| |
| |
| |
J.W. Schulte Nordholt
Brief uit Amerika
Brooklyn, 21 september 1962
Beste Bert,
Als je me vraagt naar Amerika, wat vraag je dan? De oude klassieke vraag: What's wrong with America? Er is teveel hoogmoedig-Europees in die vraag naar mijn smaak. Of hoe het met de Amerikanen staat? Dan zeg ik: welke? Ik ben nu een paar weken weer in dit land en alleen nog maar in de stad New York, speciaal in het curieuze Brooklyn - de grootste stadswijk van de wereld - en het is weer net als de vorige keer of haast nog sterker: Amerika is een bad, een overweldigende gebeurtenis, een zo ontzagwekkende hoeveelheid van indrukken, dat je ervan duizelt.
Toch wonen we in een stil huis in een stille straat hier, zomaar midden in Brooklyn; en nu ik hier onder de lamp zit te schrijven, te roken en te drinken kan ik me net zo volmaakt gelukkig voelen als in mijn Wassenaarse laantje thuis. Om half elf kan ik naar het nieuws luisteren, en vervolgens dezelfde nacht in varen van overal, met dezelfde angst en dezelfde vrede. Het nieuws beluister ik niet alleen, ik bekijk het ook. Ik daal daarvoor in het souterrain af - want we wonen in het huis van intellectuelen en die hebben de knie wel gebogen voor de televisie-Baäl, maar met een slecht geweten. Uit een stuk of twaalf stations kan ik kiezen, met goede en minder goede en bar slechte programma's, maar alle geteisterd door één van de afgrijselijkste dingen die hier bestaan: de reclame. Hoelang is het geleden dat wijze mensen hebben gewaarschuwd dat dit het grote gevaar is voor Amerika, de commercialisering van alles wat er bestaat? Ik citeer maar Lincoln Steffens, zo nobel verontrust vijftig jaar geleden: ‘Business, the mere machinery of living, has become in America the purpose of life, the end to which all other goods - honor, religion, politics, men, women and children, the very Nation itself - are sacrified’.
| |
| |
Dat is uit de tijd van het ‘muckraking’ en de grote reformprogramma's van Theodore Roosevelt en La Follette. Als je naar de televisie hier kijkt, met die eindeloze stroom tandpasta, taartjes, wasmiddelen, auto's enz., enz., die alles overstromen, die elke tien minuten elk programma onderbreken, de mooiste film en het spannendste nieuws, dan herinner je je de waarheid van Steffen's woorden. Tussendoor kun je uitstekende dingen zien. Zondagavond hebben we twee uur lang - met de onderbrekingen mee - geboeid zitten kijken naar een openbare discussie over het negerprobleem in de stad Albany in Georgia. Twee blanken en twee negers met een discussie-leider aan een tafel. De blanken waren de burgemeester van het plaatsje en de redacteur van het plaatselijk dagblad, de negers een dokter en een advocaat - die een broer was van de bekende leider ds King -, die samen de protestbeweging van de negers in het leven hadden geroepen. Met z'n vieren zaten ze me hier in New York in een televisiestation te vertellen hoe het daar stond ‘deep down South’. Het was eenvoudig verrassend hoeveel rustiger, bekwamer en zekerder van hun zaak de beide negers waren, hoeveel sterker ze stonden met hun argumenten - met de ‘law of the land’ achter zich. Vooral de heer King maakte indruk, rustig, scherp, weloverwogen in zijn vragen en stellingen. De blanke krantenman was er het slechtst aan toe, hij stotterde van emotie en kwam tot geen betere argumenten dan dat het nu eenmaal zo was, dat God zelf de segregatie had gewild, anders zou hij geen blanke en zwarte mensen hebben gemaakt. Want de blanke leiders van het Zuiden zijn verschrikkelijk femelachtige blasfemisten.
Het beste voorbeeld daarvan was deze week de goeverneur van Mississippi, Barnett, die bezig is om één neger van de universiteit van Mississippi te weren met alle macht en domheid waar hij over beschikt. Hij heeft de Here God, of wat hij daarvoor houdt, luidkeels aangeroepen, de oude god - ik laat de hoofdletter maar weg - die de éne zoon van Noach vervloekt had.
Ja, het negerprobleem is weer actueel hier. Dat gaat zo in de herfst, als de scholen en de universiteiten beginnen; hier of daar geeft dat haast elk jaar gedonder. Bedenk er wel bij
| |
| |
dat het ook op een heleboel plaatsen goed verloopt, de integratie. Zelfs in New Orleans, waar vorig jaar zo'n tumult was, is plotseling een grote stap in de goeie richting gedaan, al stonden er wel een stelletje ordinaire wijven bij een school te krijsen tegen een paar negerkinderen die een blanke school ingingen. Maar de Katholieke kerk houdt daar voet bij stuk, en beschaamt ons Protestanten op een fraaie wijze.
