| |
| |
| |
Leo Ross
Fabels van Lokman
Uit het Latijn van Erpenius
In de heidense Arabische legenden komt Lokman voor als een held, aan wie zeven keer een giereleven was beschoren: zeven keer tachtig jaar, dus 560 jaren. Een andere lezing gunt hem zeven maal de leeftijd van de foenix, dat is 3500 jaar. Mohammed vermeldt Lokman in de 31ste Sura van de Koran als een Wijze [‘En Wij hadden aan Lukman de wijsheid gegeven: Breng dank aan Allah’] en laat hem tot zijn zoon spreken: ‘trek niet een scheef gezicht tegen de mensen, en loopt niet overmoedig op de aarde: Allah bemint geen ingebeelde pocher. En wees gematigd in uw lopen en laat uw stem dalen: de afschuwelijkste stem is waarlijk de stem van de ezel’. Men identificeert Lokman wel met de profeet Bileam [Numeri 22-24], maar ten onrechte.
Nadat Lokman nu door de Koran min of meer was gesanctioneerd, werden in de loop der Middeleeuwen vele fabels, uit Griekse bron in de Arabische litteratuur doorgedrongen, op zijn naam gesteld; het manuscript in de Bibliothèque Nationale is van 1299. Van fabelfiguur evolueerde Lokman dus tot schrijver van fabels. De meeste van deze fabels gaan terug op Aesopus. Het is gebeurd dat men Lokman als een Ethiopiër beschouwde en de naam Aesopus als een verbastering van hetzelfde woord, zodat men ertoe kwam de beide ‘fabulanten’ voor één en dezelfde persoon te verslijten. Overigens had Aesopus met de aesopische fabels waarschijnlijk even weinig uitstaande als Lokman.
Voor het eerst werd in ons land voor de fabels van Lokman een lans gebroken door Thomas Erpenius in 1615. Na zijn benoeming als hoogleraar in het Arabisch aan de Leidse universiteit in 1613, stichtte Erpenius voor publikaties in het Arabisch een eigen drukkerij, die de fabels van Lokman als eerste proeve afleverde. Zij werden, uit het Latijn van Erpenius, in Nederlands proza vertaald door J. van Duis- | |
| |
berg en uitgegeven in de ‘Perssiaansche roosengaard’ [1654]. Salomon van Rusting, Mediçijne Doctor, gaf een bewerking in verzen in 1701: ‘De fabulen van den Arabier Lokman’. Vossius, hoewel de fabel als genre niet onverdeeld gunstig gezind, laat zich in zijn lijkrede op Erpenius [1625] prijzend over Lokman uit: ‘quid prudentius scriptum, vel venustius excusum, Arabicis Locmani Saptientis fabulis, viri Muhammedi etiam memorati in Corano suo?’ In populariteit heeft Lokman echter nooit met Aesopus kunnen wedijveren.
| |
| |
| |
Leo & Tauri
Leo aliquando egressus est contra duos Tauros, qui
simul congregati cornibus suis feriebant, ita ut ingredi
inter eos non posset: unde desiit eos invadere & petere,
promisitque eis, se non adversaturum eis, etiam si
recederet alter a socio suo. Recessitque alter, ac is
utrumque dilaceravit.
Significat hoc
Duabus civitatibus, cum cives earum consilio conveniunt,
praevalere non posse inimicitias, at, discordes si
sint, simul eas perire.
| |
| |
| |
Een leeuw en twee stieren
Een aggressieve Leeuw belaagde
twee Stieren, maar de onversaagde
hoorndragers boden hem gezamenlijk het hoofd
en dekten zo elkanders achterhoede!
De Leeuw verbeet zijn woede
en heeft als goed verliezer glimlachend beloofd
zich voortaan van boos opzet te onthouden:
‘Uw krijgslist leert mij de begrensheid van geweld!
Ik loon het U, al vind ik U onvergezeld!’
De Stieren, die het nobel dier vertrouwden,
wensten elkaar geluk met dit succes
en vonden 't voor de Leeuw een goeie les.
Elk ging zijns weegs, met zich niet ontevreden.
Toen sloeg de Leeuw eerst de eerste Stier dood, dan de tweede.
Twee kleine staten kunnen met z'n beiden
mits zij zich met elkaar verstaan
een heel wat machtiger tyran verslaan.
Dit geldt nog voor moderne tijden,
al was het maar een oud verhaal
en uit een onverstaanbre taal.
| |
| |
| |
Cervus
Cervus cum aliquando sitiret, ad aquae venit fontem
ut biberet, viditque imaginem sui in aqua ac tristatus
est ob pedum suorum gracilitatem. Gavisus vero est, &
superbivit cornuum magnitudine & excellentia. Ac statim
egressi contra eum sunt venatores, a quibus fugit: cum
autem in planitie esset, non assequuti sunt eum, at cum
montem deinde ingressus esset, & inter arbores iret,
ceperunt eum venatores, atque occiderunt. Dixitque
moriturus: Vae mihi misero, quod me servavit, id
vilipendi; in eo confisus sum, qoud me perdidit.
| |
| |
| |
De lopers van het hert
Een hert, dorstig in de al te hete zon,
laafde zich aan de waatren van een bron
en kon zijn spiegelbeeld maar nauwelijks geloven:
‘hoe komt dat hert ondersteboven?’
De benen stonden niet onsierlijk in het nat,
maar waren magerder, zo dacht hij, dan een lat.
Hoe konden die de weelde dragen
van het onvergelijklijk fraai gewei?
Prompt kondigt het geschal van horen en schalmei
een stoet aan die zich amuseert met jagen.
