Maatstaf. Jaargang 10
(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 652]
| |||||||
J.B. Charles
| |||||||
[pagina 653]
| |||||||
ook Leiris]. Met MontaguGa naar voetnoot* en veel anderen [T.H. Huxley, Deniker, Julian Huxley en Haddon] meen ik dat het niet verantwoord is, bij de mens over ras te spreken. Sedert hij die unieke zone van aanpassing binnenging die wij kultuur noemen, ‘that is to say, the manmade part of the environment’, maakte de mens het de mensen onmogelijk, over mensenrassen te spreken. Er zijn hoogstens gemengde etnische groepen. Wat wij ten onrechte ras noemen is een kwestie van kultuur en een van de belangrijkste elementen van de kultuur is de religie en de wereldbeschouwing. Ras is een kwestie van een biologisch fatum, een kultuur neemt men over en aanvaardt men; of men aanvaart die niet. Hier komen wij van het terrein van de somatische op dat van een moderne anthropologie. Barons ‘verklaring’ wijst ons op dat terrein geenszins de weg. Herzberg doet dat wel. | |||||||
h. Jodendom en jodenheidHerzberg onderscheidt jodendom en jodenheid. Jodendom is een volk in zijn fysieke verschijning, jodenheid is een historisch geestelijk begrip, een idee. Het jodendom is dus, zoals ik zei, niet meer dan een etnische groep, dat is een kategorie die bepaald niet waterdicht is. Er zijn mensen die er biologisch in geplaatst zouden kunnen worden, zonder dat dit ooit is opgevallen. Het omgekeerde komt ook voor: van sommige mensen die zich bijvoorbeeld jood noemen en tot elke prijs als jood beschouwd willen worden is de joodse afkomst twijfelachtig. Ik ken iemand in Jeruzalem, wiens grootvader in Tsjecho-Slowakije, een volgeling van Johannes Hus, zich bij een registratie als jood heeft laten inschrijven omdat de roomse kaiserliche und königliche oostenrijkse ambtenaar zijn hussitisme niet nam. Men kende daar ter plaatse volgens de ambtenaar alleen roomsen en joden. De koppige grootvader van mijn vriend in Jeruzalem werd uit afkeer van Rome ‘jood’. De laatste zou nu niet anders | |||||||
[pagina 654]
| |||||||
meer willen. Jodendom is een kwestie van herediteit en onze gegevens daaromtrent zijn, sedert het begin van de diaspora, om het voorzichtig uit te drukken, waarschijnlijk niet zeer kompleet. Ik kan, bij wijze van spreken, biologisch even joods zijn als mr. Herzberg, alleen: ik zal het nooit met zekerheid kunnen nagaan. Maar met de jodenheid is het een andere zaak. De jodenheid is de natie, nu staatkundig reëel, maar vroeger in de verstrooiing op een andere wijze werkelijk. Over de diaspora spreek ik nu voornamelijk, dus over de joodse natie en niet over de israëlische. Ik zeg natie, want ik zie subjekten, aan wie deze ‘nationaliteit’ rechten geven en plichten opleggen. Het eerste bijzondere van de nationaliteit is dat zij, de jodenheid dus, het jodendom checkt, garandeert, begutachtet, dekt. Ik heb moeite om het goede nederlandse woord te vinden. Iemand nu die zich niet aan de jodenheid onttrekt, is betrokken bij het jodendom. Het tegengestelde is ook waar; dat wil zeggen dat hij, die zich uit de jodenheid losmaakt, het jodendom verliest, althans na drie of vier geslachten. Men kan het bijzondere dus beter hierin zien: moeten van een andere natie de leden zich formeel losmaken om er niet meer toe te behoren, bij de joodse natie moet men zichzelf tekenen geven er toe te blijven