| |
| |
| |
J.W. Schulte Nordholt
De oorlog herdenken
De oorlog moeten wij herdenken. Wie van onze generatie dat tegenwoordig zo zegt, bedoelt de ene oorlog, die zo'n diepe indruk in zijn leven heeft achtergelaten, de oorlog, die met het noterende koele waarnemen van de historici de Tweede Wereldoorlog wordt genoemd, opgenomen in de reeks achterin het leerboek, netjes met de jaartallen 1939-1945. In de boeken worden, en terecht, alle oorlogen herdacht, onderzocht op hun oorzaken en gevolgen, in kaart en in lijst gebracht, voorgezet aan de jeugd, met meer of minder morele bedoelingen. Er is van alles van te leren, praktisch zowel als meer innerlijk. Op krijgsscholen leerde men de slagen van Napoleon en wie weet doet men het nog wel, en las Von Clausewitz en Jomini, op middelbare scholen deelde men het eindeloze moorden der mensheid in in bedoelingen, zodat de leerlingen de grote lijnen, zoals dat heette, leerden zien. Dan kwam men tot personificaties als: Engeland wil, en, Frankrijk doet natuurlijk, en meer dergelijke onzin. Ik heb - beken ik beschaamd - me er zelf ook wel eens schuldig aan gemaakt.
Er waren uiteraard ook mensen die na de oorlog geleerd hadden dat het niet meer gebeuren moest, na elke oorlog. Gek genoeg denkt men dan het eerst aan uitgerekend duitse leuzen: Nie wieder Krieg, of: Die Waffen nieder. (Zoals omgekeerd de verheerlijking van de oorlog nergens zo'n luide omvang heeft gekregen als bij het voor de oorlog zo geheel ongeschikte volk der Italianen). Vredesbewegingen zijn al oud, de oudste vereniging voor de vrede schijnt de Peace Society van David L. Dodge in New York te zijn geweest, die in de oorlog tussen Engeland en de Verenigde Staten van 1812 protesterend een boek publiceerde met de titel ‘War Inconsistent with the Religion of Jesus Christ’. En sindsdien is er een stroom van dergelijke lectuur verschenen, helaas met bijzonder weinig uitwerking. Bij zulk herdenken probeerde men de verschrikkingen van de oor- | |
| |
log zo onverbloemd mogelijk uit te beelden. Ergens in mijn kast staat nog een boek uit 1921 met foto's van dode en verminkte mensen, zonder benen, kaken, ogen, enzovoorts. Ik heb het weggestopt omdat ik niet wil dat mijn kinderen het in handen krijgen, en ik kan er zelf ook niet naar kijken, zonder ziek te worden van ellende. Alweer: het heeft praktisch geen uitwerking gehad, een dergelijke propaganda was te kras, ze kraste wel als spelden over het netvlies, maar mensenzielen sloten zich natuurlijkerwijze tegen zo'n propaganda hermetisch af. Met al de films en fotoboeken over de gruwelen van Het Derde Rijk gebeurt iets dergelijks, vrees ik. Ze worden opgenomen in de orde van de romantiek van het kijken, die de grote, alles beheersende sentimentaliteit is van deze tijd, en dat is ongeveer alles.
Het nationalistische herdenken heeft daarom altijd veel meer vat op de mensen gehad dan het protesterende pacifistische. Het gaf de waanzin een zin, het stak een vlag uit boven de kruitdamp, het verzoende de donder van de kanonnen met een plechtig volkslied, het bezegelde de graven met bloemen. Als schooljongens leerden we het zo, leerden waar de ontroerde ernst van de grote mensen begon; dat waren onze mooiste dagen, uit volle borst gaven wij Den Briel, Wij leven vrij en 't Is plicht dat iedere jongen ten beste. Het hoorde bij onze godsdienst, er hing een floers van Valerius over heen, het was droef en vrolijk, met bidden en marsmuziek. Mooie dagen waren het, die nationale vierdagen; als ik er aan denk, merk ik dat ik er nog niet los van ben. Bij ons in het dorp marcheerde dan de Bijzondere Vrijwillige Landstorm van Duymaer van Twist, en wij stonden met vlaggetjes aan de kant en schreeuwden. En daarna kregen we ranja van Rika van de dominee. God, Nederland en Oranje, een drievoudig snoer dat niet licht verbroken wordt!
