Maatstaf. Jaargang 10
(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 489]
| |||||||||||||
J.B. Charles
| |||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||
De wet op grond waarvan Eichmann terechtstond was die van 1 augustus 1950 tot bestraffing van de nazi's en hun kollaborateurs. Zij had de volgende voorgeschiedenis: Sedert 1948 gebeurde het regelmatig, dat opschudding ontstond in Israël dooordat oud-slachtoffers van de nazi-terreur sommigen van hun vroegere tegenstanders, althans handlangers in de koncentratiekampen, ontmoetten of meenden te ontmoeten en hetzij de oude strijd op staande voet wilden uitvechten, hetzij klachten bij de politie indienden. De wet van 1950 kenmerkt zich erdoor, feiten strafbaar te stellen die buiten het israëlische grondgebied hebben plaats gevonden. Ze moeten zijn gepleegd ‘in een vijandig gebied’. Hieronder worden, behalve Duitsland en de andere staten van de ‘as’, ook verstaan de tijdens de oorlog bezette gebieden. Verder betreft het feiten die van 1932 tot 1945 gepleegd zijn. Het misdrijf is: het plegen van misdrijven tegen het joodse volk of tegen de menselijkheid. Het eerste is niet alleen het mishandelen of doden van joden; ook het ontheiligen of vernielen van joodse religieuze of kulturele voorwerpen en het aanwakkeren van jodenhaat. Misdrijven tegen de menselijkheid zijn soort-gelijk. Als zodanig is onder punt 9 van de aanklacht telast gelegd het onder onmenselijke omstandigheden in slavernij brengen van delen der poolse bevolking ten behoeve van de Rückverdeutschung van de betrokken poolse gebieden. Punt 10 legt de deportatie van 14.000 sloveense gezinnen voor vestiging van duitse families in het zuid-slavische gebied telast. De aanklacht van punt 11 betreft de aardig geslaagde poging tot uitroeiing van de zigeuners. Van belang is het motief waarmee, het teken waaronder, het misdrijf is gepleegd. Niet ieder, die in de bedoelde tijd en de bedoelde gebieden konkretelijk een jood heeft mishandeld, enz., valt onder de gelding van de wet van 1950. Het misdrijf moest bepaald gepleegd zijn als misdrijf tegen het joodse volk of de menselijkheid. Wat de misdaden tegen het joodse volk betreft dus, en om in de taal van de nazi's te spreken, zij moesten ingelijst zijn in de massale inspanning van het Derde Rijk ter bevordering van Endlösung der | |||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||
Judenfrage. De nederlandse burgemeester dus en de politieinspekteur die voor de duitsers joden hebben ingezameld, vallen eerder onder de wet dan de bruut die in dezelfde jaren in een ruzie zijn joodse buurman zou hebben geslagen. Het gaat dus om misdrijven tegen volkeren, om de vernietiging van rassen of religieuze of andere groepen; om genocide. Deze was nog niet strafbaar, wat wil zeggen: het vermoorden van joden was op zichzelf overal ter wereld strafbaar, maar nergens, omdat het in het bijzonder om jóden ging. De joden- en zigeunersvervolging is nergens als een afzonderlijk misdrijf of als een aparte kwalifikatie beschouwd. Toch was het nodig, de jodenvervolging, naar haar ‘ideologie’, als een delictum sui generis te gaan kenschetsen. ‘Ze kwam uit specifieke motieven voort, beoogde een eigen effekt en werd ook met geheel zelfstandige argumenten verdedigd’ [Herzberg, 62]. Kijkt de wet op de nazi's en nazi-kollaborateurs van 1950 terug, voor de toekomst zijn overal in de beschaafde wereld wettelijke sankties tegen de misdaden van Heusinger, Eichmann en konsorten ontworpen. Door de Assemblee van de Verenigde Naties is bij besluit van 12 december 1946 genocide al tot apart misdrijf verklaard. Het oogmerk tot vernietiging van een groep vormt daarvan een specifiek element. [Vergelijk ook het Verdrag van Parijs op 9 december 1948, inzake de voorkoming en bestraffing van genocide.] Ook Israël heeft