Ik lees dus uitvoerig de kranten en kijk wat de televisie biedt, om hier in Brooklyn het gebeuren te volgen. Was ik journalist, ik vloog erheen, maar ik ben schoolmeester, en drie keer in de week onderwijs ik de studenten van Brooklyn College over de geschiedenis van honderd jaar geleden, dus het blijft bij uit de verte toekijken. Grotendeels tenminste, soms ruik ik even de kruitdamp die nog altijd opstijgt van dit eeuwenoude slagveld. Zo gisteravond. In de negerwijk van Brooklyn - want deze ‘borough’ heeft zijn eigen Harlem - werd een protest-meeting gehouden en daar zijn we naar toe geweest. Een half uur met een bus door eindeloze en grotendeels lelijke straten, toen waren we bij de Washington Temple of the Church of God in Christ, een onwaarschijnlijk, glinsterend burgerlijk gebouw van enorme omvang, een monstrueuze bioscoop met een geweldig podium met kruisen gevormd door gloeilampjes en tegen de achterwand een kolossaal geschilderd portret van de pastor loci, welke eerwaarde zich weldra voor zijn beeltenis opstelde, een gesoigneerde lichtbruine man, om de vergadering te openen met een welkomstwoord en een ‘dedication’. Waar je ook keek, alles was even zalig kitscherig lelijk, behalve de mensen. Tweeduizend mensen, dikke schommeltantes en brave burgervaders, hele mooie jonge meisjes en schutterige jongens, kortom een collectie mensheid, zoals je in het verenigingsgebouw van ons dorp op de Veluwe net zo bij elkaar had kunnen zien. Alleen deze mensen waren zwart, of liever alle kleuren tussen wit en zwart in, en alle soorten neuzen en haren, want de rassen zijn, hier gemengd, allang, en de real Southrons mogen nog zo hard schreeuwen dat ze de eer van de pure lily-white southern woman moeten beschermen tegen de wellust van het ongebreidelde zwarte ras, deze menging is tot stand gekomen dank zij de
| |
| |
geciviliseerde wellust van de blanke planters honderd jaar geleden.
Blanken zijn nauwelijks aanwezig, niet meer dan tien, maar we zitten op één van de voorste rijen rustig zonder veel aandacht te trekken. We zijn welkom, dat is inbegrepen in de avond. Om half acht zou het moeten beginnen had ik in de krant gelezen, maar misschien las ik verkeerd, het wordt bijna half negen. Dan zit bijna het hele kerkkoor op het podium in oplopende bankenrijen, vrouwen grotendeels, de helft in witte, de helft in blauwe en gele gewaden, daar zijn ze overal in Amerika dol op, op zulke koren in engelenjurken. Vooral de witte doen het uitstekend, zo had je je altijd de Saints voorgesteld, marching in. Zoals ik al zei: de avond begint als de plaatselijke predikant zich onder zijn portret opstelt. Een groep negers loopt als een kerkeraad met hem mee en gaat in de stoelen achter hem zitten. Eén ervan herken ik van zijn portret, het is ds. King.
Hoe het verder verloopt, hoe moet ik je dat beschrijven? Minstens een uur lang hebben de mensen gewacht, even rustig en bedaard inderdaad als bij ons in Holland voor een lezing van de Volksuniversiteit [de groeten aan Nico]. En dan ineens barst het los, alsof de zaak onder stroom wordt gezet. Ontzaglijk, verbijsterend. Een lied wordt ingezet; ik kan het niet goed verstaan eerst, dan hoor ik het. De hele menigte is verrezen, en zingt, niet zoals wij in de kerk zingen, uit boekjes, die we bij de laatste regel alweer in de bank smijten, mechanisch. Nee, zingt, dat het vuur eruit spat. Hier had mijn goede vriend Willem Barnard het niet opgeschreven:
‘De Christenheid ziet zo bleek,
Ik ben bang dat ze sterft’.
Want hier leeft ze, leeft.
‘Deep in my heart I do belief
I shall be free, I shall be free.
en telkens met een andere slotzin,
| |
| |
They'll understand, they'll understand,
of
We shall be free, we shall be free
en ten slotte daverend, oorverdovend, en zo ontroerend regelrecht
I'll overcome, I'll overcome.
