volk de macht usurpeerde. Die ziet dat Hitlers oorlog niets anders was dan een tweede poging de heerschappij in de wereld te veroveren. En die ziet tevens dat de konsekwente terreur, het neerslaan van iedere potentiële oppositie, de inrichting van koncentratiekampen en gaskamers, het optreden van exekutiepelotons en ‘Volksgerichte’ geen andere bedoeling hadden dan de ‘beveiliging’ van het duitse achterland tegen het mogelijk optreden van anti-imperialistische en anti-militaristische krachten. Maar die vindt óók - zoals we reeds opmerkten, door de nieuwe wereldsituatie gemoduleerd - de tegenwoordige imperiale doelstellingen weergegeven.
In zijn voortreffelijk, in 1939 het eerst in Nederland verschenen boek ‘Hoe lang kan Hitler oorlog voeren?’ heeft
| |
| |
Dr. Fritz Sternberg - ondanks de vergissingen die hij in zijn taxaties maakte - duidelijk gemaakt hoe ‘deutschgründlich’ de generale staf de ekonomisch-militaire oorzaken van de nederlaag van 1918 heeft laten onderzoeken, het demagogisch geleuter van Hitler over de ‘dolkstoot’ gebruikend als wat het was: een handig agitatiemiddel van teleurgestelde chauvinisten, en zich oriënterend op het ekonomisch-militaire potentieel als basis van de overwinning. Uit Fritz Fischers studie blijkt overigens - vooral uit de schetsen van de duitse oorlogsdoelen tussen 1914 en 1918 - dat het inzicht in de betekenis van het ekonomisch-militaire potentieel, misschien niet zo geprononceerd, maar daarom niet minder reëel, ook toen reeds aanwezig was.
De koude oorlog en het ‘europese federalisme’ waren na 1946 voor de latere Bondsrepubliek ‘ein gefundenes Fressen’. Wat de duitse imperialisten zich in 1914 tot doel stelden - de integratie van de westeuropese kolen- en staalindustrie - zagen zij in de egks gerealiseerd. Een samenwerking die - naar men weet - in de eeg nog werd uitgebreid en geperfektioneerd. (Terzijde: men kan generaal De Gaulles weerstand tegen deze instituten óók verklaren uit zijn kennis van de duitse oorlogsdoelen van 1914!) Zeker, egks en eeg zijn vormen die de duitse imperialisten liever niet gezien hadden. Zij kennen evenwel hun eigen geschiedenis. Zij wéten dat Pruisen door zijn ekonomisch en militair gewicht in de ontwikkeling na 1871 zijn stempel op de verdere gang van zaken in Duitsland heeft gedrukt. En zij rekenen erop dat, als zij er maar in slagen eigen ekonomische en militaire macht zo hoog mogelijk op te voeren, zij de Bondsrepubliek in het ‘Europa van de zes’ eenzelfde funktie kunnen laten vervullen als Pruisen in Duitsland of, anders gezegd, dat zij er op den duur in kunnen slagen egks en eeg instrumenten te maken van de duitse imperiale politiek. Dit verklaart óók hun vasthoudendheid in het vraagstuk van de zg ‘Wiedervereinigung’ en hun pogen, door deze ‘Wiedervereinigung’ als konditie te stellen, de koëxistentie en de ontwapening tegen te houden.
Bovendien, opslorpen van de ddr zou betekenen, dat het uitermate belangrijke industriële potentieel o.a. van Saksen
| |
| |
- met zijn chemische industrie (Leunawerke), zijn optische industrie (Zeiss), zijn ‘feinmechanische’ industrie (fijn-instrumentmakerij), zijn elektrotechnische industrie als kern - aan het westduitse potentieel zou worden toegevoegd. ‘Herstel van de grenzen van 31 december 1937’ zou bovendien betekenen dat de zware industrie (Opper-Silezië) en het agrarisch potentieel aanzienlijk zouden worden versterkt. Waardoor omgekeerd de duitse positie in de eeg een volstrekt overheersende zou worden.
