Maatstaf. Jaargang 12(1964-1965)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 326] [p. 326] Peter Berger [Gedichten] Juni Omdat het juni is en ochtend zie ik ze weer, de wandelaars met hun naar zeep geurende gezichten, het water glanst nog in ze, ze zijn vroeg als verbazing, de deuren van hun handen staan half open, en de vrouwen achter hun kinderwagens, het nekhaar van hun hals is los, ze lopen diep in hun rug, zachter en eerder geboren dan de mannen, opzij aan hun hoofd dragen ze een klein luisterend oor, hun hoofd is gevuld met geluiden, de ogen lopen ver in hen door tot in de toppen van hun vingers die ristelen van magie. ze dragen hun verheerlijkt beeld als een vrouwelijke luchtspiegeling voor zich uit, vlak bij hun keel zie ik hun gedachten kloppen, ze hebben een steel op hun schouders, ze draaien hun gezicht met de wind mee, [pagina 327] [p. 327] en ze zijn groen en doorzichtig als een rechtopwandelende zee vol vissen, steeds onwerkelijker en verder weg. [pagina 328] [p. 328] Kalveren Pasen in de vorm der Ardennen, de stevige heuvels geblazen in plooien van steen, languit onder het voorjaar, de zoemende schil van de dennen, het rossige schaamhaar van loofhout; alle takken nog leeg, alles bewegingloos en toch levend de schouders gedrukt in de weiden, gras groeit over de halslijn heen. het oog rolt van de heuvels, koeien plotseling dichtbij en van hout staan in een boerse wei, een paar kalveren wankelen slecht ter been over hun grazen, meer beweegt niet, met slordig vel, een rulle buik en vrouwelijke tenen strompelen ze elegant in de groeiende kou, ieder afzonderlijk, te vroeg geboren beginnen ze voorzichtig te leven luisteren met hun holle oren het gras af. Vorige Volgende