behoren; anders is men er na enkele generaties af. Van bijzonder belang is de geestelijke inspanning die gedurende vele eeuwen de jodenheid in stand gehouden heeft. De godsdienst en de godsdienstigen hebben dit kunnen doen. Men moet niet de vader vergeten, de grootvader, de overgrootvader en zo maar door tot wie weet hoeveel eeuwen voor Christus, die de Heilige Geschriften hebben bestudeerd en gekommentarieerd. Aan de rivieren van Babel, op de hellingen van de Kaukasus, in het gehucht in Bessarabia, in de duitse stad en, eindelijk, in een plaatsje in Oost-Nederland hebben vrouwen en kinderen gewerkt om vaders in staat te stellen tot de superieure eenzelvigheid van deze studie. De kindskinderen wonen in Amsterdam, in New York of... weer in Israel. Zij willen, ieder op zijn manier, de voetreis van zoveel eeuwen naar Amsterdam wel eens vergeten; de een door een amerikaanse burger te willen zijn | |||||||
[pagina 655]
| |||||||
die in een amerikaans laboratorium werkt en de ander door een woestijn vruchtbaar te maken in Palestina. Ik sprak in Israel een joodse dame, die met ergernis sprak over ‘die joden’, waarmee zij de ultra-ortodokse joden van haar land bedoelde. Ik sprak er met een jonge israeliër die in Nederland geboren was. Hij was uitermate chauvinistisch en haatte maar twee soorten mensen, zei hij: kommunisten en de ultra-vrome joden van Jeruzalem, die dienstweigeren, ja, nauwelijks willen werken, zei hij. Zij vergaten, dat de christelijk-gereformeerde joden, als ik ze zo noemen mag, de voorwaarde voor hun bestaan en dat van hun dierbare Israel waren. Zonder de vrome ortodokse joden zou de jodenheid, en dus vier generaties daarna ook het jodendom, spoorloos verdwenen zijn op de tocht van Babylon naar Meppel of Koevorden. De gedachte zal enige verwondering schenken aan hem die er nog niet mee vertrouwd is, maar het kulturele verschijnsel van de jodenheid is niet het blad of de vrucht van de stam die het jodendom is. Het is andersom. Een kulturele of, als men wil, godsdienst-sociologische kwestie is bepalend voor een ras en volk. In Zeeland vindt U op een half uur wandelen dorpen naast elkaar, waarvan de inwoners in méér dan in folkloristische trekken als de kostuums verschillen. De soorten zijn niet alleen naar muts en oorhanger rooms of protestant, maar diep gefundeerd verschillend. De ene soort gaat naar de zwarte-kousen-kerk en buigt zich tot de aarde onder de last van zonde en oordeel, terwijl de andere soort karnaval kan vieren en opgewekt bezoekt wat de eersten de tenten der ijdelheid noemen. Krankzinnige verschillen in een etnisch homogene bevolking; maar zij zijn niet meer dan het verwijderde gevolg van een gebeurtenis die als het Twaalfjarig Bestand in onze geschiedenis te boek staat. Hoe lagen, toevallig, in april van het jaar 1609 de spaanse en de staatse troepen? Zij bleven liggen zoals ze lagen en in die twaalf jaren werden gauw even, voorgoed hoopte men en het is bijna voorgoed geworden, de roomse en de kalvinistische stempels op de bevolkingsdelen gedrukt. Iemand die iets als dit opschrijft, behoort een beetje angstig te worden van de gedachte dat dit stempelopdrukken tot de | |||||||
[pagina 656]
| |||||||
menselijke mogelijkheden behoort en dat zulke stempels dermate houdbaar zijn. De mens is een artefakt van de mens. Dat is hij op zijn minst voor een aanzienlijk gedeelte.