in 1950, tegelijk met de reeds genoemde wet, genocide voor de toekomst strafbaar verklaard en in Nederland is op 29 januari 1962 een ontwerp van wet over deze zelfde materie ingediend bij de Tweede Kamer. Herzberg's boek is geen thriller, maar het is een boek dat iemand, die voor de kern van de problematiek van onze tijd niet terugschrikt, beter wèl kan lezen. Mr. Herzberg maakt het hem trouwens niet moeilijk. Het is uitmuntend geschreven in een gespannen, nergens overrompelende beschouwing. De schrijver wijst aan, en het zijn verschrikkelijke, onvoorstelbaar verschrikkelijke zaken, maar hij blijft beheerst en tracht een uitleg tegelijkertijd te vinden en te geven. Iedere schrijver kiest, als hij zijn pen op papier zet, een rol. De rol | |||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||
van Herzberg is die van de explikateur, die zich inspant, de lezer niet te spoedig te verschrikken. Hij wil namelijk tot het einde toe uitgelezen worden. Langzamerhand wordt duidelijk, dat de schrijver met de verklaring zelf al een eind op weg was, toen hij de lezer langs de beschrijving van het fenomeen geleidde. Het boek is namelijk een apologie. Een tegelijk dringend en waardig betoog voor de zaak van Israël. Men verwachte dus niet het recept van de oude cause célèbre: een relaas van het misdrijf, plus een verslag van de pijnlijke ondervraging en de exemplarische ter-dood-brenging. Aan de feitelijkheden van de volkerenmoord terzake waarvan Eichmann heeft terecht gestaan wordt wel herinnerd, maar bepaald niet uitputtend - hoe zou het ook kunnen - Herzberg graaf dieper. Wij zullen hem, voorzover het kader van deze bespreking dit toelaat, volgen.
Wat men in geen enkele famous trial zal vinden, speelt in Herzberg's boek de belangrijkste rol: de schrijver onderzoekt de preliminaire rechtsvragen. En hoe. Hij doet dit op het voetspoor van de verdediger. Het zijn vragen die rijzen uit de volgende overwegingen, door de verdediging op tafel gelegd:
| |||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||
Om met het laatste punt te beginnen: Terecht zegt Herzberg dat een massaal geaktiveerde openbare mening juist berechting, dat is een objektieve kwalificering van wat eerst bewezen moet worden, noodzakelijk maakt. Kwestie nummer vijf is interessanter. Waren israëlische rechters wel onpartijdig? Het antwoord luidt: nee, en terecht niet. Dit lijkt een krasse uitspraak en ik wil die als volgt mitigeren. Voor zover een rechter, als het ware als een scheidsrechter, beslist tussen twee partijen moet hij volstrekt onpartijdig zijn. In het strafrecht evenwel gaat het nooit voornamelijk om een kwestie tussen twee partijen waarbij de rechter als een umpire tussen beide komt. Hij vertegenwoordigt zelf een van de slachtoffers, namelijk de rechtsorde, en staat zo als het ware naast het slachtoffer in engere zin. Dat is nog wel even wat meer dan ‘partijdig’ zijn. De strafrechter, die zich niet bewust is altijd mee in eigen zaak te richten, is geen goede strafrechter. En in dit geval zou, in deze zin, ook de niet-joodse rechter zich ‘partijdig’ hebben moeten weten. Aan de eerste 4 punten wijdt mr. Herzberg vele even heldere als beheerst geschreven bladzijden. De schrijver had rustig kunnen aannemen, dat zij voor de doorsnee nederlander geen problemen vormden, maar par acquit de conscience heeft hij ook deze punten overtuigend belicht. Wij gaan er niet op in, omdat zij de kernvragen van het proces niet raken. | |||||||||||||
b. Eichmann als fascistIs Eichmann uitzondering geweest of voldeed hij aan de norm? ‘Dat is, naar mijn smaak, de kernvraag van het hele proces’, zegt Herzberg op blz. 93. Bij zorgvuldig lezen van het hoofdstuk waarin deze kernvraag gesteld wordt, vind ik geen antwoord. Het is niet zo, dat de schrijver konkludeert, dat hij het antwoord niet kan vinden. Het is eerder zo, dat hij op deze kernvraag, na die te hebben gesteld, niet terugkomt. Dat is verwarrend. Is het dan géén kernvraag? Wij zullen in elk geval trachten hem te beantwoorden. Naar onze mening is die fascistische norm namelijk een van de twee | |||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||
