| |
| |
| |
J.W. Holsbergen
Bij de Huzaren
voor Sjoerd de Vries
Paarden? Siekreten. Je heb mensen, die er sentimenteel over doen. Prachtige, edele dieren zeggen ze dan. D'r zijn natuurlijk wel mooie onder. Aan de manier waarop ze hun po, hun benen neerzetten en hun hals rekken zien de lui die d'r verstand van hebben of er wat in zit of niet. Ras bijvoorbeeld. Mooie krengen zeg ik, al kon ik er vroeger best mee opschieten.
En ik weet er van mee te praten, ik heb vroeger bij de huzaren gediend. Onder ritmeester Strooman, een fijne kerel. Ik heb nog meegemaakt, dat hij grootmajoor werd. In het rijden had ik wel aardigheid. Later nooit meer gedaan. Gek hè, daar kom je dan nooit toe.
Eerst denk je en dat ik ook, d'r is niks aan. Je gaat er op zitten en dat paard loopt wel. U hebt misschien als kind ook wel eens op een paard gezeten. Dat kan toch iedereen. Dat hebben ze ons daar even gauw afgeleerd. Dat was aantreden in de manege. Paard zonder zadel en dan risee en draven en maar zorgen, dat je d'r op bleef zitten. Later met een deken en weer later een engels zadel met stijgbeugels, dan een echt zadel en weer later met sporen. Daarmee prik je zogezegd dat beest in zijn flanken. Je moet ze wel gebruiken, want je brengt 'm d'r alles mee aan zijn verstand, zeker, wanneer je in kolonne rijdt.
Pikee riep je leermeester en dan had je maar model te zitten. Tenleste kreeg je er wel lol in. Zelfs in het stalwerk. Je maakte wat mee. Als zo'n kreng er geen zin in had en je zadelde 'm, dan liet ie zijn buik zakken. Dan kon je halen wat je wou. Maar als je erop zat, draaide het zadel mooi rond en dan kon je opnieuw beginnen. Daar hadden we een kunstje op, hoewel het verboden was. Je gaf 'm een knietje, dan trok die zijn buik in en jij trok meteen die buikriem aan. Weet u, zo met je knie in z'n pens. Even een weet, dat leer je van mekaar. Zo moet je altijd kletsen of vloeken als
| |
| |
je met 'm bezig ben. Hij moet horen, dat je er ben. Anders schrikt-ie. Altijd dicht langs de benen en altijd van kop naar kont. Vanwege het trappen. Als je tegen z'n achterbenen aan gedrukt staat, kan die je alleen maar wegdouwen en da's nooit zo gevaarlijk als trappen. Dan versplintert je eigen poot. En maar kletsen, vleien of schelden, dat doet er niet toe.
Ja, van die grootmajoor, die ritmeester eerst, speet het me wel, zoals die man behandeld is geworden. Hij mocht me wel. Toen-ie hoorde dat ik kapper was ben ik al snel zijn oppasser geworden. Elke morgen om half negen schoor ik 'm en om de veertien dagen knippen. Engels model, op zij gedekt, niet zo kort en een brede scheiding. Zo dragen ze 't niet veel meer, maar 't is toch een goed model. Ik moest daar in huis komen wonen, in een villa, niet ver van de kazerne, waar het weiland in bos overgaat. Ik hoefde geen stalwerk meer te doen. Dat gesodemieter begon me eigenlijk wel te vervelen. Je had van die jongens, die te lui of te lullig waren een meisje te zoeken en die een merrie pikten, die vuilakken. Ze zeggen dat zo'n beest d'r niks van krijgen kan, geen gedrochten van jongen, half mens half paard of zo, maar mij niet gezien. Ik voel toch al niks voor dat staande werk, als je stro, de hei of bossen in de buurt hebt. En genaaid heb ik toch wel. In de villa had ik een knappe zolderkamer. Aan de andere kant van die zolder had Ali, de meid d'r kamer, die effe groter was dan de mijne. En een tweepersoonsbed, hoe zoeken ze 't uit. Een lekkere meid, klein opdondertje en roetzwart haar. En het was voor mekaar. Het was net af met haar verkering in Amsterdam. Is ook geen doen voor zo'n jongen, geen centen om te reizen, eens in de week misschien en waar moet je naartoe in de stad. Dus dat was elke avond raak.
