bij je slapen want ik hoef morgen pas in de loop van de dag te beginnen.’ ‘Dat is goed’, zei ze. Het geluid uit de hoorn klonk wat heser. ‘Tot straks dan Kees.’ ‘Tot straks Marian.’
Kees Blommerts dacht die dag veel aan zijn toekomstige vrouw. Hij maakte fouten in zijn werk, die computers dwingend lieten rinkelen.
's Avonds slikte hij een dubbele voedingspil, nam een douche, gooide zijn wegwerponderkleding, ondanks dat het nog niet nodig was, in de afvalkoker en nam de ondergrondse naar Zwolle. Op het station zag hij Marian staan. Ze was lief. Haar lippen waren heel zacht en smaakten naar aardbeienjam. Ze namen een kop koffie in de espressobar en lieten zich op de rolweg tot Marians flatje schuiven.
In haar kamer lag het ponskaartje nog op tafel. Kees nam het op en keek naar de rechthoekjes die uitgeponst waren. Hij bracht de kaart tot vlak voor zijn ogen zodat hij door een enkel gaatje kon kijken. Door het gaatje zag hij dat Marian zich uitkleedde. Hij legde de kaart weer op tafel terug. ‘Inderdaad, je past enorm bij me’, zei hij. Maar Marian verstond hem niet helemaal, want op dat moment trok hij juist zijn trui over het hoofd.
In het bed onder een kast boeken kroop ze heel dicht tegen hem aan en fluisterde hem de naam van een architect in het oor die met de combinatie-meubels zoveel persoonlijkheid in de standaardflats wist te brengen. Kees kuste haar terug en vertelde dat de man de opdracht reeds van hem gekregen had.
Ze lachte heel gelukkig en was open voor hem.
cb5/sa/7 tegen cb5/wd/4 werd cb52/sawd/28.