Maatstaf. Jaargang 12
(1964-1965)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 448]
| |
Jaap Harten
| |
[pagina 449]
| |
Nu bewaren weduwen een IJzeren Kruis
bij de verschrompelde gummiballons
van zoons die verdronken in de lucht.
Het oudste mensenspoor in Duitsland
is de kaak van Mauer,
de mens van MauerGa naar voetnoot*
(zijn ruggegraat ligt dwars door Berlijn).
| |
[pagina 450]
| |
DuikenSoms duik ik terug in de grote oceaan
van jaren zonder chronometer,
waar aftelrijmpjes samenspelen
met de charleston in spookjapon
van mijn moeder anno dertig.
Ik adem weer op het blauwe zeil
waar groeiringen liggen
tussen piano's zonder pedaalgebruik,
peper- en zoutkleurige
oma's, mieren bij de jampot;
ik vecht in de tuin vol kleine
maar zeker groeiende
edele delen, jeugd dus
lekker als een hand vol gras.
Ik timmer de oude
zonnebloemen aan mijn formule,
ik ken een korstje heelal,
de oever van een ster
die dóórschijnt.
Ik houd naast de lichaamswarmte
van wie ik liefheb
een verpulverde werkelijkheid
aan dromen over.
Ik wissel het kraakbeen
van mijn eerste zelf.
Ik hang nog aan de luchtballon
die langzaam daalt
naar het scherp van een mes.
| |
[pagina 451]
| |
AgendaIk leef met scherpe handen
om het masker te verscheuren
waarachter kerk & staat
tevreden hun staart oprollen.
Niet dat ik met plezier bijt
in de pappige schim van een cipier
of bij voorkeur mottenballen
uit een vroom harmonium klop,
maar deze dingen moeten gedaan.
Ik draag niet meer argeloos
de vroegere leegte in mijn denken rond,
ik heb mijn baard vol goedkope
wijsheid afgeschoren
en ben op weg gegaan.
Ik zie de getande honger
en het zich verslikkende geld,
het ruwe voedsel dat simpel
maar toch niet voor iedereen is.
En ik hang de fanfares
van aandeelhouders, politiekorpsen
en geplombeerde want rijk
van medaljes voorziene generaals
voorgoed op de tocht. Ik draag geen
spandoek in mijn handen;
ik geef te eten zonder bord
voor uw hoofd.
| |
[pagina 452]
| |
Geen leuzen, geen gespijkerIk spijker geen partijleuzen
aan mijn hinkende schrijfmachine
en ik distilleer in mijn hoofd
(of lever of hart, waar dan ook)
alleen de gretige waarheid
voor eigen gebruik.
De huid van de woorden is anders
dan hun kern, de tijd tikt niet
meer met een koperen pendel
en bloedarmoede is allang niet meer
romantisch; wij zijn
voorbij 1830, Heine, en alle Wilhelms
geland op grond waar het gras
niet meer zo groen is als goed is
wij zijn neergekomen bij het hese
metaal waar de kleine aëroplanen
uit Olieslagers' tijd als vlinders aan
de muur geprikt zijn
waar de snorren en sabels onschuldig
worden als brandgaatjes, waar
huzaren niet langer goedmoedig
op menukaarten staan.
Op de startbaan ligt nu de chemische
waarheid klaar om op te vliegen:
het ei van Einstein.
|
|