Mevrouw hoopte, dat we het maar goed met elkaar konden vinden. Een aardig mens en zo vriendelijk altijd. Ik moest Ali vaak helpen in de keuken als er gasten waren. Ik zou best met d'r getrouwd zijn, maar er is iets tussen gekomen. Iets heel ergs, ze is thuis van vierhoog uit het raam gevallen. Ze stond de ramen te lappen. Dat dee ik altijd voor d'r in de villa, omdat ik het niet kan zien als een vrouw haar
| |
| |
leven waagt. Ze hield zich nog aan de sponning vast vertelde d'r moeder later, maar die begaf het. Nek gebroken, dood hoor.
Ja, de grootmajoor had een fijne vrouw. Een voornaam iemand en knap om te zien. Een raspaard zou je d'r kunnen noemen. Evengoed had de man een vriendinnetje. Nou weet ik wel zeker dat het helemaal niet van hem was uitgegaan. Zij zat achter hem aan en hij kon geloof ik niet zo goed nee zeggen. En ik kan me dat begrijpen, je wil zo'n vrouw en ze mocht d'r wezen niet teleurstellen niet beledigen en dan geef je als man het beste wat je hebt. Een mooie lange griet, met zulke tetters, bijna net zo lang als ik. Die meid zeurde maar om z'n kop oftie d'r niet wou leren paardrijden. Maar de grootmajoor voelde daar niks voor. Gerard zegt ie tegen mij, kun jij de freule niet een paar lessen geven? Je zoekt een peerd, dat zeiden ze altijd bij de cav, peerd, voor d'r uit, een makke. Dan ga je d'r van huis halen en rijdt de hei op. Wel een flink eind hier uit de buurt je zoek maar een stil plekkie, want het gaat niemand ene donder aan. Begrepen?
Of ik het begrepen heb. Ik die stoot van huis gehaald. Het trof, dat Ali een paar dagen met verlof in Amsterdam was, die had beslist de pest in gekregen. Met d'r ouders had ik al kennis gemaakt. Met moe kon ik goed opschieten. Pa was een Zeeuw en vol schuine grappen. Hij zocht overal viezigheid achter. Je kon bij wijze van spreken het woord duimstok of pruim niet noemen of die man zat te stikken van het lachen. Eerlijk gezegd hou ik daar niet van. Heet in de mond koud in de kont zeg ik maar.
Nou, alles was voor mekaar. De eerste dag dee ze heel koeltjes, wel vriendelijk maar op een afstand en wat uit de hoogte en zij knijsde het heel aardig moet ik zeggen, ze zou het wel leren. Natuurlijk zocht ik de stille plekkies, zoals me gevraagd was, ik kende de omgeving natuurlijk goed. Na een uurtje of anderhalf leverde ik 'r weer netjes thuis af. Ze gaf me zelfs een hand en dat deden die lui toen niet gauw. Ik zeg nog smeert u d'r maar wat kamferspiritus op vanavond, anders kun u morgen niet zitten. Ze moest lachen, maar ik mocht toch in de keuken een kop koffie komen
| |
| |
halen en een boterham met gebakken ei, ik kreeg best te eten maar in die tijd had ik altijd wel trek.
