Vereeuwigde ontheemden
Probeert men in het kader van de Verenigde Naties de restanten van het vluchtelingenprobleem op te heffen, de Duitse Bondsrepubliek echter legt het er op aan de zich op haar territoor bevindende 12.5 miljoen ‘vluchtelingen en ontheemden’ (een kwart van de bevolking) te vereeuwigen.
Op handige wijze - door gebruik te maken van naoorlogse verworvenheden van het recht zoals zelfbeschikking - wordt onder deze mensen het besef levend gehouden dat ze van elders komen en recht hebben op terugkeer. Ze zijn echter volledig in de westduitse volkshuishouding opgenomen, en genieten dezelfde welvaart als de overige bevolking. (De vluchtelingenstroom was essentieel voor het ekonomisch herstel na de oorlog).
Het verschil tussen ‘vluchteling’ en ‘ontheemde’ lijkt subtiel, doch is het niet. Een ‘vluchteling’ komt uit de D.D.R. - we beperken ons nu tot de duitstaligen -, dateert dus van na 1945; een ‘ontheemde’ is iemand die op de vlucht gejaagd is, een ‘verdrevene’. Bij de ineenstorting van Hitler's rijk kwamen deze ontheemden als in een soort volksverhuizing terecht op het grondgebied van de huidige Bondsrepubliek. Er zijn 3 maal zo veel ontheemden als vluchtelingen. De ontheemden zijn verenigd in ‘Landsmannschaften’ en uiten voortdurend hun aanspraken op de gebieden waar ze vandaan kwamen. Hun jaarlijkse massale reünies zijn hun belangrijkste uiting.
Het gaat hier onder andere om Sudetenduitsers (met 2 miljoen de grootste groep), Sileziërs, Oostpruisen, Pommers, Transsylvaanse duitsers, Donauduitsers en Dobroedsjaduitsers.
Hoewel hun reünies een sterk folkloristisch karakter hebben - dat soms sterk doet denken aan de bruine folklore, o.a. wat de uniformen van hun jeugdorganisatie Deutsche Jugend des Osten betreft -, overheerst het politieke karakter. De Sudetenduitsers geven op hun jaarlijkse reünies (1960: 350.000, 1961: 200.000, 1962: 400.000, 1963: 400.000 reünisten) uitdrukking aan punt 15 van hun 20-punten programma: ‘(...) In ons geval verstaan wij hieronder het recht van de Sudetenduitse etnische groep naar zijn geboorteland terug te keren en daar een ongestoord bestaan te leiden in vrije zelfbeschikking. De situatie in Europa - daarbij inbegrepen de verhouding tussen de Bondsrepubliek en Tsjechoslowakije - kan niet als weer normaal worden beschouwd zolang dit recht niet is gerealiseerd’.
Zowel regering als socialistische oppositie betuigen hun solida-