Het voortbestaan van een onderscheidbare joodse erfstroom is te danken aan de joodse godsdienst. Er is natuurlijk een grensgebied, waar het water dat de stuwing van de rivier niet meer voelt, zich met de zee, waar de stroom zich tot dusver in aftekende, vermengt. Ik zei al, dat de assimilatie van niet godsdienstige joden een kwestie van enkele generaties was. Alleen de joodse familienaam kan deze assimilatie enigszins [en nog niet eens eeuw] tegenhouden en die naam is een burgerlijk-administratieve zaak. Wanneer hij, zoals in het geval van de huwende vrouwelijke afstammelingen van de op de weg van assimilatie zijnde families, verdwijnt, verdwijnt in deze gevallen een stuk jodendom. Dit verschil tussen mannen en vrouwen vestigt nieuwe aandacht op het artefakt. Zou onze maatschappij matriarchaal zijn, dan zou een manlijke joodse linie op de geschetste wijze hebben kunnen verdwijnen. Onze eigen maatschappelijke kreaties bepalen mee ons lot. Die marge van de niet langer godsdienstige maar nog niet geassimileerde joden heeft nog heel wat beleefd; daarover straks nog. | |||||||
i. Christendom en jodenheidWij zouden geen poging doen de enorme litteratuur van het anti-semitisme te refereren, maar op een paar punten in die litteratuur haak ik in. Bijvoorbeeld bij de gedachte, dat christendom en jodendom een kultureel paar vormen. LoewensteinGa naar voetnoot* wijst erop dat de jodenvervolging ten slotte ook de existentie van de christenen bedreigt en als er ooit een waarschuwing in waarheid is gedebiteerd dan is het deze. Ik ga nog wel verder: de existentie van het christendom wordt eveneens tegelijk bedreigd met de verwezenlijking van het | |||||||
[pagina 657]
| |||||||
socialisme. Ik vind de gekombineerde haat jegens kommunisten en ‘joden’ van mijn jonge israëlische vriend nog niet zo ongerijmd. Over het wilhelminische syndroom [zie Maatstaf november 1962, p. 504] zijn wij nog lang niet uitgepraat. Ik zie opeens het beeld van een man in 1939 en zijn politieke droombeeld bestaat uit Algemeen-Nederlandse avro-strukturen; zijn grootste ergernis wordt opgewekt door wat hij ‘schotjesgeest’ noemt en ‘verzuiling’. Als deze man, die zich waarschijnlijk, maar dan ten onrechte, liberaal genoemd zal hebben, ook nog anti-socialistisch was en meer of minder anti-semitisch voelde, is de kans dat hij fascist geworden is bijzonder groot. En wij kunnen verder gaan. Wat, als hij geen fascist geworden is? Dan was dat uitsluitend uit gekrenkte nationale trots, na de nederlaag van mei 1940 en de bezetting. Dan is hij ‘goed’ gebleven op dezelfde basis, namelijk op een soort ‘Zeven Provinciën’-sentiment, waarop anderen verkeerd werden. Dan is hij misschien zelfs Engelandvaarder geworden en als kolonel teruggekomen - maar na zijn terugkeer hebben wij kunnen zien hoe fout de vent was en gebleven is.
SilbermannGa naar voetnoot* is van mening dat onderscheid gemaakt moet worden tussen het klassieke en het moderne anti-semitisme. Klassiek anti-semitisme vinden wij volgens hem in de bijbelse vertelling van de ballingschap of in de geschiedenis van Esther en Haman. Het is een socio-religieus anti-semitisme. Als Antigone Epiphanes in 168 voor Christus zich keert tegen het joodse geloof, als de stoicijnen zich tegenover de joden stellen als rivalen van hun denkwijze en als men bij Cicero anti-joodse gedachten op politieke gronden vindt, hebben wij volgens Silbermann met dit klassieke anti-semitisme te maken. Na de komst van het Christendom stelt zich dat naast het Judaïsme in zijn onderscheiding van het heidendom. De allereerste christenen waren overigens joden, zodat dit niet veel verwondering hoeft te baren. Vooral in de provincies werden de joden en de christenen over één kam geschoren | |||||||