Ten derde was er dan nog het herdenken van de wijzen. Voor hen was oorlog geen afschrik en ook geen stimulans, maar een les tot bezinning. Zij waren weinigen, aristocraten van de geest. Mild bezagen zij met ingetogen ogen in doorschijnend-porceleinen gezichten de dwaasheid dezer
| |
| |
wereld, speelden er soms zelfs een rol in, altijd begrijpend dat het een spel was en niets meer, en deze wereld niets dan ‘das grosse Welttheater’, en kwamen onveranderlijk tot de conclusie: Quantula sapientia mundus regitur, met hoe weinig wijsheid de wereld geregeerd wordt.
Het kon hun een zucht ontlokken, maar eventueel ook een voortreffelijk beschrijvend historisch werk. Zij konden groots zijn, deze mandarijnen van de westerse wereld.
Als ik, behorend bij de generatie van degenen die zo'n 20 jaar waren in de laatste oorlog, al dit herdenken tracht te beschrijven, dan is het om met klem te stellen, dat het allemaal niet meer uitkomt. Dat het voor de laatste oorlog allemaal niet genoeg werkelijkheid bevat. Wat mij betreft: de laatste oorlog moet van dag tot dag herdacht worden, en jaarlijks in het groot herdacht, omdat hij zo totaal uitzonderlijk en anders was dan de negentiende-eeuwse botsingen en de eerste wereldoorlog. Vergelijk 1939 met 1914, met 1861, met 1870, met wat voor vroegere uitbarsting men maar wil, in ons tijdvak der geschiedenis en onze beschavingskring, dan ziet men het totale verschil. Niet alleen dat hier één man doelbewust sinds jaren aanstuurde op oorlog, terwijl in 1914 en andere jaren bekrompen, domme en ijdele staatslieden en generaals de strijd inrolden, inblunderden, half gewild, half ongewild. Niet alleen dat hier één volk met een grote culturele traditie in totale verblinding en brutaliteit mee-wilde en mee-werkte aan de bestialiteit van de aanbeden leider. Nee, uitzonderlijker nog dan dit alles was de doelbewuste massamoord op een heel volk, om redenen die men niet eens Middeleeuws kan noemen of primitief, maar alleen maar doelloos, waanzinnig, ingaande zelfs tegen het eigen godvergeten belang.
Dat is mijn reden om de oorlog te herdenken. Om te blijven onthouden van wat voor breedte en diepte de waanzin was waar wij mee te maken hadden. De afmetingen en de intensiteit van wat wij beleefd hebben waren zodanig dat ik de neiging voel terwijl ik hier schrijf, religieuze termen te gebruiken, maar dan in het omgekeerde, negatieve. Ik kan het me goed voorstellen dat mensen weer in de duivel zijn gaan geloven in deze oorlog. Wat
| |
| |
er gebeurd is heeft ons geleerd dat er andere rangorden en waarden en onwaarden bestaan dan voordien iemand voor mogelijk had gehouden.
Herdenken betekent ten eerste: dat wij met onze gewone wijsheid niet meer toekunnen. Dat het inzicht en de milde resignatie van het quantula sapientia eenvoudig te gering zijn van maat. Dat de fatsoenlijke mens met geen normen meer kan meten wat er gebeurd is. Daarom is een boek als dat van de engelse historicus A.J.P. Taylor over het ontstaan van de oorlog ook zo schromelijk gebrekkig. Een dergelijke studie zou over 1914 uitstekend zijn, en schiet voor 1939 tekort, want het ging over iets heel anders dan alleen maar nationale belangen, diplomatieke blunders en de verdere gewone nonsens waaruit oorlogen ontstaan.
Ten tweede, dat wij de vraag waarop wij kunnen vertrouwen dieper en ernstiger moeten stellen dan wij vaak doen. Er zijn dimensies losgeraakt, in de mens èn de techniek, die al het nette gepraat en de vergelijkende verzekerdheid van vroeger onzinnig maken. Onze diplomaten en politici denken nog altijd dat ze deze werkelijkheid meten kunnen en in allianties opschrijven en in actentassen meedragen, zij doen nog altijd alsof zij met feiten te maken hebben, die ze kunnen registreren. Ik weet niet of wij daarop kunnen vertrouwen. Op dit evenwicht der dreigingen. Op de factoren daarachter, in West en Oost, de pressies en de emoties en de slimheid en de vastberadenheid van mensen met het helse vuur in de handen. Wat ik van de oorlog geleerd wil hebben is, dat de wereld tot zulke extremen is gekomen, dat een vertwijfeld in God geloven, op hoop tegen hoop, veel rationeler en logischer aandoet dan de zogenaamde omzichtige diplomatie en dat een wanhopig menselijk protest van de op de rijweg zittende jeugd een veel verstandiger daad lijkt dan de zoveelste redevoering van de minister en het kamerlid.
