Pierre H. Dubois
Abel Herzbergs weg naar binnen
Sinds het einde van de oorlog heeft Abel Herzberg bij herhaling door zijn publikaties de aandacht gevestigd op het lot en het leven van de joden in de hedendaagse wereld en in het bijzonder in de wereld die onder het nazisme leefde. Amor fati, zijn intelligente, gevoelige, reportage-achtige herinneringen aan het leven in de kampen, Tweestromenland, zijn aangrijpend dagboek uit Bergen-Belsen, zijn meesterlijk, goed gedocumenteerd, met grote objectiviteit en met indrukwekkend-ingehouden bewogenheid geschreven hoofdstuk in Onderdrukking en Verzet, over de geschiedenis der joden in ons land tijdens de bezetting, de Kroniek der Jodenvervolging, zijn Eichmann in Jerusalem ten slotte zijn stuk voorstuk geschriften van hoge kwaliteit, die in de literatuur over dit onderwerp een bijzonder belangrijke plaats innemen.
Met zijn laatste boek, de Brieven aan mijn kleinzoon, heeft Herzberg een boek geschreven, dat volkomen bij de voorgaande past, maar zijn meest directe aansluiting vindt bij zijn eerste werk, het omvangrijke toneelstuk Vaderland, dat in 1934 in De Vrije Bladen verscheen. Weliswaar was dit stuk een onmiddellijk gevolg van de antisemitische ontwikkelingen in het toen sinds kort door de nazi's overheerste Duitsland en door zijn aard van psychologische bewustmaking meer een leesstuk dan een speelstuk, maar het wezenlijke thema ervan was het-nergens-thuis-zijn van de joden dat door de uitingen van een latent aanwezig of plotseling acuut wordend antisemitisme manifest wordt.
Was Vaderland onder de druk der actuele ontwikkelingen een pessimistisch boek (maar dit pessimisme werd door de werkelijkheid al spoedig achterhaald), de Brieven aan mijn kleinzoon getuigen eerder van een filosofische gelatenheid en berusting, die niet alleen gemakkelijker met de leeftijd van een zeventigjarige in overeenstemming te brengen zijn, maar die men bovendien als een resultaat kan beschouwen van de ervaring, verbijsterend in graad en hoeveelheid, welke de