[pagina 658]
| |||||||
en hadden zij het ongenoegen te dulden van de ‘heidenen’ zodra die zich op de een of andere manier door het lot getroffen voelden. Loenen zegt: ‘Niet zelden werden Christenen tot zondebokken gemaakt, door Nero al, later vooral in tijden van vreselijke epidemieën, oorlogen en andere rampen. Met een zeker recht kon Tertullianus zeggen: Stijgt de Tiber tot aan de huizen, vloeit de Nijl niet over de akkers, staat de hemel stil of beweegt zich de aarde, heerst er hongersnood of pest, meteen hoor je het geschreeuw: Werpt de Christenen voor de leeuwen! Inderdaad, dit kon gebeuren en gebeurde ook.’ En ‘Joden en Christenen leefden ongetwijfeld steeds onder een zekere dreiging: pogroms konden elk ogenblik uitbarsten’.Ga naar voetnoot* Waardoor nu heeft zich dit religieuze paar, waardoor hebben judaïsme en christendom zich bij de anderen gehaat gemaakt? En wanneer heeft zich het christendom zover gedegenereerd dat de christenen anti-semieten, dat is nieuwe heidenen werden, zodat het zout smakeloos werd? Ik geloof dat aandacht verdient een gedachte, laatstelijk uitgedrukt door Béla Grunberger.Ga naar voetnoot** In alle heidense religies treffen wij, aldus Grunberger, de Magna Mater aan. De heidense religies zijn moedergodsdiensten en het bijzondere van het joodse monotheïsme was, dat het dwars tegen dit heidendom ingaat en in plaats van de moedergodsdienst de vadergodsdienst stelt. Ik moet zeggen, dat ik de analyse van Grunberger, als hij spreekt over de jood als de machtige maar tegelijk gekastreerde vader, moeilijk kan volgen, maar de onderscheiding, van godsdiensten op deze basis maakte indruk op mij. De heidense volken kan men zo, religieus, als het ware zien in een pregenitaal stadium, in een narcistische verwevenheid met de moeder. Het judaïsme stelde in de plaats van de Magna Mater een strenge, alwetende vader, die een onverbiddelijke rechter is. Dit zou, het is maar een ander woord, het Ueber- | |||||||
[pagina 659]
| |||||||
Ich kunnen zijn. Het op een gegeven ogenblik tot de vaderreligie komen is een kwestie van ontwikkeling van de mens. SillmannGa naar voetnoot* zei: het Oude Testament kan als de eerste grote vijand van de mens beschouwd worden; het verbood hem masturbatie, sodomie en andere aangename gebruiken; het leerde een buiten de mens zelf liggende morele waardij. Het monotheïsme zou de religie beroofd hebben van de moederlijke warmte of, zoals Grunberger het zegt: de jood heeft door de invloeden van het monotheïsme de mens uit zijn enge kontakt met de moeder verdreven; in plaats daarvan komt een rechterfiguur die hem terzake van zijn oedipale wensen vervolgt. Deze verklaring van het anti-semitisme komt erop neer, dat het judaïsme precies hetzelfde gedaan heeft wat een kind van zijn vader beleeft. De jood wordt gekozen als symbool van het oedipale konflikt, men tracht dat op hem af te reageren. Men zou met deze opvatting mee kunnen gaan zolang het de joodse religieuze gemeenschappen temidden van heidenen betreft, maar hoe zit het nu met de christenen? Laten wij eens zien, wanneer de christenen anti-semitisch werden. Dat is na een eeuw of vijf. Dan zijn er twee uitzonderlijk belangrijke dingen aan het gebeuren: het christendom wordt staatsgodsdienst en het christendom wordt moederreligie. Inderdaad heeft het christendom, langzamerhand, door de heiliging van de moederfiguur de gelovigen weer iets teruggegeven van de moederlijke warmte.Ga naar voetnoot** De kerk die | |||||||
[pagina 660]
| |||||||