De dag daarop moest ik voor de grootmajoor weg, maar de dag daarna kwam ik haar weer halen. Weer naar de stille plekkies. We reden net een bospad op, zij voor toevallig en d'r paard schrikt van een wegstuivende fazant en wat ie nog nooit gedaan had, hij gooit zijn kont in de lucht en zij er meteen af. Ik direct erbij. Blijf liggen roep ik eerst kijken of alles nog heel is. Ik was me rot geschrokken, begrijp je. En in zo'n geval kun je iemand het beste maar laten liggen hebben ze ons geleerd. Ik liet haar armen en benen bewegen nergens pijn, goed, ik geef d'r een hand en help d'r opstaan, even diep ademhalen en gelijk zoen ik haar op d'r mond. En zij terugzoenen. Toen hebben we een nummer gemaakt op het mos, nergens vrijt het zo lekker als in de vrije natuur. Maar goed, dat paarden niks navertellen kunnen. Je zou zweren dat ze stonden te lachen toen ik aan die rijbroek van d'r aan het prutsen was.
Voortaan reden we elke dag meteen naar een stil plekkie. Eén keer bij d'r thuis toen d'r ouders uit waren en we het rijk alleen hadden. En het was Gerard voor en Gerard na. Dat duurde zowat tien dagen.
Intussen had de grootmajoor al een paar keer gevraagd: hoe gaat het Gerard, leert ze het? En kan je met d'r opschieten. Majoor zei ik dan, het gaat prima en dat was nog de waarheid ook.
Na tien dagen kwam Ali terug. Nog twee keer heb ik het met de freule geflikt. Daarna regende het een paar dagen en kwam het er niet van. En toen ging de freule weg, naar Leiden zei ze, voor d'r studie. Maar goed ook, want twee vrouwen op één dag is me toch te veel van het goeie.
Ali heeft er nooit iets van geweten. De freule is later getrouwd met een dure kapper uit Den Haag. Ik zag er kortgeleden nog op het kappersconcours met d'r man, ze kende me nog en vroeg hoe het ging. De kappers vielen bij d'r in de smaak zeker. Nou moet ik u zeggen, dat het sexueel gesproken zo is in ons vak, het zijn mieten, kappers, droogkloten of ferme jongens, maar altijd prima in hun soort. Wat dat betreft hoeven de kappers zich niet te scha- | |
| |
men. Ja, voor mij had die mobilisatie best nog wat langer mogen duren. Ali en ik wij wouen ons gaan verloven. Om de ouwelui, maar ook een beetje omdat het aardiger is voor zo'n meisje als ze wat zekerheid heeft.
Op een morgen sta ik zoals altijd de grootmajoor te scheren. Zo langzamerhand word je wat meer eigen met mekaar niet. Majoor zeg ik, is er iets, ik heb het gevoel dat u iets dwars zit. Heb je iets gehoord Gerard, vraagt-ie. Nee majoor zeg ik, ik vraag het omdat u, omdat ik nou ja, de indruk heb, dat u niet zo vrolijk ben als anders, zal ik maar zeggen.
Gerard zegt-ie, ik zal het je maar vertellen. Er gaan praatjes rond en ook bij de leiding, dat ik een ennesbeejer ben, een verrader.
Wat roep ik, welke vuilak zegt dat?
Maak je niet kwaad zegt hij, dat helpt toch niet. Ik snap al z'n leven niet hoe die praatjes in de wereld komen. Maar je begrijpt dat ik het verdomde beroerd vind. Je kan er zo weinig tegen doen weet je.
