op het loonfront zulk een zuiverende werking heeft. Enkele voorbeelden uit het recente verleden kunnen de werking van de ‘beperkte demokratie’ illustreren.
Vorige herfst werd in de tweede kamer de kwestie van het aardgas behandeld. Zoals later bleek, en nu vrij algemeen bekend is, waren er binnen de tweede-kamerfraktie van de partij van de arbeid verschillende stromingen. Een groep (de meerderheid) was het wel ongeveer eens met de voorstellen van de toenmalige minister van ekonomische zaken De Pous, zag bepaald niets in nationalisatie van het aardgas omdat dit niet ‘haalbaar’ werd geacht, en vreesde bij een dergelijke eis in de tweede kamer een uiteindelijk slechter resultaat te boeken dan bij een plus minus meezingen met De Pous. De aanvoerder van deze groep was Nederhorst. Er was een andere groep, geleid door Vondeling, de fraktievoorzitter, die nationalisatie voorstond. Deze groep was in de minderheid, en konformeerde zich in de praktijk aan het ‘haalbaarheidsstandpunt’ door in het openbaar te zwijgen.
Onlangs sprak Vondeling in een rede te Velzen zijn verontrusting uit over het aardgasbeleid. Hij noemde het een fout, het gas in partikuliere eksploitatie te hebben gegeven.
Bij een andere gelegenheid bleek de werking van de ‘beperkte demokratie’ op een andere wijze. Op het achtste partijkongres van de partij van de arbeid in maart 1961 werd bij enkelvoudige kandidaatstelling Suurhoff tot partijvoorzitter gekozen. Nog geen 16 maanden eerder kon hij het bij een verkiezing voor lid van het partijbestuur, waar velerlei kandidaten optraden (32), niet tot het benodigde aantal stemmen brengen. (Dit was op het 7e partijkongres in november 1959). Er bestaat de mogelijkheid dat Suurhoff in dat dikke jaar sterk in populariteit was gestegen. Ik acht die mogelijkheid niet groot. Het is veeleer de ‘beperkte demokratie’, die hier haar werking deed gelden. Uit de top wilde niemand tegenkandidaat zijn. Elke (per definitie) onbekende kandidaat uit de lagere partij zou bij stemming slechts een minimale hoeveelheid aanhang hebben gekregen, en daarom was hij er niet.
Slechts als er in de top een splitsing plaatsvindt in b.v. twee gelijke delen, merkt de buitenwacht hiervan iets. Dan valt de fraktie-discipline, en ontstaat er de mogelijkheid van ‘vrije demokratie’. Dit gebeurde b.v. bij de behandeling van het Nederlands-Westduitse verdrag in de tweede kamer in februari. Toen viel de p.v.d.a.-fraktie in precies twee gelijke delen uiteen: een deel (pro het verdrag) o.l.v. Patijn, een deel (kontra