Ik zeg je dat ik stond te trillen op m'n benen en veel moeite had de tranen in te houden. En nu nog terwijl ik het schrijf. Daar stond ik midden in dat lied, midden in die zwarte menigte. Je kunt over het negerprobleem praten, avonden lang, je kunt erover schrijven, je kunt het op alle manieren bekijken, maar hier was het ineens bijeen, samengebald, ‘wel saamgevoegd’, om het met de psalmist te zeggen, en zo simpel als het is, en altijd was, en altijd wezen zal, het roepen om recht van duizenden doodgewone mensen, kruideniers en schoenenpoetsers en dikke moeke's en coquette meisjes, in die warmtegolf van geloof en moed en zekerheid: I'll overcome, I'll overcome.
Dat het een langdurige avond zou worden werd al gauw duidelijk; een hele rij sprekers stond op de lijst, en iedereen bezwoer dat hij het kort zou maken, net als bij ons. Volksredenaars in een massabijeenkomst hebben een vrij makkelijk spel, als ze emoties willen opzwepen. Maar ze zijn dan, behalve uit het standpunt van de ars rhetorica misschien, stierlijk vervelend door hun platitudes, hun bla-bla-bla, zoals dat hier heet. Dat was hier vanavond niet het geval, en dat kwam wel voornamelijk door de onophoudelijke humor waarmee de redevoeringen doorspekt werden. Eén van de sprekers, ds Ralph Abernathy, die met King de busboycot heeft geleid, was daar vooral sterk in; een stroom van aardigheden, soms heel gevat, soms wat afgezaagd, rolde van zijn lippen. De mensen genoten zo zichtbaar, zo hartelijk, zo echt een avondje uit. En zoals hier gebruikelijk, ze maakten dat met klem kenbaar, het roepen en bijval betuigen begeleidde elke redevoering onophoudelijk.
De kernfactoren van het negervraagstuk kwamen ter ta- | |
| |
fel. ‘De blanken zeggen van alles van ons, ze zeggen zelfs dat we stinken. Wij hebben evenveel recht om te stinken als iedereen’. Zo'n grap brengt een uitbarsting van gelach teweeg. ‘Sommige blanken zeggen dat wij terug moeten naar Afrika. Wij gaan niet terug. Niet voordat de Engelsen teruggaan naar Engeland en het land teruggeven aan de Indianen’. En dan ernstiger: ‘Dit is ons land. Wij hebben het bewerkt, met ons bloed en ons zweet. Wij hebben er voor gevochten, in de Pacific en op de stranden van Normandië. Wij betalen er belasting voor. Dit is ons land’. ‘Wij zijn niet vrij, zolang wij niet allen vrij zijn.’ ‘Het gaat in de wereld niet om twee machten maar om drie. Tussen de goddeloze Khroetsjow en de kapitalistische Kennedy staat de derde man met een K., King, die wijst de ware weg, van liefde en geweldloosheid. Want wij haten de blanken niet. Maar wij willen ons recht.’
De dokter uit Albany, Georgia, die ik zondagavond op de televisie heb gezien, is ook bij de sprekers. Een lange levendige man, met een fijner gevoel voor humor dan Abernathy, nog wat onwennig nu hij voor zo'n grote zaal staat. Hoelang zal het nog duren, is zijn thema: ‘We are becoming a little bit weary, a little bit weary when we ask how long’. Ds King zelf wordt voor het laatst bewaard, eerst moet er gecollecteerd worden voor het goede doel. Want al die actie in het Zuiden, met de voortdurend vereiste borgstellingen voor de gearresteerden, kost geld, veel geld. Terwijl het koor zingt - en stel je nu niet een fraai zingend koor voor zoals bij ons, maar een deinende handenklappende extatische groep vrouwen, begeleid door liefst twee denderende harmoniums - gaan alle tweeduizend mensen in lange rijen, ordelijk, achter elkaar naar voren om te offeren. Wij ook mee. Zo statig als een processie, er is een krachtige sensatie in zo'n optocht en offerande. ‘Klimt voor uw heilig aangezicht, als offers die des avonds branden’ gaat me priesterlijk door de gedachten.
