Maatstaf. Jaargang 12(1964-1965)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 169] [p. 169] [Nummer 2] A. Roland Holst [Gedichten] Voorjaar in de lucht Zijn zij terug? Waar anders is de lucht op slag zo vol van, zo vol dat de paarden groot worden en te stampen staan. Ontucht volop, en ongeduld, hemel en aarde bewegend, en de vrouwen als van ouds popelend prooi te zijn. Zij zijn terug, de goden: overal wordt alles goud wat er waar ook maar blinkt, en de vrouwen horen - alleen de vrouwen - hoefslag op hoefslag, stortende vleugelslag op slag, tumult van paarden, grote vogels, en verloren geven zij zich vandaag de grote dag gewonnen, dijen open, borsten golvend, voormenselijk onder de woeste onschuld van de oorsprongen bedolven. Wie kan ter wereld, sterk en onvervuld, wie kan te dezer wereld deze zon zien schijnen in het water dan alleen, en met zichzelf alleen weer, een oud man, tot geen berusting ooit bekeerd, die nog begeert als geen hem meer begeert. [pagina 170] [p. 170] Laatste troost 1 Zijn naam gevraagd als naam voor plein of straten - geflikflooid door de strevers die hem haten - O, bittere balans van de ouderdom: hoe minder eenzaam, des te meer verlaten. 2 Schuilt in die wrange hoogmoed zelfbehagen? Steeds weer, van jongs af, kletterden de slagen van trots en ijdelheid in tweegevecht. Wie haalt het eind? het lot of zelfbeklagen? 3 Gefaald in wat zijn jeugd voor ogen stond: kwelling die toevlucht wordt - zolang die wond bloeden blijft zal hij niet verlaten doodgaan, maar thuisgekomen in zijn ochtendstond. Vorige Volgende