brandpunten van de problematiek waarin wij ons begeven als wij over de zaak Eichmann spreken. Het andere brandpunt is het viktimologische probleem. Met een onderzoek naar die ‘norm’ zal men moeten beginnen. Was Eichmann een ‘echte’ fascist? Er is geen fascistische ideologie die ons deze norm leert kennen, wij zullen daar op terugkomen. Herzberg schrijft op p. 108: ‘De hele politieke verwarring van die dagen, dat wil zeggen van het eind der jaren '20 en '30 wordt ons geschilderd, zonder dat er echter ergens van enig idee of van enig program sprake is. Wat daarin treft, is juist het slobberige, het oppervlakkige van de opvattingen van Eichmann, als er al opvattingen geweest zijn. Het ‘nozemachtige’, het niet weten waarvóór, het enkel weten waartegen. ‘Ik behoorde’, zegt Eichmann ergens, ‘tot dat soort mensen die zich in het algemeen geen eigen oordeel vormen’. Hij was op zijn best een monarchist omdat hij thuis zoveel moois over de tijd van de monarchie had gehoord. Hij heeft als halfwas eens een kaart naar Keizer Wilhelm II in Doorn gezonden op diens verjaardag. En hij had nog antwoord gekregen ook. Tegen de joden echter ging het - als we Eichmann mogen geloven - destijds in zijn kringen in Oostenrijk niet. Tijdens de hele procedure heeft hij staande gehouden, nooit een antisemiet geweest te zijn. Het ging vooral tegen het verdrag van Versailles, tegen de werkloosheid en de barre ekonomische toestand. Maar langs welke methode met welk uitgangspunt en met welke wapens? Alles bleef even vaag. Een modderig gevoel van onlust was alles, wat er te beleven viel’. Tot zover Herzberg; nu ik. Onze Obersturmbannführer is geen uitzondering, maar hij is het type van de fascist geworden burgerjongen. De fascist heeft van huis uit, van zijn bloed uit, als men wil, geen ideologie meegekregen. Hij is getypeerd door overmatige aggressiviteit en een geringe kapaciteit tot medegevoel met anderen, door thanatische zinnelijkheid en afkeer van ethiek. Herzberg overschat [bv. p. 119] de ‘doktrine’ van de fascisten; hun ‘profeten’ wezen alleen kanalen aan voor de bekwaamste beleving van thanatische zinnelijkheid en | |||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||
machtswellust. De ‘norm’ van fascisten is: overmacht beleven, ekonomische zowel als fysieke overmacht, liefst kollektief. Als er al een theorie was, werd die gekreëerd door de wijze waarop de fascist zichzelf wilde beleven, inplaats van dat, omgekeerd, een doktrine een bepaalde wijze van leven gebood. Eichmann heeft zelfs Mein Kampf van Hitler maar ten dele en dan nog oppervlakkig gelezen; Rosenberg's Mythos des zwanzigsten Jahrhunderts kende hij helemaal niet. Men kan aannemen dat hij ook op dit punt geen uitzondering was. Van de nederlandse en duitse meneren die u in de oorlog verwoed achterna zaten, hadden maar zeer weinigen ooit één bladzijde van Rosenberg en Hitler gelezen, maar allen vonden zij het militaire leven fijn, waren zij dol op laarzen en marcheren en doof voor gejammer langs de weg. De meer ontwikkelden, bij ons de Goedwaagens en de Carpen, konstrueerden voor deze ontologie rechtvaardigingen in een mengvorm van historische romantiek, nationale aspiraties en rechtsbeginselen van het sterkstenrecht; maar het lustvolle uitleven van machtsgevoel was primair. Sekundair is de konstruktie van een norm, die voornamelijk hierop neerkomt: [a] Voor het feit, dat je tot de soort van de machtigen moogt behoren, betalen met onwankelbare trouw aan je soort en even onwankelbare