Maatstaf. Jaargang 12
(1964-1965)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 310]
| |
Wim Gijsen
| |
[pagina 311]
| |
7.15 UURbinnenskamers
valt de rijp van 1000en wekkers
honden en schaarse hanen
wetten de keel het eerst.
dan ontwaak ik
schakel van slaap naar beweging
een hals vol nacht en ontij
en de smaak van gort en veren.
ik reinig nauwgezet mijn lichaam
zie mijn vrouw opstaan
uit haar bloediger dromen
kus het van donker beduimeld gezicht
denk: dit is een dag als andere.
het wordt gedaan, men staat er niet bij stil.
| |
[pagina 312]
| |
8.10 uurwagens glinsteren stroomopwaarts.
beelden komen en verbranden in hun spiegels
geen spoor van rook blijft achter.
en overal wortels van geluid en licht
dat op handen en voeten
aan de wereld krabbelt,
overal
de mooie precisie der agenten
en de verrukkelijke wanorde van de wind.
| |
[pagina 313]
| |
8.20 uurik ben nu alleen.
H. heeft de wagen verlaten
(een tergend been verdween het laatst).
dit valt elke dag te beleven
de wereld knarst van stilte
een slapende rabbi.
nog twee minuten rijden
met de godganse wereld links, rechts,
onder en boven mij,
de wereld als een bonte blaffende hond
1500 meter mijn metgezel.
stop. koninginnegracht 26:
een andere oorlog.
ernstig
ernstig als god word ik hier,
de adem komt knielend uit mijn mond,
maar het loont de moeite te bewijzen
dat de dichter geen begaafde invalide is
dat hij zijn brood kan verdienen
als om het even welke andere gek.
en welbeschouwd is dit een zindelijke ruimte
er wordt duidelijk gedacht en gedaan.
| |
[pagina 314]
| |
Koffietijd: een mannelijk geluideen ruim hoofd dat uitzet
als een bollende broek in de wind,
gevoel van geluk zelfs
maar uit deze verouderde roman
ontsnap ik spoedig
ervaring leert dat het onschuldig is
onschuldig als
laten wij zeggen mijn werkgever
met wie ik later gegevens wissel
in de enig geldende koers
van brieven, afspraken en proeven.
zo weten wij ons verzekerd
dat het goed gaat
dat het slecht gaat
dat er een progressief verschil is
tussen vergelijkbare saldi
dat M. een bijzonder fijne jongen is
maar soms ook niet.
| |
[pagina 315]
| |
14.30 uur. Malieveldwereld en dood voltrekken zich als wetenschap
de gestorven ridder rinkelt nog na met zijn sporen
zo komt het misverstand in de wereld:
het leven na de dood.
sprekers storten zich loeiend op het onderwerp,
manshoge bewonderaars der rede,
mystici, palingboeren,
o goede god, de mythe vreet verder
rukt voorwaarts als schimmel in ouderende kaas,
jazeker, nu komen de welgedane feiten:
halleluja, nierstenen had ik en hernia
door doktoren al opgegeven, vol van zonde,
nu is de pijn verdwenen, prijst den heer.
het wonder
rent als een ziekte door de tent
wie horen wil die hore.
| |
[pagina 316]
| |
20.10 uuruitmuntend gegeten
(rest van het lichaam vol edele gedachten)
er moeten vanavond de gekste dingen gedaan
de vrouwen wachten als akkers op de ploeg
schreeuwen als vogels
sneeuwwit in de bladderende wind.
en godbetert natuurlijk poëzie
het woord dat door de spleet van de stem valt
als een geheim memorandum
de dichters op handen en voeten
op ellebogen door hun lichaam
op zoek naar meer.
goed is het dit alles te weten,
een man pronkend met een nieuw vest
kinderen, grijsaards, levenden,
de kookduur van een zacht ei
(stadsgas: 2 min. 30. butagas: 1 min. 50)
en dat alles te schrijven als een krab
alles gelijkelijk om niet
en zonder enig publiek.
| |
[pagina 317]
| |
Veel laternog is het niet genoeg
natuurlijk heeft calis ongelijk
en allicht is het allemaar waar, alles poëzie:
de zwaartekracht van de liefde
de wandelgangen van de wind
in een huis vol hemel
de hond en mijn vrouw
piet calis met zijn viadukten
en het geluid van mijn stem
(jules! jules! Waar blijft dat bier nou?)
maar wat wordt je ziek van al dat gepraat
ach, ik overlevende, ik zie het maar moeizaam aan
maar eerlijk, met de hand op het hart,
ik beschouw alles met welwillende aandacht.
|
|