Maatstaf. Jaargang 12(1964-1965)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] Cor Stutvoet Gedichten Uit dag uit nacht vliegen mijn vogels op zonder hen ben ik angstig als toen ik kind was bij vreemden in hansop mijn tongtop zocht naar steun van mondwand en van tanden mijn ogen keken schuw naar buiten weerloos als thans en met ontdane handen. * * * Ik heb mij in je rode haar getroost het wijkt steeds verder van mij af wij zijn in omgekeerde draf. [pagina 156] [p. 156] * * * Je kleine tuin omgeven door een lint van steen tegen het grind van paden die in andere zich verlengen grafstee symbool van het voorgoed beleefde. * * * Geen sterren staan in je ogen de vogels in je keel zijn stil de maan ontnam het goud aan je haren zwaar rust een steen in het gelaten zand. * * * Ik ga vooraan klokken luiden mijn naam hoor hoe het slaat welk een maat de aarde zuigt mijn voeten aan hoor het gezang het requiem het is mijn naam mijn naam. [pagina 157] [p. 157] * * * Ik huiver in dit nieuw gebied in het nadeel door mijn achterstanden het ene uur erkent het andere niet waar ik eens wij schreef schrijf ik nu: de ander. * * * Ik die de elementen streelde de schuilplaats kende van je oksels vertel het spijtige verhaal van het eindeloos graf de aarde de plaatsbepaling van je voetprent: holten met grondwater gevuld. Vorige Volgende