haat tegen socialisten; [b] de bedenksels die je van de superfascist langs hiërarchische weg bereiken voer je uit. En als Mr. Herzberg het nu wil weten: het is onbetwistbaar dat E. aan die nationaal-socialistische norm beantwoord heeft. De nuance is alleen, dat hij dit excessief heeft willen doen en dat hij deze eerzucht in verre mate heeft kunnen bevredigen. Anderen waren minder perfektionistisch, hun geloof in de superfascist was, in het diepste geheim, misschien minder volledig geweest of begon, na de nederlagen in Rusland, wat te wankelen. Hitler's generaals hebben óók aan de norm voldaan, maar op een tegelijk zo efficiënte en terughoudende wijze, dat, terwijl Eichmann onder de bescherming van hun divisies het vuile werk heeft kunnen doen, de Speidels en Heusingers nu weer gefêteerde bondgenoten heten. | |||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||
E. heeft aan de norm beantwoord. Of was hij een uitzondering? ‘De prokureur-generaal was er - terecht of ten onrechte - persoonlijk van overtuigd dat Eichmann de centrale figuur in de hele jodenvervolging geweest is’, zegt Herzberg op p. 132. Ten onrechte, zeg ik. Eichmann's beeld is verduisterd door het feit dat hij aanwijsbaar de meeste miljoenen slachtoffers in zijn boekhouding heeft ingeschreven. Hij was ongetwijfeld één van de centrale figuren in de direkte tenuitvoerlegging van de door anderen [Hitler, Himmler, Heydrich] ontworpen, door het duitse volk verdragen, of aanvaarde, of toegelachen, en, wat het voornaamste is, door de generaals mogelijk gemaakte miljoenenmoord op de joodse bevolkingen van Europa. Eichmann is een administratieve rekordhouder geweest, maar hij was geen bijzondere fascist en geen afwijkende duitser: Hij heeft zich moeten verantwoorden voor feiten waar de Speidels en Heusingers mee voor hadden moeten terecht staan. Het is op dit radikale punt, dat Harry Mulisch in zijn boek [dat er overigens rijk genoeg door blijft] de kluts kwijt is. Hij is Eichmann gaan zien, en wil ons met al zijn artistieke geweld Eichmann laten zien, als een uitroeirobot, als een huiveringwekkend insekt. In plaats van als de gewone fascist, maar dan één van de bovenste plank, die hij was. Hij heeft niet begrepen, dat hij zich daarmee in zekere zin naast de prokureur-generaal Hausner stelde, terwijl hij denkt zich tegenover hem te bevinden. Het is waar, Hausner [ik heb óók met hem gegeten, en ik heb het uitvoerig met hem besproken] zag Eichmann als de slechtste man die hij ooit te vervolgen had gehad, als een super-misdadiger en een heel bijzondere rotzak. Terwijl het bijzondere van Eichmann in de eerste plaats was dat hij zo'n superieure fascist was, een Mussert in de n-de macht. Hausner en Mulisch, de een door in Eichmann vooral de singuliere misdadiger, de andere door vooral de onmenselijke machine in hem te zien, zijn niet voldoende op hun hoede. Zij zien niet de volkomenheid van Eichmann's identifikatie met één misdadige massa-beweging. Als zijn superieuren ‘kalm aan’ zeiden, holde hij door. Omdat hij wist, dat zij het niet op | |||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||
principiële gronden, maar in hun ‘zwakheid’ zeiden. Zwak zijn? Hij niet. Hij maakte de glorie van de beweging en de Führer volmaakt. | |||||||||||||