Zelfs tot Bonn is het doorgedrongen, dat het tijdperk van het klassieke kolonialisme voorbij is. Dat wil echter niet zeggen dat men in de Bondsrepubliek geen grote kans ziet voor een politiek van neo-kolonialisme of van - wat waarschijnlijk een betere term is - neo-imperialisme. Van een indirekt kolonialisme langs de weg van ekonomische afhankelijkheid.
Hoewel we de exacte cijfers niet bij de hand hebben, wagen we de uitspraak dat er - de usa mischien uitgezonderd - geen enkele mogendheid bestaat die zóveel in zogenaamde ‘ontwikkelingshulp’ investeert als de Bondsrepubliek. En ook dat - weer, behoudens wellicht de usa - geen ander land dermate door het leveren van ‘militaire experts’ in de ‘ontwikkelingslanden’ infiltreert en deze in hun bewapening afhankelijk tracht te maken. Waarbij in een aantal van die landen de aanwezigheid van duitse nederzettingen, ‘deutschstämmige’ funktionarissen in hoge burgerlijke en militaire ambten deze gang van zaken bevorderen, vooral in Ibero-Amerika. Zo in Brazilië (de praktisch volledige duitse provincie Rio Grande do Sul), in Paraguay, in Bolivia, enzovoorts. Waarbij bovendien het duitse imperiale denken bevorderd wordt doordat de daar gezetelde duitse emigranten voornamelijk uit hetzij in 1918 uitgeweken konservatief-imperialistische krachten, hetzij in 1945 uitgeweken nazis bestaan.
Daarbij komt de voor de Bondsrepubliek psychologisch gunstige situatie, dat Duitsland nauwelijks een koloniaal verleden heeft en dus niet of nauwelijks - als Engeland, Frankrijk en Nederland - belast is met de kwalijke tradities van een ‘moederland’. Duitsland heeft zijn koloniale bezit
| |
| |
in 1918 verloren, met door nationale bevrijdingsbewegingen, maar door de militaire nederlaag in Europa. Zeker, het heeft in 1940 getracht - door na Frankrijk Engeland te verslaan - ze te heroveren. Maar ook dat is door de nederlaag in Europa mislukt.
Het moet de kritische waarnemer opvallen, hoe intensief Afrika ekonomisch en door het zenden van militaire experts en technici ‘bewerkt’ wordt. Oók, hoe intensief leden van de duitse Bondsdag - te beginnen bij diens president Eugen Gerstenmeier, maar in nauwelijks mindere mate leden van de spd - als handelsreizigers van het neo-kolonialisme optreden.
Dit neo-imperialistische streven verklaart ook de in wezen anti-britse politiek van de Bondsrepubliek. Het is geen toeval dat de positie van de anglofiele minister van buitenlandse zaken Schröder zo zwak is en dat men er naar streeft hem door de suspekte Franz Josef Strausz te vervangen. Even duidelijk kan zijn dat men hoopt dat de industriële achtergrond samen met het koloniale verleden de mogelijkheden van Groot Brittanië benadeelt. (De afkeer in de Bondsrepubliek van Harold Wilson is nog iets anders dan de konservatieve afkeer van het socialisme en de vrees voor een door Wilson bedreven politiek van vergelijk met de Sowjet Unie. De autoriteit van Labour bij de in het Gemenebest opgenomen voormalige koloniën, het door Labour ingezette industriële reveil, de door Labour voorgestane oriëntatie op het Gemenebest staan het duitse neo-imperialistische streven nadrukkelijk in de weg.) Hoezeer de Bondsrepubliek tracht in brits-beïnvloede gebieden te infiltreren, blijkt o.a. uit de grote aktiviteit in India, waar uitgerekend Krupp in Rurkela een van de modernste hoogovenbedrijven en staalfabrieken heeft gebouwd. Juist in de in wezen anti-britse politiek kan men het streven herkennen de militair verloren oorlog ekonomisch en politiek toch te winnen.