ontstond uit een koncept dat het strenge joodse vaderbeeld van God aanvulde en voltooide met de onvoorwaardelijke liefde [ik heb de neiging om dit in het engels te schrijven], de kerk heeft zich langzamerhand van de judaïsche basis ontdaan. Dit heeft voor ons onderwerp de allerbelangrijkste gevolgen gehad. In de eerste plaats komt, als de kudde van de nieuwe moederreligie, een deel van de christenheid weer op dezelfde bodem tegenover de joden te staan als vroeger de heidenen. Natuurlijk kan een christen zich niet onvertogen partij stellen; als hij op éen punt beslissend veranderd is dan is het op dit, dat hij niet zal ophouden christelijke motieven te gebruiken voor al zijn nieuwe heidendommelijkheden. En een sterk motief voor de heidense jodenhaat lijkt dan het feit te bieden, dat de joden Christus hebben vermoord. Zou de kerk, die zich van de rechterlijke vaderfiguur had afgewend, Wel alleen dat nieuwe hebben kunnen overhouden waarmee het judaïsme geënt was geworden? Het is niet waarschijnlijk. The unconditional love, het nieuwe, die oorspronkelijke notie van het christendom, staat althans in dit stadium van de ontwikkeling nog te zwak in zijn schoenen om, onafhankelijk gemaakt, niet te vervluchtigen en te verdwijnen. Waarom noem ik het nu in het engels? Omdat ik het op een avond in Jeruzalem zo hoorde van Flusser. Ik wilde dat ik deze israelische geleerde met zijn hese, diepontsproten stem, nog eens weer ontmoet had, maar ik was te kort in Israel. Als ik aan het bijzondere van het christendom denk is het in het engels, met deze woorden van Flusser. Wat gebeurt er dus? Het strenge vaderelement wordt toch gerealiseerd, buiten de kerk, maar krachtens de kerk in kerkelijk gesanktioneerd wereldlijk gezag. Ik geloof dat er verband bestaat tussen het feit dat de christenen anti-semitisch werden en het christendom staatsgodsdienst werd en ik sta in deze suspektie niet alleen.Ga naar voetnoot* Ook wanneer het christendom niet meer de staatsgodsdienst is, maar de staat nog wel ‘christelijke’ pretenties heeft, ligt er een funda- | |||||||
[pagina 661]
| |||||||
ment in deze staat voor anti-semitisme - evenals voor kontra-socialisme trouwens. De oude christelijke staatsidee is pyramidaal gestruktureerd. Met de goddelijk gelegimiteerde koning aan de top is het beginsel daar van stratifikatie. Stratifikatie is in principe oneindig. In een maatschappelijk stratum is de figuur van ‘adel’ en de rol van een underdog niet te vermijden. De idee adel impliceert stratifikatie en anti-semitisme. Als de hofprediker Stoecker in het wilhelminische Duitsland zijn anti-semitisme uitslaat, ontvangt hij warme bijval juist van de hofkringen. | |||||||
j. Knap maarIedereen, die zich vóór de oorlog in het openbaar anti-semitisch heeft uitgelaten heeft meegeholpen de doedelzak, waarover wij het hiervoor onder letter [c] hadden, op te blazen. Hoe hoger zijn positie en hoe breder zijn gehoor, des te groter zijn toerekening is. In de Waagschaal van 11 augustus 1962, welk blad het weer uit Trouw heeft, herinnert mij aan dominee Knap. Voor mijn vader een soort profeet. Mijn vader las na tafel afwisselend uit de bijbel en uit het dagboek van dominee Knap. Een standaardgrap was, dat op zijn vraag of hij de bijbel of Knap moest nemen door mijn moeder werd geantwoord ‘Knap maar’, de meest ondeugende woordspeling die ik haar zich ooit heb horen veroorloven. Mijn vader was, als ik het nog niet verteld heb, gereformeerd, in de eerste wereldoorlog en nog enige tijd daarna pro-duits en bepaald niet filo-semitisch. Ik kontrarieerde in alle opzichten met hem. Pas na 1945 zijn wij elkaar veel beter gaan begrijpen. Nu ik In de Waagschaal gelezen heb, begrijp ik mijn vader wéér iets beter. Kon hij er wat aan doen, dat zijn orthodokse leidslieden pro-duits, anti-semitisch en anti-revolutionair-van-de-oude-stempel waren? Die ds. J.J. Knap had dus een ‘dagboek’ geschreven, een kalender met stichtelijke overdenkingen. Dat hij in veel huisgezinnen na tafel samen met de bijbel of in plaats daarvan gelezen werd, toont het niveau dat Knap werd toegedacht. In de Waagschaal citeert ds. Knap over het Duitsland van na de eerste Wereldoorlog: | |||||||