Een vluchtend hert heeft weinig moeite voor te blijven
zolang 't zich op de vlakte houdt,
weten de jagers en zij drijven
het hert de bergen in, waar 't vastloopt in het woud.
Een sprong - 't gewei verwart zich in een terebint!
Het hert blijft tussen aarde en hemel hangen,
weerloos doelwit voor de hartsvanger
als men het vindt.
Stervend belijdt het hert nu schuld: ‘Erbarmen,
mijn trouwe lopers! Flitsend waart gij weggerend,
had niet die fraaie takkebos uw vaart geremd!’
Dan vouwt de eeuwigheid het in serene armen.
| |
| |
| |
Cervus
Cervus aliquando cum aegrotaret, ad eum venerunt socii
eius de feris, & custodiverunt eum, graminaque & herbas,
quae circum eum erant absumpserunt. Is autem cum
convaluisset, quaesivit qoud ederet, nec invenit quicquam.
Unde famo periit.
Hoc significat
Multiplicari dolores eius, cuius familia multiplicatur.
| |
| |
| |
Het zieke hert
Een hert werd eens niet ernstig ongesteld.
Prompt komen al zijn vrienden toegesneld
uit 't bos en nemen hem bezorgd onder hun hoede:
hij wordt getroost, adergelaten, geklisteerd,
en heeft de liefde van zijn vrienden gewaardeerd.
Maar na een tijdje wordt hij het gezelschap moede:
een dwaas die zich verwennerij misgunt,
maar al te lang is niemand graag het middelpunt.
Niet zonder hun van harte dank te weten
bonjourt hij ze de laan uit - en heeft trek in gras!
Hij treedt in 't zonlicht, wat onwennig, pas voor pas,
en vindt in de omtrek alle flora kaalgevreten
tot op de wortel, elke struik van groen ontbloot!
Dus sterft ons hert de hongerdood.
Helaas! zo zag 'k studenten zich het hart versterken
met vrienden en geen tijd meer overhouden om te werken!
Maar ieder heeft tenslotte 't genre vriend
dat hij verdient.
| |
| |
| |
Leo & Taurus
Leo aliquando cum vellet dilacerare Taurum, nihil
contra eum est ausus, ob robur eius, abiitque ut
deciperet eum, dicens, Scito me agnum pinguem mactavisse:
cupio ut hac nocte cibum apud me sumas. Quod is
facturum se promisit. Ut autem ad locum pervenit,
eumque vidit, ecce, praeparaverat Leo ligna multa,
& ollas magnas; abiitque Taurus fugiens. Quod ut vidit
Leo, dixit ei: Cur abis postquam hue advenisti? Respondit
Taurus, Quia scio hunc apparatum esse rei alicui majori
agno.
Hoc significat
Non oportere sapientem credere inimico suo, aut
associari ei.
| |
| |
| |
De leeuw en de stier
Een Leeuw stond op een Stier te vlassen,
maar was tegen het beest niet opgewassen.
Wat deed hij toen? Precies! Hij spande hem een strik:
‘Als gij vanavond bij mij kwaamt dineren
- wij eten lam in 't vet - zoudt gij mij zeer vereren!’
De Stier was in zijn schik,
hoewel naar ik vermoed meer met de invitatie
dan met 't menu, en accepteerde dus met gratie.
Maar toen de gast ter plaatse kwam,
vond hij een hele houtmijt en een gapende oven
[daar had de Leeuw hem, als het lukte, ingeschoven!]
en zorgde wel dat hij de benen nam.
‘Ben je alleen gekomen om te zeggen
dat je niet komt?’ riep hem de Leeuw nog achterna.
‘'t Is beter dat ik deze maaltijd oversla,
waarvoor de kok zo'n brandstapel gereed moet leggen!’
Deze vertelling doet de jeugd verstaan
niet op gepraat van vreemde mannen in te gaan.
| |
| |
| |
Leo senex, & vulpes
Leo aliquando cum senuisset, & debilis factus esset,
nee praevalere ulli ferarum, voluit sibi dolo
acquirere victum, &, morbum simulans, se in speluncam
quandam abjecit. Accidit autem ut quotiescumque
accederet ad eum ferarum aliqua, ipsum custoditura,
eam in specu dilaceraret & devoraret. Venitque ad eum
vulpes, & substitit ad ostium speluncae, ac salutavit,
dicens: Qualis est status tuus, o princeps ferarum?
Dixitque Leo, Quamobrem non ingrederis, o pater
bonitatis? Respondit Vulpes: Confiderem ego in hoc,
Domine, nisi viderem apud te vestigia multorum
pedum, qui ingressi sunt, quorum ne unu quidem video
egressum esse.
Hoc significat
Non oportere hominem rem aliquam aggredi, ante quam
probe eam perpenderit.
| |
| |
| |
De oude leeuw en de vos
Al was de Leeuw ook oud, hij bleef de oude.
Hij gaf graag werk aan zijn versleten tand,
maar maakte weinig dieren meer van kant!
Toen deed hij net of hij het bed moest houden.
Wie hem verpleegde kwam nooit van die koude
kermis terug! Dan hoort de simulant
buiten een Vossestem: ‘Hoe is de stand
van uw gezondheid, o koning der wouden?’
‘Ik ben ontroerd! Waarom komt gij niet binnen,
vader van goedheid?!’ ‘Te veel sporen, Heer,
leiden naar u; geen dat naar buiten voert!’
Doe, kinderen, nooit iemand een plezier
als je niet zeker bent er bij te winnen!
Zorg dat men zegt: ‘Die is vooruitgeboerd!’
|
|