Maatstaf. Jaargang 11
(1963-1964)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 398]
| |
Salvatore Quasimodo
| |
[pagina 399]
| |
Aan het loof van de wilgenHoe konden wij zingen
met de voet van de vreemdeling op ons hart,
tussen de doden, achtergelaten op de pleinen
op het stijf-bevroren gras, bij de weerloze klacht
van de kinderen, bij de zwarte schreeuw
van de moeder, wanneer zij naar haar zoon ging,
die aan de telegraafpaal was gekruisigd?
Aan het loof van de wilgen, als een gelofte,
waren ook onze citers gehangen,
ze wiegden, licht, op de trieste wind.
nederlands van catharina ypes | |
[pagina 400]
| |
19 Gennaio 1944Ti leggo dolci versi d'un antico,
e le parole nate fra le vigne,
le tende, in riva ai fiumi delle terre
dell'est, come ora ricadono lugubri
e desolate in questa profondissima
notte di guerra, in cui nessuno corre
il cielo degli angeli di morte,
e s'ode il vento con rombo di crollo
se scuote le lamiere che qui in alto
dividono le logge, e la malinconia
sale dei cani che urlano dagli orti
ai colpi di moschetto delle ronde
per le vie deserte. Qualcuno vive.
Forse qualcuno vive. Ma noi, qui,
chiusi in ascolto dell'antica voce,
cerchiamo un segno che superi la vita,
l'oscuro sortilegio della terra,
dove anche fra le tombe di macerie
l'erba maligna solleva il suo fiore.
| |
[pagina 401]
| |
19 Januari 1944Ga naar voetnoot*Ik lees je mooie verzen van een dichter uit de Oudheid voor,
maar de woorden, geboren tussen de wijngaarden,
de tenten, aan de oever van rivieren in de landen
van het oosten, wat vallen ze nu somber
en troosteloos in deze allerdiepste
oorlogsnacht, waarin niemand voorttrekt
langs de hemel van de engelen des doods,Ga naar voetnoot**
en waarin men de wind hoort met vernielend geraas,
als hij de ijzeren platen schudt, die hierboven
de loggia's verdelen, en de melancholie
stijgt omhoog van honden die blaffen uit de tuinen,
op de geweerschoten van de patrouilles
langs de verlaten straten. Er leeft iemand.
Misschien leeft er iemand. Maar wij, hier,
bevangen in het luisteren naar de stem uit de Oudheid,
wij zoeken een teken dat uitstijgt boven het leven,
boven de duistere toverkracht van de aarde,
waar ook tussen graven van puin
boosaardig kruid zijn bloesem verheft.
nederlands van catharina ypes | |
[pagina 402]
| |
Giorno dopo giornoGiorno dopo giorno: parole maledette e il sangue
e l'oro. Vi riconosco, miei simili, o mostri
della terra. Al vostro morso è caduta la pietà,
e la croce gentile ci ha lasciati.
E più non posso tornare nel mio eliso.
Alzeremo tombe in riva al mare, sui campi dilaniati,
ma non uno dei sarcofaghi che segnano gli eroi.
Con noi la morte ha più volte giocato:
s'udiva nell'aria un battere monotono di foglie,
come nella brughiera se al vento di scirocco
la folaga palustre sale sulla nube.
| |
[pagina 403]
| |
Dag na dagDag na dag: vervloekte woorden en bloed
en goud. Ik herken u, mijn gelijken, monsters
der aarde. Onder uw beet is het medelijden bezweken,
en het barmhartige Kruis heeft ons verlaten.
En ik kan niet terugkeren naar mijn Elyseum.
Wij zullen graven oprichten aan de oever der zee, op de verscheurde velden,
maar geen sarcofagen die helden aanwijzen.
De dood heeft meermalen met ons gespeeld:
we hoorden in de lucht een eentonig geritsel van bladeren,
zoals op de heide, wanneer de sciroccoGa naar voetnoot* waait
en de meerkoet uit het moeras zich verheft naar de wolken.
nederlands van catharina ypes | |
[pagina 404]
| |
Forse il cuoreSprofonderà l'odore acre dei tigli
nella notte di pioggia. Sarà vano
il tempo della gioia, la sua furia,
quel suo morso di fulmine che schianta.
Rimane appena aperta l'indolenza,
il ricordo d'un gesto, d'una sillaba,
ma come d'un volo lento d'uccelli
fra vapori di nebbia. E ancora attendi,
non so che cosa, mia sperduta; forse
un'ora che decida, che richiami
il principio o la fine: uguale sorte,
ormai. Qui nero il fumo degli incendi
secca ancora la gola. Se lo puoi,
dimentica quel sapore di zolfo,
e la paura. Le parole ci stancano,
risalgono da un'acqua lapidata;
forse il cuore ci resta, forse il cuore...
| |
[pagina 405]
| |
Misschien het hartDe scherpe geur van de linden zal verzinken
in de regennacht. IJdel zal zijn
de tijd van de vreugde, zijn drift,
zijn bliksemsnelle beet die vernietigt.