[pagina 662]
| |||||||
‘De adelaar is gekortwiekt. Maar zijn vleugels zullen weer wassen. Indien de Germaansche vrijheidszin en de befaamde Germaansche trouw niet hoopeloos zijn geknakt’ - de schending van België's neutraliteit en de gruwelen door de germanen in België bedreven, werden door Kuyper met bijbelteksten goedgepraat - ‘zal dit veelszins edele volk toch nog een toekomst hebben. Ik ben tenminste van meening, dat Jezus' woord ook de natiën geldt, dat de menschen wel het lichaam maar niet de ziel kunnen dooden; men kan een volk knechten, van alle hulpmiddelen berooven, weerloos en hulpeloos maken, doch daarmee is de volksziel in haar diepste wezen nog niet aangetast... zielen kan men zelfs niet onder plompe voeten vertreden’. De verwachting van ds. Knap is vervuld geworden - gaat In de Waagschaal verder - dit veelszins edele duitse volk heeft zijn toekomst gehad. De vleugelen van de adelaar zijn gewassen en wij hebben in Europa aan ziel en lichaam ervaren, wat de germaanse vrijheidszin en de befaamde germaanse trouw waard zijn. Van plompe voeten gesproken! De dominee logeerde in een hotel, waar het akelig was om te zien dat vrouwen rookten en dansten. Hij verhuisde dus naar een christelijke Hospiz, waar het veel prettiger is. ‘Hoogst aangenaam is het, dat men hier uitsluitend met den beschaafden stand in aanraking komt en dat niemand zich verwondert, wanneer men voor en na den maaltijd bidt. De dames-eigenaressen zelve stellen den godsdienst hoog, ofschoon zij uiteraard geen dwang of pressie op de gasten uitoefenen. Wel is hun pension een Christelijk huis, maar in de Harz betekent dit algemeen slechts dat het niet voor Joden openstaat’. Wij schrijven 1921! Ik had mijn vader misschien niet zoveel kunnen kwalijk nemen. Zijn christelijke leidslieden waren zo. Ik ben wel blij, dat Trouw van nu anders is dan De Standaard uit mijn vaders tijd. Maar er zijn nog dominees Knap vandaag de dag. Zij schrijven niet in Trouw, maar in Elsevier. Of zij hebben het lef, voor de nederlandse televisie ten gunste van de zuid-afrikaanse apartheid te pleiten. ‘Knap maar!’, antwoordde mijn moeder glimlachend. | |||||||
[pagina 663]
| |||||||
Geknapt is hij inderdaad, de balg die dominee Knap mee opgeblazen heeft, in het Duitsland van Hitler. In het Europa van de christelijke naties. | |||||||
k. De assimilatieSilbermann onderscheidt, zoals ik zei, een klassiek en een modern anti-semitisme. Over de eerste soort spraken wij al. Wanneer begint de tweede? Als de eerste soort ophoudt, dat is in de periode die wij ‘de franse revolutie’ noemen. Als de christelijke staatsidee verzwakt is, de koning niet langer alom als goddelijk gelegitimeerd beschouwd en de adel hier en daar maar vast afgeschaft wordt, als het geloof in een fatale maatschappelijke stratifikatie sterk verzwakt is, is de underdog verdwenen. Een feit is, dat de diskriminatie, onteigening en vervolging voortduren zolang zogenaamde christenen de wet stellen, dat is tot de franse revolutie. Een feit is, dat in Frankrijk in 1792 de emancipatie van de joden een wettig feit werd, welke emancipatie korter of later in heel Europa volgde. De kernvraag voor ons hele onderzoek is nu - wij hebben nu eenmaal met het hedendaagse anti-semitisme te maken-hoe werd deze