Ten derde: dat in de waanzin waarin wij in de oorlog geraakt zijn, wij de menselijke waardigheid in stand hebben gehouden door een absurde droom die door de meest absurde van al God's creaturen, de dichter, onder woorden is gebracht, telkens weer in de diepste duisternis.
| |
| |
‘Gerechtigheid zal wederkeren’, schreven zij, of
Laat hier een volk herrijzen, wijzer, schoner dan toen het neerdaalde in het doodsgebied,
en talloze van dergelijke uitlatingen, waar we geen raad meer mee weten, want de waanzin is niet meer opgehouden sinds 1945, lijkt het wel. Wij moeten herdenken dat onze wereld in categorieën is geraakt die niet meer redelijk te ontraadselen zijn. Wij moeten herdenken dat de absurde droom beter en sterker en dieper en groter was dan al de wijsheid en al het inzicht. Weer, als daar straks, heb ik de neiging om een religieuze terminologie aan te leggen aan deze werkelijkheid.
We zijn in religieuze, in apocalyptische omstandigheden geraakt. Het boekje waarmee Harry Mulisch de raadgevingen van de regering aangaande de bescherming der burgerbevolking in geval van een nucleaire oorlog heeft beantwoord, is een uitstekend voorbeeld ervan, dat de dichters dat weten, en blijven weten. Herdenken is de waanzin van de hel die in Hitler zijn bek heeft opengesperd en die nog steeds gaapt van het ene eind der wereld tot het andere, te beantwoorden niet met wijze resignatie en nimmer met nationaal gebral en zelfs niet allereerst met protest, maar met de absurde zekerheid van de droom van de verzetsdichters, die volgens sommigen van God komt, en die niets anders heeft dan de menselijke waardigheid.
Herdenken betekent voor mij al met al aanvaarden dat het 19e-eeuwse optimistische denken voorgoed voorbij is. Tegenover menselijke verwarring kon menselijke orde, tegenover dwaasheid wijsheid gesteld worden; idealisme kon verblinding, vooruitgang kon dwaling in evenwicht houden; na een oorlog kwam er de zoveelste renversement des alliances en men leefde weer op. Al die dingen waren betrekkelijk, in het grote schaakspel raakte men van wit op zwart en van zwart op wit. Het lijkt nu weer zo te gaan, vrienden worden vijanden, vijanden omgekeerd bondgenoten. Misschien gaat straks de grote held van Frankrijk uit de oorlog Hitler's spaanse handlangers be- | |
| |
zoeken. Het is geen gekkere voorspelling dan wanneer men in 1945 had geprofeteerd dat duitse generaals in Nederland zouden terugkeren om nederlandse soldaten te inspecteren. De oorlog van de gaskamers en de atoombommen te herdenken zou moeten betekenen dat wij ophielden met dat spel, met het optimisme dat wij het wel klaar spelen, dat wij de techniek en zelfs de bezetenheid en drift die de mensen eigen is, wel in de hand houden.
Herdenken is de doden herdenken. Op de vierde mei 's avonds door de stilte lopen en de gezichten voor zich zien van hen die men gekend heeft. Hoe alleen maar bitter zou dat zijn als het een episode was in een kringloop, een stukje van de eindeloze cirkel van oorlog en vrede, doel en doelloosheid, hoop en ontnuchtering, een fragment van het dodelijk spel der geschiedenis. Alsof die doden wel tot hun eigen laatste grens waren voortgeschreden, maar meer ook niet, absoluut niet meer. Het zou pas waarlijk herdenken zijn als wij allen geloofden, en wij moeten het geloven tegen bitter weten in, dat zij gingen tot de laatste grens van een tijdperk van moord en doodslag, dat zij stervend een nieuw tijdperk openden van absoluut verzet, zoals zij het in hun leven en met hun leven beleden, tegen absolute demonie, van absolute menselijkheid tegen absolute goddeloosheid. Eén avond van het jaar zouden wij moeten reiken tot aan hun grote waardigheid.
|
|