c. Het doedelzakeffekt [1]JägerGa naar voetnoot1 zegt terecht, dat niet alleen het aantal van de slachtoffers bepaalt of men te maken heeft met massamisdadigheid; ook als men met een kollektief van daders te doen heeft is er massakriminaliteit. Ik stel, ten eerste, dat er maar één slachtoffer nodig is en, ten tweede, dat in massakriminaliteit, behalve een kollektief aan de kant van de daders, ook een gemeenschappelijk motief bestaat bij die verschillende daders. Bij plundering bijvoorbeeld, zoals men die na het wegtrekken van de duitse bezetters hier en daar kon waarnemen in 1945, ziet men misschien wel een ‘massa’ aan het werk, maar de individuele leden die haar vormen nemen stuk voor stuk, voor eigen profijt en met een hoogst persoonlijke instelling, elkander zonodig verdringend, de kans waar, zich in de abnormale situatie te bevoordelen. Daarom was die plundering geen massakriminaliteit. In Jeruzalem, bij de zaak tegen Eichmann, bleek de Endlösung der Judenfrage het motief van een wijd vertakte aktie, waar een ontelbaar aantal mensen op zeer verschillende wijzen aan hebben meegewerkt. Van in de onaanzienlijkste scholingsbijeenkomst van de nsdap tot in de Generale Staf. Voor wie dit laatste wat te kras lijkt, volgt hier een aantal citaten van Jäger [p. 288]. General Feldmarschall Von Reichenau, 10 oktober 1941: Der Soldat muss für die Notwendigkeit der harten, aber gerechten [!] Sühne am jüdischen Untermenschentum volles Verständnis haben... Hierdurch enstehen auch für die Truppe Aufgaben die über das hergebrachte, einseitige [!] Soldatentum hinausgehen ...En General-Feldmarschall Von Manstein op 20 novem- | |||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||
ber 1941:... das jüdisch-bolschewistische System muss ein für allemal ausgerottet werden. Van de geringste groene politieman tot de generaals Speidel en Heusinger, die de verovering van de gebieden waar de ondermensen uitgeroeid moesten worden, ontworpen en uitgevoerd hebben. Zij beweren nu wel, en Eichmann zei het in Jeruzalem met hen, dat zij wel móésten gehoorzamen. Servatius, Eichmann's verdediger in Jeruzalem, stelt zelfs dat een van de verschillen tussen het kollektieve en het individuele misdrijf daarin bestaat, dat het vrijwillig terugtreden van de individu in het eerste geval onmogelijk is. De duitser Jäger [pag. 79] stelt daar tegenover: het is inderdaad juist dat de totale staat over machtsmiddelen beschikt die men niet moet onderschatten. Maar hij dwingt zijn ondergeschikten niet om karrière te maken en om machtsposities in te nemen. Wanneer Eichmann voorgedragen wordt voor bevordering in 1941, heet het in de voordracht: dat hij zijn werk verricht met vorzüglicher Initiative und der erforderlichen Härte. Verder verwijt Jäger zijn landgenoten, dat het hier gaat om een Legendenfordernden Dramatisierung der Wirklichkeit. Bij nauwgezette bestudering van het Nürnberger dokumentenmateriaal immers, samen 10.000 stukken, was niet op één geval te wijzen waarin een ss-er wegens weigering van het bevel iemand dood te schieten, zelf dood geschoten werd. De ergste maatregelen die kunnen worden aangetoond zijn: een aantekening in het persoonsdossier, het ontheffen van een bevordering, of een verplaatsing. Niet eens wordt aangetoond regelrechte bedreiging met de doodstraf of met kz! Fritz Bauer,Ga naar voetnoot1 de prokureur-generaal van het Land Hessen, ook een goede socialistische duitser, merkte op, dat die bedreigingen immers helemaal niet nodig waren, omdat er altijd genoeg vrijwilligers waren... Het nadere onderzoek in Jeruzalem, op grond van het materiaal van de Centrale voor Oorlogsdokumentatie in Ludwigsburg, bewijst hetzelfde. De volgende bijzondere ge- | |||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||
vallen komen aan het licht: de kommandant van een politiekompagnie weigerde voor zich en zijn kompagnie aan een massa-exekutie deel te nemen op grond van het... Wetboek van Militair Strafrecht. Hem overkwam niets. Een Kriminalsekretär weigerde met het niet zo flinke motief dat hij persoonlijk voor dit soort akties ongeschikt was. Hij werd als ongeschikt voor de Osteinsatz overgeplaatst naar een post in Duitsland. Een ss Obergruppenführer verklaarde aan Heydrich persoonlijk, niet in staat te zijn de hem bevolen likwidaties der joden in het baltische gebied te volvoeren. Hij werd van zijn post gezet.