emancipatie door de joden gebruikt? Het grote gevolg van de emancipatie was, dat de assimilatie erdoor mogelijk werd. Door volledige assimilatie zou het probleem van het anti-semitisme in de 20e eeuw verdwenen zijn en zouden wij geen proces Eichmann hebben gehad. Humboldt, die de emancipatie van dichterbij heeft meegemaakt dan wij, heeft het al gezegd: assimilatie hoeft nu wel niet als voorwaarde voor de emancipatie te worden gesteld, maar zal er toch het noodzakelijke gevolg van moeten worden. Maar het is bijna om gek van te worden: het moderne anti-semitisme valt samen en groeit evenredig met het proces van de assimilatie! Dit inziende oppert Hannah Arendt [p. 10] de volgende verklaring: hoe eeuwiger het anti-semitisme, des te eeuwiger het joodse volk. De jodenhaat is, in de tijd van oplossing van het joodse volk in de andere volken, een middel om het joodse volk te konserveren. De assimilatie heeft een enorme omvang aangenomen. In | |||||||
[pagina 664]
| |||||||
Duitsland waren tussen 1921 en 1925 van alle honderd ‘joodse’ huwelijken er 42 gemengd. In Berlijn waren, in 1926, er 554 gemengde tegen 861 vol-joodse huwelijken.Ga naar voetnoot* En in 1933 kwam de nationalistische barbarij aan de macht die het klassieke anti-semitisme in moordzucht verre zou overtreffen. Is het dan de assimilatie zelf die anti-semitisme voortgebracht heeft? Misschien zat er een Torschluszpanik achter, zoals van de man die voor het senium nog in wilde promiscuïteit uitbreekt. Die assimilatie lijkt mij wel de kern van de zaak. Er zijn drie soorten joden:
De tweede klasse [b] wilde, naar de formulering van de russische jood Judah Leib Gordon, ‘ein Mensch auf der Strasse und ein Jude zu Hause’ zijn. Zij is het vooral, die zich onder de duitse bezetting niet kon handhaven. Op uitzonderingen na werd zij namelijk tot de eerste gerekend en kwam met deze groep voor uitroeiïng in aanmerking. Misschien was het leed van deze joden dubbel. | |||||||
l. De zondebok-theorieEen van biologie en religie vrijblijvende verklaring van het anti-semistisme levert de zogenaamde zondebok-theorie.Ga naar voetnoot*** Deze neemt het bestaan aan van een aggressiviteitsoverschot, waar een uitlaat, of liever een objekt voor gezocht wordt. Prof. Dr. Alexander Mitscherlich, een aanhanger | |||||||
[pagina 665]
| |||||||
van deze leer, noemt anti-semitisme endemisch-patologisch in onze kultuur, met epidemische golven. Er is een zekere Vorurteilsbereitschaft; voornamelijk bij de zgn. autoritaire karakterstruktuur.Ga naar voetnoot* [Mensen, die grote behoefte hebben aan autoriteit kunnen in dit opzicht passief en aktief zijn en zijn dit soms gemengd.] Verder zegt hij, dat de aggressiviteit, die bij de mens elementair is, anders dan bij de dieren, geen vaste objekten in de buitenwereld heeft waar zij op kan worden uitgeleefd. De menselijke aggressie is niet objektgebonden; het is slechts in kulturele leerprocessen dat zij op bepaalde objekten gefixeerd wordt. Het dier heeft een meer vastliggend ontladingspatroon en ook een meer van te voren bepaald objekt voor zijn aggressiviteit dan de mens. Volstrekt bepaald is dit objekt natuurlijk niet en het ene dier vertoont in deze gebondenheid verschillen met het andere. Maar ook bij de in dit opzicht het meest gedifferentieerde diersoort is het aantal wegen waarlangs het dier tot een objekt komt voor de ontlading van zijn aggressiviteit beperkt. Bij de mens is dat anders. In de eerste plaats zijn voor deze alleseter de objekten voor ontlading van zijn aggressiviteit op onnatuurlijke wijze beperkt en in de tweede plaats zijn zij onbepaald. Hij heeft iets van het adrenaline-toevoer-systeem van een