Maatstaf. Jaargang 12(1964-1965)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 540] [p. 540] F.L. Bastet [Gedichten] Regen Donker en in het slop gelopen zie ik mijn voeten dubbelgangers die in de spiegelende plassen, dubbele bodem van mijn zoeken, elkander beurtelings ontmoeten in gang en ondergang - niet anders dan mijn ogen die in zin en weerzin hun ingeboete glimlach in de ruit begroeten. [pagina 541] [p. 541] Terugkeer Wij liggen aan het strand. Voos hout van zout doortrokken, uit de naden teert oud verdriet op zand en wier. Zeeziek en aangetast, zonder verweer, schilferen van de opperhuid vezels en pokken. Dit groef onder de geestgrond van het bewoonde achterland een hand al eerder op: de palissade van uitgestorven bekervolkeren. Zo worden wij ons eigen voorgeslacht, jutten bij eb tussen de wadden de resten op van een geluk, vallen uiteen tegen de nacht, keren uiteindelijk met de nieuwe maan in aardedonker terug. [pagina 542] [p. 542] Havengezicht Geen schip zoekt meer de verloren wingewesten. Leegte. De stilte van uitgeteerd schoeiinghout. Alleen de verzakte vemen hangen elkaar nog aan. In het water zien wij hun omgekeerde naam door de vingers, trekken rimpels over hun uitgebeten ogen, terwijl de ijzeren brug zijn schouders ophaalt voor nieuwe schepen: tol bij hoog en bij laag voor schroot betaald. Vorige Volgende