Tekenen van tegenspraak
Gorter al te gortig...
Dat een krantenartikelschrijver niet te werk kan gaan als een wetenschappelijke onderzoeker is klaar. Hij wil - en moet vaak - in een kort bestek te veel beweren. Voor alle beweringen dezelfde verantwoording aan te dragen als in een wetenschappelijke verhandeling is derhalve onmogelijk en wordt ook niet geëist.
Als een krantenartikelschrijver iets stelt en enkele daarvoor sprekende argumenten of feiten aandraagt, voldoet hij mijns inziens ruimschoots aan de hem te stellen eisen.
Het is echter niet van een krantenartikelschrijver te aksepteren dat hij gratuïete beweringen doet, uitspraken zonder staving. Dit laatste doet G.W. Huygens in een beschouwing in de N.R.C. (21 november, wekelijks bijvoegsel) over Herman Gorter. Hij heeft het op een gegeven moment over Gurter's kunstteorieën, en zegt dan: ‘Later gaf hij zich rekenschap van deze voorkeur (voor enkele grote dichters, HN) en beredeneerde hij, dat de grote dichters exponenten waren geweest van een bepaalde maatschappelijke struktuur. De meesten leefden in een bloeiperiode van de “burgerlijke” samenleving’. Wie vindt dat hiermee nu duidelijk gemaakt is wat Gorter's kunstteorieën inhielden, krijgt een Oscar. Huygens gaat na deze luciede uiteenzetting over de inhoud van Gorter's kunsttheorieën over tot hun veroordeling, en geeft ons daarbij zelfs nog een toegift. ‘Door J. de Kadt is, in de essays Herman Gorter ja en neen, afdoende aangetoond dat de kunsttheorieën van Gorter onhoudbaar zijn, en dat de dichter ook als politiek denker geen eersterangsfiguur was’. De passage in dit citaat uit De Kadt's werken die gewijd is aan aan Gorter's politieke denken is daarom een toegift, omdat Huygens het daarvoor totaal niet gehad heeft over deze kant van Gorter. (Trouwens daarna vertelt hij niets wezenlijks over Gorter's politieke denken. Hij vertelt slechts dat Gorter rechtlijnig was, na het Deventer kongres van de SDAP uit die partij trad, later overhoop lag met Lenin, enz. Terecht zegt Huygens dan: ‘Het is niet mogelijk, in dit bestek nader in te gaan op deze zaken’. Alleen het woord nader had hij hier echter best mogen weglaten!)
Voor degeen die het genoemde werk van De Kadt niet gelezen heeft (en ik schaam me niet wanneer ik zeg dat De Kadt niet tot mijn lievelingsschrijvers behoort, en ik zijn aangevoerde werk niet gelezen heb), en voor degeen die De Kadt's