roofdier, althans van een wild zwijn, maar als hij al iets anders eet dan brood of aardappelen zijn het kalfslapjes waarvan de bloedige herkomst achter het vriendelijke hoofd van de slagersbediende schuil gaat. De mens verzamelt een overmaat aan aggressiviteit. Nog gevaarlijker is het ontbreken van een vast ontladingspatroon. Dat betekent dat vrijwel alles geschikt is voor het maken van kortsluiting. Zo'n willekeurig ontladingsobjekt voor aggressie is de zondebok. Mitscherlich zegt [p. 243]: Tegenover de outcast gelden geen beperkingen. Tegenover hen mag het aggressie-overschot ongesublimeerd aan de dag treden. Nagel heeft de aandacht gevestigd op het feit dat de | |||||||
[pagina 666]
| |||||||
mens zijn aggressiviteit jegens anderen vrijer de loop kan laten wanneer hij die daarvóór degradeert tot beneden menselijk peil. ‘De romeinse vadermoordenaar werd een kop van wolfsvel over het hoofd gedaan, voor hij in een zak te water gelaten werd. Als men de sfeer wil scheppen voor iemands onmenselijke behandeling, begint men hem een onmens te noemen, een beest. Men verklaart hem vogelvrij; men roept uit, dat hij als een hond moest worden doodgeschoten. Wanneer de zuidelijke noord-amerikanen een neger lynchen, bestrijken zij hem liefst eerst met teer om hem met veren te beplakken. Als het spreekwoord naar een symbool van dodelijkste menselijke vijandschap zoekt, vindt het de wolf: homo homini lupus.Ga naar voetnoot* Bij Mitscherlich vinden wij over de outcast dezelfde gedachte. De outcast wordt ‘aktiv verfremdet’; met kunst- en vliegwerk tot van een andere soort uitgeroepen. De informaties die de groep over hem ontvangt en dekodeert wekken afschuw op. ‘Das setzt den, der an die Legende glaubt, in den Stand, das Vorurteilsobjekt ohne Gewissensskrupel zu ‘erledigen’; er handelt gegen ein Lebewesen, welches so zur Unähnlichkeit mit den Menschen präpariert wurde, dass man es skrupellos wie das Vieh der Schlachthöfe töten, wie ‘Schädlinge’ ausrotten darf. Das sättigt aber jenen Triebüberschuss, den die Sozialordnung nicht im Binnenbereich auffangen kann der ihr gefährlich werden könnte. Revolutionen beweisen diese Möglichkeit.’ Moorden en ‘vergeldingsakties’ tegen minderheden met de doem van ‘vreemd’ te zijn en dus van onwaarde, van onmenselijkheid, hebben altijd tot de uitjes van de heersende groepen behoord. De mens heeft dus een zondebok nodig en hij vindt er een. Dat is het eerste. Een tweede verschil met het dier is het volgende: de voorraad aggressie die opgevoerd wordt en op zo'n willekeurig objekt tot ontlading komt, wordt vaak pas vertraagd naar zijn objekt geleid. De doorslag is niet onmiddellijk, een zekere traagheid zorgt voor langduriger spanningsverschil tussen subjekt en objekt. Hoe | |||||||
[pagina 667]
| |||||||
meer die spanning zich akkumuleert, des te wreder en van te meer omvattende aggressiviteit een ontlading kan worden. Een bezwaar van Hannah Arendt tegen deze zondeboktheorie deel ik: dat de zondebok een te toevallige personifikatie heeft. En anti-semitisme is zo'n gevestigde figuur in de geschiedenis, dat het toevalligheidskarakter er aan moet worden ontzegd. Het zijn te vaak altijd maar weer de joden. Maar er zit bepaald iets in de gedachte die mensen als Mitscherlich tot de zondebok-theorie brengt: het aggressiviteitsoverschot, een overmaat van onbehagen, de behoefte aan een ventiel, een zwakke plek in de kommuniteit van de samenwonende mensen. En dat is de minderheid. Deze vormden in Europa, van nature als het ware, zolang zij zich als zodanig aangeboden, de joden. En het kan paniek veroorzaakt hebben dat zij blijkbaar bezig waren als groep ongrijpbaar te worden. [wordt vervolgd] |
|