Het duurt lang voor King eindelijk spreekt. Een slanke, goedgeklede man, vrij klein, van midden dertig. Ik had gedacht - met alle bewondering die ik voor hem heb - dat hij nogal ijdel zou zijn, zoals zoveel grote mannen. Als je
| |
| |
hoort hoe hij wordt verheerlijkt en opgehemeld waar hij zelf bij is, zou je dat ook niet verbazen. Maar het lijkt een onjuiste indruk. Als hij begint te spreken, is hij zeer rustig. Geen volksredenaar. Hij betoogt, zonder veel leuzen, met de logica van een intellectueel. Hij doet me denken aan zijn broer die ik zondagavond op de televisie zag. Even kalm en overwogen. Langzamerhand komt hij wat meer in vuur. ‘Ons probleem bestaat uit drie woorden’, legt hij uit: ‘all, here and now. Wij willen alles, volledige gelijkheid, hier in Amerika, vandaag aan de dag. Dat is onmogelijk, daarom zullen we ervoor moeten vechten, geweldloos, met liefde, maar vechten’. Hij raakt nu werkelijk in een zekere extase, en hij wordt voortdurend onderbroken door applaus. Maar hij kent de berekening van de demagoog niet, hij praat door onder het gejuich en zo gaat het slot van heel wat van zijn zinnen verloren. Hij citeert beroemde schrijvers over de vrijheid: Carlyle, James Russell Lowell, en een apostel, maar welke kan ik in het weer aanzwellende applaus niet horen.
Vergelijkenderwijs dunkt me dat King een groot man is. Alle grootheid is trouwens vergelijkenderwijs. Maar hier bedoel ik dat hij inderdaad een heel andere indruk maakt dan zijn medesprekers en -strijders, die vanavond op het podium zijn verschenen. Hij heeft over zich een eigenschap die waarschijnlijk voor politiek leiderschap onmisbaar is, misschien te beschrijven als een zekere aloofness, een bovende-mensen-staan, niet uit ijdelheid, zoals zo dikwijls, maar omdat hij inderdaad meer overziet dan zij, meer doorziet, met meer wijsheid, meer pijn, meer hoop.
En de formuleringen waar hij dan mee komt kunnen de indruk maken nietszeggende ‘sweeping statements’ te zijn, maar daar moet je voorzichtig mee zijn. Jefferson's formulering van gelijkheid in de Onafhankelijkheidsverklaring is ook door een niet gering aantal critici gerangschikt onder de ‘glittering generalisations’. De tijd leert later of zo'n oordeel juist is, de tijd zal leren of het te hoog gegrepen is als deze jonge dominee poneert dar. het de negers zijn die door hun strijd niet alleen zichzelf, maar ook Amerika zullen redden. Redden van haat en verdeeldheid, van bijgeloof en materialisme. Het is in elk geval echt Amerikaans, zo'n
| |
| |
trompet van toekomstgeloof te steken.
Tussen elf uur en half twaalf staan we buiten, en vinden na wat zwaaien een taxi naar huis. Wij zijn naar de kerk geweest, en dat met stichting en plezier. Zeker, net als in de godsdienst, er is nogal wat roes in zo'n avond. Het moet ook niet zonder. Je weet dat ik niet behoor bij de abstracte denkers die geloven in het goede sec. Wij moeten het hart brandende houden, en zo'n avond is daarvoor nodig. De zwaarte van de problematiek wordt er niet mee opgeheven, maar doorbroken. Het is zo'n zegen voor de gewone mensen.
Er zal nog heel wat water van de Niagara-vallen stromen voor het waar is, wat ze zongen vanavond: They'll understand. En als het nu eens zover komt? Als we dat eens beleven? En wat dan? Is dat een zinvolle vraag die ik nu stel? Of net zo'n ijdele en toch sterkende als onze vragen in de oorlog en onze dromen over straks? Bijzonder ernstig en indrukwekkend vond ik de woorden van de directeur van de National Urban League - een organisatie om de discriminatie tegen te gaan vooral op het gebied van het wonen - Whitney M. Young jr., gesproken in een rede in Grand Rapids, waarvan de uitstekende New York Times een uitvoerig verslag gaf. De negers lopen het gevaar, zo zei hij, uiteen te vallen in een ‘highly skilled technical and professional group’ en een groep van ‘waiters, porters or domestics’. De neger heeft nu bijna zijn rechten, hij heeft enorme vooruitgang geboekt. Maar men moet de situatie van de neger niet beschouwen alleen vanuit dit gezichtspunt van vergelijking met vroeger, maar vanuit een vergelijking met de blanken. Vandaag aan de dag is het gemiddelde inkomen van de neger $ 3.233 per jaar, dat van de blanke $ 5.835. In Chicago is één op elke vier negergezinnen ‘on relief’, in Detroit is 60% van de werklozen negers.