Die meededen, of het halfwillig was of met geestdrift, maakten zich samen schuldig. Bij massakriminaliteit wordt volgens Jäger [pag. 78] die identiteit tussen daad en dader ondoorzichtelijk, ja zelfs dubieus. An die Stelle der Täterschaft in dem uns geläufigen Sinne scheint ein Netz von Funktionszusammenhängen zu treten, in dem der einzelne und Seine persönliche Beteiligung verschwinden. Zeker, maar het zou toch wel goed zijn, als wij dat ‘net van funktionele relaties’ beter bestudeerden. Wij zien het als volgt: in plaats van de direkte betrekking tussen de dader en de daad komt er een indirekte; tussen daad en dader ligt een kollektief moment, een boezem van gemeenschappelijke aggressiviteit, een afschuwelijk reservoir. De aggressie-energie van miljoenen stroomt in het kollektief reservoir en vandaar uit wordt tegen slachtoffers geageerd. Zou men de behoefte hebben aan een beeld, dan dient dat van de doedelzak zich aan: een reservoir wordt op spanning gebracht en vandaar uit wordt in tweede instantie de noot aangeblazen. Het bijzondere nu van deze kriminaliteit is, dat men die al pleegt door van zijn kriminele potentie aan het kollektieve reservoir af te staan. In de praktijk wordt dat: iemand die zich gedurende de Hitlerterreur ook maar anti-semitisch uitte, pleegde het delikt van Eichmann mee. Laat staan, iemand die Hitler's terreur mogelijk maakte door militaire planning of militaire aktiviteit. Laat staan dus de navo-generaals Speidel en Heusinger en honderd duitse | |||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||
navo opperofficieren. Laat staan? Laat hangen. | |||||||||||||
d. Het wilhelminische syndroom [1]He fascisme beheerste en behekste Duitsland en de oostenrijker Eichmann trachtte, zoals zoveel oostenrijkers, duitser dan duits te zijn. Wij hebben vastgesteld dat de gehangene van Israël aan zijn duitse norm voldaan had. Hij was een nazi, zij het een zeer vlijtige en een suksesvolle. Maar wij weten nog niet goed genoeg wat een nazi, een fascist is. De normale methode om dit te onderzoeken zou zijn: ga na, en liefst uit de bronnen, wat het fascisme is; zie dan, of de figuur die je voor hebt aan de gegevens voldoet. Maar deze methode kan hier niet worden gevolgd, want het fascisme heeft, dat ben ik met Laski eens, geen filosofie. Pas als het fascisme daar is, vooral wanneer het status heeft gekregen en zeker wanneer het aan de macht is gekomen, wordt er een ‘ideologie’ gekonstrueerd. Het kenmerkende van een ideologie is, dat zij er eerst is en dat het handelen overeenkomstig deze ideologie daarna komt. De ideologie is de stam. De vrucht verbeeldt het handelen overeenkomstig de ideologie. Bij het fascisme gaan daarentegen voorop: emoties en sentimenten zoals wij die Eichmann zelf hebben horen beschrijven en die wij hier niet verder zullen analyseren. Die treden in hun totaliteit naar buiten op in pretenties. De pretenties staan sterker met een ideologische rechtvaardiging, zodat deze naar verlangen vervaardigd wordt. Pas in 1928 is er een fascistische ‘ideologie’. Als Mussolini Ethiopië aanvalt om dat land te koloniseren, is dat op grond van het feit dat hij zich sterker voelt, zich in dat gevoel verheugt en deze euforie nog te intenser wil beleven door de pretentie op de proef te stellen. De duitse leden van sa en ss, die in 1932 begonnen socialisten, kommunisten en joden in het publiek, dikwijls tot de dood toe, te vernederen, bevestigden hiermee de euforie van het: ‘Wij beheersen de straat’. Met ideologie had dat niets te maken. Een ideologie die achteraf onder de feitelijkheid geschoven wordt of er opgelegd wordt, is geen echte ideologie. Musso- | |||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||
lini nam het symbool van de liktorenbundel, de fasces, pas aan toen hij in het zadel zat. Hij zal daarvóór nooit van de fasces gehoord hebben. Zijn beweging heette naar de fasci italiani di combattimento, de groepen italiaanse oud-strijders.