Hoe bestaat het. Begrijpt u dat nou? Ik kon er met mijn verstand niet bij. Helemaal niet het type van een faksist. Net als z'n vrouw altijd even gewoon en, ja werkelijk beleefd tegen iedereen. Helemaal niet zo'n ijzervreter. En op en top een heer. Dat kon je merken als-ie wat gedronken had. Heb ik vaak meegemaakt, dan kwamen er gasten en bediende ik. Dan dronk die wel een stevige borrel en wijn bij het eten, cognac en whisky soda, de hele avond door. Maar nooit grof worden of lullig, ik was er de hele avond bij om in te schenken en hapjes rond te brengen. 's Avonds dronken Ali en ik de staartjes op en gingen hardstikke doorgezakt naar bed. Voor mij vervelend want ik maak niks klaar bij de vrouwen als ik zat ben. En ook z'n vrienden, een professor met zijn vrouw, dat waren jodenmensen. Wat zal ik zeggen een beetje frans, veel in Parijs geweest en de pest aan de moffen, geen goed woord. Ben u wel eens in Parijs geweest. Een moordstad. Nee niet om het nachtleven of zo hoor, maar mooi, gezellig. De mensen op straat lopen daar gewoon een boek of een krant te lezen, ze zouen wel zo onder een auto kunnen lopen. En dan al die ruimte daar,
| |
| |
geweldig. De kappers maken ook mooi werk daar, maar vergis u niet, allemaal zwarte koppen, dat is niet zo moeilijk als wij het hier hebben met die blonde koppen met kuilen erin. Let u maar eens op, op al die foto's zie je kerels met zwart haar, da's dankbaar werk. Ik heb een Italiaan met veel kapsones eens zien afgaan op zo'n hollandse kop, niet mooi meer. In Parijs zijn ze ook een stuk duurder dan hier. 't Is meer een bissenis daar, ze smeren je d'r van alles bij aan.
Ali begreep er ook niks van, d'r vorige verkering was een communist en ze was er fel op. Dus u begrijpt, we hebben samen niet één verdacht ding kunnen vinden. Hij was nogal gebeten op dictators en hij las ook nooit hun blaadjes, die kwamen daar niet eens in huis.
Twee dagen later was ie dood de grootmajoor.
God weet waaraan die stierf, ze deden er nogal geheimzinnig over. We waren allemaal in het blauw, z'n peerd was ook bij de begrafenis, ik had het aan de teugel, dat hoorde zo bij de cavallerie. Misschien zat er nog wat anders achter, ik weet het niet natuurlijk. Er gebeurt meer in de hoge kringen dat ze niet aan ons neus hangen meneer. Die prof was er ook in een zwarte jas met een hoge hoed. Hij gaf me nog een hand, maar hij zei niks en ik ook niet. Dat was op maandag en vrijdag begon de oorlog.
Bij Arnhem hebben we nog charges uitgevoerd. De moffen waren als de dood voor de knollen. Evengoed hebben ze nog een hoop van onze jongens overhoop geschoten en mij m'n paard onder m'n reet vandaan.
Bij het afzwaaien heb ik het nog tegen grootmajoor Wijers gezegd, het is een schande, zoals die man behandeld is geworden. Hij zei, geloof jij maar niks van die praatjes Gerard. Geen kwaje kerel die grootmajoor, geen verrader tenminste en dat was al heel wat.
We hebben nog een tijd in een school gelegen. Ali terug naar Amsterdam. Er werd natuurlijk nog veel over gesproken. De jongens zeien dat het door ritmeester Jager kwam die praatjes. Zelf een ennesbeejer, een etter van een vent. Een klein ventje met een bril en een kapsones. Net zo'n kop als die minister weet u wel, zo'n politieke. Ik heb gehoord, dat
| |
| |
ie nou een hoge positie heeft bij het rijk. Ik kan het nog steeds niet begrijpen. Gek hè, onder mekaar noemden we 'm altijd de ritmeester, grootmajoor Strooman. Hij vroeg elke keer of ik hem onder zijn kin niet wilde uitscheren, dat hebben meer klanten. Dat vinden ze een rotgevoel, het idee, dat hun hals kan worden afgesneden. We hebben niet veel scheerklanten meer vandaag de dag, uw vriend, meneer Wink is een van de weinigen. Ja, gek alleen die laatste morgen zal ik maar zeggen, en ook daarvoor, toen heb-ie niet gevraagd, zoals anders altijd Gerard, niet uitscheren onder m'n kin, wil je. Da's waar ook, toen heb-ie dat niet gevraagd en toen heb ik voor het eerst een goed stukkie werk kunnen maken. Want je werk doe je nu eenmaal graag goed meneer. Ja, die paar keer heb ik 'm ook onder z'n kin goed kunnen uitscheren.
|
|