Dat zijn wijze woorden van bezinning op een situatie die nog altijd niet gezond is. En die het niet kan worden met alleen een strijd voor vrijheid. Het meer, dat er nodig is, dat daarop volgen moet, is een economische opheffing, verbetering van de situatie, die niet tot stand kan komen door middel van de al te heilig verklaarde free enterprise, maar
| |
| |
alleen door weloverwogen planning in de steden, door uitvoeriger en strenger gehandhaafde ‘fair employment' maatregelen, en door optreden tegen het misdadige block-busting, bedreven door gewetenloze makelaars. Op die kwestie hoop ik een andere keer nog eens terug te komen.
En dan bovendien: alle wettelijke actie is niet voldoende, hoe nodig ze is. In hoge mate onbetrouwbaar moet je achten diegenen die als ze terugkomen van een verblijf uit Amerika je meedelen met een air van wijsheid: je kunt geen wetten maken voor sociale verschillen. Ik heb het verscheiden keren gehoord; bij Elsevier-lezers zal het er wel ingaan als koek, maar het is zulke echt zuidelijke propaganda. Wettelijke actie is net zo brandend nodig als fatsoenlijke verkeersregels, want discriminatie betekent niets anders dan dat mensen van de stoep worden gedrukt, in stukken worden gereden, enz. Maar het is inderdaad niet genoeg. Ds. King heeft gelijk als hij meer wil, als hij de harten van de Zuiderlingen wil raken. Maar lukt dat? Een zeer moeilijke vraag. Je kunt voor en tegen aanbrengen. De grote meerderheid in Mississippi staat achter de bigotte goeverneur die de student Meredith van de universiteit van de staat wil weren omdat hij zwart is. [In hetzelfde Oxford, Miss., waar William Faulkner gewerkt heeft en begraven ligt]. In Georgia is de extreme racist Griffin in de primaries verslagen door de gematigde candidaat Sanders. Enz. Feiten voor en tegen. Met geld van de Rockefeller Foundation is een uitvoerig onderzoek verricht door een team van de Universiteit van Noord-Carolina naar de sentimenten in het Zuiden. De krant had een eerste bericht over de resultaten, die in november uitvoerig in de ‘Annals of the American Academy of Political and Social Science’ zullen worden gepubliceerd. Zo weten we alvast het droevige nieuws, dat het onjuist is te hopen dat de jeugd beter en ruimer denkt dan de oudere generatie. In de leeftijdsgroep tussen 18 en 29 jaar waren de segregatie-gevoelens het sterkst. En een tweede conclusie: negers en blanken zijn slecht op de hoogte van elkaars leefwijze en verschillen, en ‘the estimates of the whites are much more inaccurate than those of the negroes’.
Maar laat ik niet te uitvoerig worden, ik zit al een hele
| |
| |
avond te schrijven, het wordt tijd te eindigen. Dit was maar een eerste indruk, met wat gegevens over het negerprobleem waar ik nu eenmaal erg in geïnteresseerd ben. En dat zo ingewikkeld is en zo simpel, zo technisch koel en zo warm emotioneel. Het hééft die twee kanten en ze moeten beide in het oog worden gehouden. Op het ogenblik is de ontwikkeling zeer intensief; ik ben er, nu ik hier na acht jaar terug ben, werkelijk verbaasd over. Maar ik realiseer me dat niets zo typisch amerikaans is als de openheid waarmee alles in beweging is en blijft. Sommige mensen zeggen dat dat te weinig is, maar het is zo geweldig veel. Laat ik nog eens de grote journalist Lincoln Steffens citeren. Uit de inleiding tot zijn scherpe artikelen over de corruptie, gebundeld in 1903. ‘We Americans may have failed. We may be mercenary and selfish. Democracy with us may be impossible and corruption inevitable, but these articles, if they have proved nothing else, have demonstrated beyond doubt that we can stand the truth; that there is pride in the character of American citizenship; and this pride may be a power in the land’. Zestig jaar later mag je zeggen dat Steffens gelijk had. Die power heeft Amerika in stand gehouden, en o.a. een niet gering aandeel gehad in onze bevrijding.
Ik zit er tot over de oren in, in dit land Amerika. Ik geef er college over, ik lees er over, ik kijk er naar, ik loop er in. Ik begin bijna smaak te krijgen voor Whitman, die ik persoonlijk altijd zo'n ongenietbaar dichter heb gevonden. Er is geen boeiender experiment dan dit land. Whitman zei dat hij het hoorde zingen. Ik heb het gehoord gisteravond, de meest wezenlijke melodie van Amerika:
Deep in my heart I do belief
I'll overcome, I'll overcome.
|
|