Wij hebben fascistische bewegingen gekend in Bulgarije, Duitsland, Argentinië, Frankrijk [Croix de Feu; oas], Griekenland, Spanje, Portugal enz. Zij kenmerkten zich door: a. een nationaal pathos; b. dat te heviger brandt na een pas verloren oorlog; c. de pas verloren oorlog heeft ekonomische en sociale konsekwenties die maken dat de kontra-socialisten, de middenstanders en het grootkapitaal dus, zich bij de fascistisch beweging aansluiten, resp. bereid zijn deze te financieren; d. de zich aldus al vormende fascistische beweging oefent een enorme zuigkracht uit op de patologische figuren en aggressieve bliksems die men als elementen kan waarnemen bij elke kriminele bendevorming; e. er worden theologen gevonden, valse profeten die bereid zijn de konservatieve en aggressieve pretenties te pneumatiseren. In Rusland heeft men in het begin van deze eeuw duidelijk fascistische groeperingen, de zgn. ‘zwarte honderden’. Zij vormden een instrument van de grootgrondbezitters om revolutionairen mores te leren. Zij oefenden aantrekkingskracht uit op de middenstanders die er hun anti-semitisme in uitleefden. In 1917 kwam er een grote toevloed van ex-officieren en studenten van goeden huize. Zij vormden een kern van de Witte Legers. Veel van deze russische fascistische bewegingen had men in de Oekraïne en in de baltische landen, men denke aan Rosenberg. Het zijn overblijfselen van deze fascistische groeperingen ook, die, na zich gedurende een jaar of twintig onopvallend te hebben gedragen, de kern vormden van de troepen die onder Vlassow de duitse zijde kozen. Deze typen hebben in aanzienlijke mate, samen met de duitsers, in het Baltikum en de Oekraïne de genocide op joden, zigeuners en ‘aziatische’ sovjet-burgers volvoerd. Als men het fascisme wil typeren moet men dat als volgt doen: | |||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||
Het fascisme maakt niet de fascist, maar de fascist is daar, hij haat idealisme en idealisten, hij rekt zich uit, hij maakt zich sterk, hij slaat bloedneuzen. En om zich moreel te handhaven bedenkt hij het fascisme. Dan kunnen de poorten van de hel los en kunnen de krematoria aangestoken worden. Het interesseert ons niet wat, naar de fasctist zegt, het fascisme is. Wij hebben leren kennen wie de fasctist is. De lezers van Maatstaf zullen vertrouwd zijn met mijn fenomenologische indikatie van de fascist. Om de methode daarvan nog eens zeer schetsmatig te demonstreren stel ik, dat men de identiteit wenst vast te stellen van de redakteur van dit blad. Zegt men dat hij uitgever is en wel een nederlandse uitgever, dan is hij 1 op 358; voegt men het gegeven toe van de kleur van zijn ogen, dan is de moeilijkheid om hem te identificeren weer een 40% verder gedaald. Wij kunnen met een betrekkelijk kleine batterij van verdere vragen over de persoonlijke hebbelijkheden van de betrokkene tot onbetwistbare zekerheid komen wie bedoeld is. Deze methode kan men toepassen om de fascist te ontdekken. Dat iemand zelfs ontroerd wordt door engelse prinsessen zegt nog niets, ook niet dat hij ingezonden stukken in de krant schrijft over het na zonsondergang laten hangen van de vlag en zelfs nog niet, dat hij onder de indruk van de journalistiek van Lunshof is. Op zichzelf is het ook nog niet betekenisvol dat hij verzot is op militaire taptoes en boos wordt over de bekroning van vrij-beeldende schilderijen: ik ken lieve pacifisten die van Pyke Koch houden. Dat Franz Léhar hem boeit, terwijl hij Bartok lawaai vindt, dat hij voor de doodstraf is, het jodelen bewondert en lichamelijke ontgroening niet afkeurenswaard vindt blijft, geïsoleerd, ook nog niets zeggen. Ik stel dus een schaal van referentiepunten op die op zichzelf geen indikatief vermogen bezitten, maar, nu komt het, op een bepaalde wijze gegroepeerd voorkomend, zonder mankeren een fascist aanwijzen. Wanneer die aanwijzing plaats gehad heeft voegen zich bij de al gevonden | |||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||