Is de existentie van de ddr reeds een sta-in-de-weg voor het streven naar ekonomische, politieke en militaire machtskoncentratie in Europa, zij is dit nog meer door haar snelle bloei na augustus 1961 en haar voortvarende handelspolitiek
| |
| |
juist in dié gebieden, waar zij als gevaarlijke concurrent van de Bondsrepubliek verschijnt. Alle pogingen door middel van de zg. Hallsteindoktrine de ‘ontwikkelingslanden’ te intimideren en door bedreiging met stopzetten van de ‘ontwikkelingshulp’ ze te chanteren, moeten gezien worden uit het streven eigen macht te koncentreren. Bijzonder duidelijk kwam dit aan het licht toen de egyptische regering de oostduitse regeringschef Walter Ulbricht voor een officieel bezoek uitnodigde. Uitgerekend het sociaaldemokratische Bondsdaglid Wischnewski - Arabië-specialist van zijn partij - betoogde dat ‘de ontwikkelingshulp niet alleen een wereldomvattende sociale politiek is, maar óók een beslissend onderdeel van de duitse buitenlandse politiek’ (Neue Ruhr Zeitung, 3 februari 1965). Dat het bedreigen van Egypte met stopzetting van de ontwikkelingshulp wegens ‘onaanvaardbare kontakten’ met de ddr een regelrechte inmenging in de buitenlandse politiek van Egypte en een aanranding van de soevereiniteit van dat land is, ligt voor de hand. Even onthullend is in dit verband de in de Bondsrepubliek bediskussieerde gedachte, door grootscheepse hulp aan Peking de Sowjet Unie in moeilijkheden te brengen en op die wijze koncessies af te dwingen. Wie niet van de gebruikelijke anti-kommunistische oogkleppen is voorzien kan hieruit alleen maar afleiden dat het officiële duitse ‘anti-kommunisme',’ evenals destijds dat van de nazis, niets anders is dan een poging eigen machtsstreven te kamoufleren. Zoals in 1914 de plotseling ontdekte liefde voor de demokratie en de vrijheid in de ‘strijd tegen het barbaarse tsarisme’ geen andere bedoeling had dan de duitse soldaten aan te praten dat zij voor een ‘rechtvaardige zaak’ ten strijde trokken. Ook destijds dus een poging om de greep naar de wereldmacht te bemantelen.
In 1914 zag het keizerlijke Duitsland zichzelf als de natuurlijke erfgenaam van de aftandse Donau-monarchie. Sinds 1938 poogde Hitler deze ‘erfenis’ in handen te krijgen. Het kan duidelijk zijn dat de op gemeenschappelijke sociaal-ekonomische en politieke grondslag gebaseerde koalitie van Warschau een herhaling van dat pogen in de weg staat. En nog meer in de weg zal staan, naarmate de Balkan- | |
| |
landen en Polen tot industriële ontwikkeling komen. Daaraan doet het feit dat Krupp tegenwoordig ook installaties aan Polen levert niets af. Want daartegenover staat dat de Bondsrepubliek normale betrekkingen met de landen van het oostelijk blok weigert en de Bondsregering onmiddellijk een rel schopt als de spd-afgevaardigde Fritz Erler voorstelt, met die landen in ieder geval over toekomstige vredesvoorwaarden te gaan praten.
De westberlijnse burgemeester Willy Brandt heeft verklaard dat de Bondsregering ‘geen oostpolitiek heeft’, Hij vergist zich. De Bondsregering voert haar politiek tegen het oosten door te trachten haar positie in het westen en in het bijzonder via de zg. ‘europese organen’ te versterken. Onder andere door de leiding van die organen in handen te stellen van de vader van de Hallsteindoktrine...
5 februari 1965
|
|