die ‘bovendien onbetekenend zijn in verhouding tot de amerikaanse’.
Als alternatief stelt ze voor dat de europese NATO-genoten een grotere politieke zeggenschap krijgen in de amerikaanse nuklaire planning. Daarbij verwacht de kommissie dat zij zich ‘deze invloed kunnen verzekeren wanneer zij zich in het bondgenootschap een groter gewicht verschaffen door eindelijk de in NATOverband aangegane verplichtingen op konventioneel gebied na te komen’.
De gedachte dat de kommissie een soort substitutieproces voor ogen staat (vervanging van atoomwapens door konventionele), kan bepaald niet juist zijn, omdat die atoomwapens waar het om gaat, aldus de kommissie zelf, praktisch geen waarde hebben.
Volgens onze vuistregel is er integendeel sprake van een verstoring van het machtsevenwicht en wel ten gunste van de NATO-landen.
Het zou eerlijk geweest zijn als de kommissie deze moraal duidelijk had doen uitkomen.
h. neudecker