kenmerken onmiddellijk vaste nieuwe. Men kan zonder verdere kontrole noteren dat de betrokkene De Telegraaf leest en dat hij meent dat onze hoge belastingen het gevolg zijn van het ‘in de watten leggen van arbeiders en ambtenaren’ en niet van onze opgeschroefde bewapening. Als iemand een groep van 5 of 6 van deze referentiepunten vertoont, en van de daartoe in aanmerking komende leeftijd is, is de kans dat hij tussen 1932 en 1945 fascist geweest is 80 procent. Als wij ons herinneren dat alle nederlanders van dezelfde leeftijdsgroep niet meer dan 5% fascisten hebben gekend, is deze schatting schokkend. En er komt nog wel iets bij; dat is, dat de kans bij 7-8 positieve referentiepunten 90 procent is en dáárboven 100. | |||||||||||||
e. Het Anastasia-sentimentU vindt dit een spel. Ik ook. Maar het behoort tot de zogenaamde leerzame spelen. Het klopt nog ook. Ik heb, tussen haakjes, pas weer een nieuw item ingevoerd, dat het Anastasia-sentiment heet. Men weet wellicht dat er in Duitsland of daaromtrent een juffrouw rondloopt op wandelschoenen, in mantelpak en met een beheerst droevig gezicht, die zegt dat zij de dochter is van de laatste tzaar van Rusland. Deze hoge ambtenaar, die zogenaamde tzaar, is vermoord, zoals men weet. Meer door zijn voorvaderen en door geslachten van onnoemelijk rijken, die de eentonigheid van de slavernij van miljoenen van tijd tot tijd verlevendigen met een pogrom, dan door de toevallige revolutionaire soldaten die het laatste schakeltje vormden in de zware ketting die eeuwen over de russische aarde gesleept heeft. God hebbe de ziel van deze ongelukkige hoofdambtenaar en die van zijn familieleden. Die zielen zijn bepaald niet van geringer waardij dan die van mijn joodse buurman Piet Bohemen en de zijnen; wacht even, ook vooral niet van méér! En nu die juffrouw in haar mantelpak. Is zij de dochter van de overleden hoofdambtenaar? Het interesseert mij natuurlijk niet in het minst, maar wat kan men zien? Elk geïllustreerd familieblad komt van tijd tot tijd met het verhaal, dat dus blijkbaar werkt op het sentiment van miljoenen. Wat voor | |||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||
een sentiment? Ik noem het het Anastasia-sentiment. Het blijkt een bovennormaal voorkomend referentiepunt te zijn in mijn batterij die fascisten aanwijst. | |||||||||||||
f. Het wilhelminische syndroom [2]Het spelen met de batterij van detektiepunten voor de fascist heeft zijn nut gehad. Wij danken er inzicht omtrent het fascisme aan, dat zich voorheen zo moeilijk liet definiëren. Wij ontdekken er het syndromatische karakter van het fascisme door. De medici hebben voor moeilijk te definiëren ziektebeelden dit begrip ontworpen van het kompleksvan elkander begeleidende en kennelijk samenhangende verschijnselen, die samen een ziektebeeld vormen. Wij kunnen ons, met dank voor de bijzondere diensten die hij dus bewezen heeft, ontdoen van de fascist-avant-la-lettre, wij hebben het fascistische syndroom. Ik geloof alleen, dat wij beter zouden doen het niet fascistisch te noemen, omdat het syndroom dan te gebonden zou zijn aan die nep-liktorenbundel van Mussolini. Wij hebben een naam nodig die het sadistische en het burgerlijke, die de kapitalistische achtergrond en de militaristische ondergrond van het syndroom aangeeft. Ik doop het naar een van de minst sympathieke proleten uit de europese geschiedenis, naar de man die het woord ‘hun’ voor zijn volk uitvond toen hij de duitse troepen die naar China gezonden werden hysterisch aanmoedigde, de gele underdogs te kastijden zoals Attila en zijn hunnen het Europa eenmaal hadden gedaan. De idioot met zijn opgedraaide snor en zijn gekke helm op, met zijn stralende generaals om zich heen, met de duizenden stompzinnige geestelijken en de miljoenen vrome duitsers achter hem. De man aan wie de knaap Eichmann eens een ansichtkaart gestuurd heeft. Het wilhelminische syndroom.
[wordt vervolgd] |
|