Nauwelijks blijft iets van matheid bij ons over,
de herinnering aan een gebaar, een enkel woord,
maar zó als een trage vlucht van vogels
in nevelige dampen. En nog wacht je,
ik weet niet op wat, mijn arme lief; misschien
op een uur dat beslist, dat het begin
of het einde weer nabijroept: dit is hetzelfde,
voortaan. Hier maakt de zwarte rook van de branden
de keel nog droog. Als je kunt,
vergeet dan die smaak van zwavel,
en de angst. Woorden maken ons moe,
ze stijgen uit een gestenigde bron;
misschien blijft het hart ons over, misschien het hart...
nederlands van catharina ypes | |
[pagina 406]
| |
La notte d'invernoE ancora la notte d'inverno,
e la torre del borgo cupa coi suoi tonfi,
e le nebbie che affondano il fiume,
e le felci e le spine. O compagno,
hai perduto il tuo cuore: la pianura
non ha più spazio per noi.
Qui in silenzio piangi la tua terra:
e mordi il fazzoletto di colore
con i denti di lupo:
non svegliare il fanciullo che ti dorme accanto
coi piedi nudi chiusi in una buca.
Nessuno ci ricordi della madre, nessuno
ci racconti un sogno della casa.
| |
[pagina 407]
| |
De winternachtEn weer de winternacht,
en de sombere toren van de wijk met zijn slagen,
en de nevels, die de rivier begraven,
en de varens en de dorenstruiken. O kameraad,
je hebt de moed verloren: de vlakte
heeft geen plaats meer voor ons.
Schrei hier in stilte om je land:
en bijt op je rode doekGa naar voetnoot*
met wolvetanden:
Maak niet de jongen wakker, die naast je slaapt,
met blote voeten in een kuil geborgen.
Laat niemand over zijn moeder spreken, laat niemand
ons vertellen, hoe hij droomt van zijn huis.
nederlands van catharina ypes | |
[pagina 408]
| |
A me pellegrinoEcco, ritorno nella quieta piazza:
al tuo balcone solitaria oscilla
la bandiera di festa già trascorsa.
- Riappari - dico. Ma solo l'età
che brama i sortilegi, illuse l'eco
delle cave di pietra abbandonate.
Da quanto non risponde l'invisibile
se chiamo come un tempo nel silenzio!
Non sei più qui, non più il tuo saluto
giunge a me pellegrino. Mai due volte
la gioia si rivela. E batte estrema
luce sul pino che ricorda il mare.
E vana, anche l'immagine dell'acque.
La nostra terra è lontana, nel sud,
calda di lacrime e di lutti. Donne,
laggiù, nei neri scialli
parlano a mezza voce della morte,
sugli usci delle case.
| |
[pagina 409]
| |
Tot mij, pelgrimDaar keer ik terug op het rustige plein:
aan jouw eenzaam balkon wappert de vlag
van het nu al voorbije feest.
- Kom weer te voorschijn - zeg ik. Maar alleen de leeftijd
die naar wonderen hunkert bedroog de echo
van de verlaten stenen kelders.
Hoe lang reeds antwoordt de onzichtbare niet,
wanneer ik roep, zoals eens in de stilte!
Je bent hier niet meer, geen groet van jou
komt tot mij, pelgrim. Nooit tweemaal
openbaart de vreugde zich. Het laatste licht
valt op de pijnboom, die aan de zee herinnert.
En ook het beeld van de wateren is ijdel.
Ons landGa naar voetnoot* is ver, in het Zuiden,
warm van tranen en van rouw. Vrouwen,
daarginds, in hun zwarte omslagdoeken,
spreken fluisterend over de dood,
aan de deuren van de huizen.
nederlands van catharina ypes | |
[pagina 410]
| |
Uomo del mio tempoSei ancora quello della pietra e della fionda;
uomo del mio tempo. Eri nella carlinga,
con le ali maligne, le meridiane di morte,
- t'ho visto - dentro il carro di fuoco, alle forche,
alle ruote di tortura. T'ho visto: eri tu,
con la tua scienza esatta persuasa alio sterminio,
senza amore, senza Christo, hai ucciso ancora,
come sempre, come uccisero i padri, come uccisero
gli animali che ti videro per la prima volta.
E questo sangue odora come nel giorno
quando il fratello disse all'altro fratello:
‘Andiamo ai campi’. E quell'eco fredda, tenace,
è giunta fino a te, dentro la tua giornata.
Dimenticate, o figli, Íe nuvole di sangue
salite dalla terra, dimenticate i padri:
le loro tombe affondano nella cenere,
gli uccelli neri, il vento, coprono il loro cuore.
| |
[pagina 411]
| |
Mens van mijn tijdJe bent nog dezelfde van de steen en de slinger,Ga naar voetnoot*
mens van mijn tijd. Jij was in het vliegtuig,
met zijn kwaadaardige vleugels, meridianen van de dood,
- ik heb je gezien - in de gevechtswagen, bij de galgen,
bij de pijnigingen op het rad. Ik heb je gezien: jij was het,
met je wetenschap, nauwkeurig op verdelging gericht,
zonder liefde, zonder Christus. Jij hebt wéér gedood,
zoals steeds, zoals de vaderen hebben gedood, zoals de dieren
hebben gedood, die je voor de eerste maal zagen.
En dit bloed verspreidt zijn reuk als op de dag,
toen de broeder sprak tot de andere broeder:
‘Laat ons naar het veld gaan’. En die koude, koppige echo
is doorgedrongen tot jou, in jouw levensdag.
Och zonen, vergeet de wolken bloed,
die zijn opgestegen van de aarde, vergeet de vaderen:
hun graven verzinken in de as,
de zwarte vogels en de wind bedekken hun hart.
nederlands van catharina ypes |
|