Maatstaf. Jaargang 10(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 505] [p. 505] Leo Vroman De twee dromenden Een meisje lag met haar jongen practisch door elkaar: de adem speelde uit zijn longen in die van haar; welke warmte tussen zijn huid en die van haar binnen het paar was, welke buiten, dat was onontwarbaar. Aan het eind van hun mooie benen, eindelijk ontknoopt, lagen hun twintig tenen keurig opgehoopt. Hun vier gesloten ogen lagen nu op een rij te slapen en soms bewogen diens knolletjes daarbij, want haar slaap, uitwendig de zijne bezig aan te raken, deed de dodere dingen verdwijnen en de dromen ontwaken waarin zij zich blijkbaar schroomde want op dit gebied liet zij hem los: wat hij droomde droomde zij niet. [pagina 506] [p. 506] [Dat komt wel in grappen voor, dat twee mensen of dieren voorkomen in elkanders dromen, maar dat kan echt niet hoor.] Dus beperk ik mij niet tot het domme ge-lig van hun lijven, dan moet ik hun hoofden beschrijven in twee kolommen: In het hare In het zijne In het vruchtvlees Er jaagt een dierloos van een salamander galopperen staat naast wat reukeloos de straat in en uit want ingelijst gezoen over het nachtelijk strand. een vaas vergrote bloemen De hoefslag slaat die elkander kleine verlichte platen van de meest roze op uit het natte zand. bladeren ontdoen. De zere stengels Harteloos waaien bloeden fijne blaren vanuit zee gezangen: om de nacht de verleden tijd waarom de nacht door de orkaan gekeerd om de nacht in te vergaren scheurt zijn gestalteloosheid die vanochtend zo dat hij lange lappen wordt verwacht. verbandgaas produceert. Kristallizeer drie rinkelende vlakken Vergiffenis-geklapper waardoor het verlaagde licht verdeelt het zwerk in drieën, bonte zalf over der arme verzalft mijn vele knieën takken al te geurige waar ook weer dapper?, groeiwonden dicht, immers mijn uiterst smalle [pagina 507] [p. 507] waar de slag ook schouders in het midden kreunend van het avondvallen van straks als het avondvallen door oude glazen door oude glazen dreunend spiegelingen op te hangen voorover gaande kan worden opgevangen en daarachter, [als ze maar niet alle - nog met moeite staande, - ] welke nacht er nog staat? Ik droom, Ik droom, ik kan hier misschien daar gaat beter hutspot hij voorover met klapstuk van maken. dik lover Boven de negen boombos scheve glazen daken verdeelt zich dicht zijn stukken boven mijn gezicht, waterstorm te zien. wild fronsend geblader Gevaarlijk nu o gevaarlijk komt ruisend nader, met mijn handen nu nog wat pogen, op de rug met op de rug in vlees gebonden vervleesde ellebogen rillen de lange zonden waaraan wellicht handen met ronde banden vrees: vol onvermogen de ronde banden vlees: vlug! stil! een klein geluid. vlug! stil! een klein geluid. Een wollen tijger uit een oude tekst loopt schuin voor ons door de duistere tuin. Bij het licht van de chrysanten hoort men zijn zachte voeten in hun te grote wanten lopende wroeten. Fier jongens we gaan uit rijen, de armpjes om zijn bast: [pagina 508] [p. 508] Te Tijger met zijn beien! Tsa makkers houdt U vast. Nazomerende wouden trekken aan ons voorbij het bruine en reeds koude weiland, en bruine hei; najaar - het groen der planten wordt langzaam dik als teer, er is geen vreugde meer in het licht van de chrysanten, in dahlia's wier veren zich van elkaar ontdoen. Een dierloos galopperen - - de nacht, is dit seizoen. ‘Hoor je het onweren?’ vroegen zij elkaar. Zijn open ogen keken, zichtbaar naar die van haar, en zij werden wakker. Zoals sneeuw die van kleine bomen kort witte spookjes maakt en dan wegsmelt, zo smolten hun dromen weg, en lagen ze naakt. Van het wonder, minuten geleden in het licht te zijn geweest van bloemen platgetreden [pagina 509] [p. 509] door één onmogelijk beest, nog wel samen bereden, daar wisten zij niets van. Wel fluisterde hij: ‘Ik begrijp niet hoe dat kan: na gewoon bij je te slapen heb ik je nog liever dan ooit’. Hope Valley, Rh. I., aug. 1962 Vorige Volgende