Maatstaf. Jaargang 10(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 467] [p. 467] M. Mok [Gedichten] Vluchtend geluid Vlucht er een hert door de straat? Een windvlaag van klanken gaat door de nacht. Absalom schudt in een boomkruin zijn hoofd. Met ingehouden adem tast ik het donker af en raak aan oude wonderen: het samenspel van straat en hemel, de menselijke geur die opstijgt uit de grond en altijd ergens een verwaaid herinneren, het spoor van een volmaakt gelaat. [pagina 468] [p. 468] Kern van stilte Hier aan de grond noch ergens in de lege slokdarm van het heelal is er een spoor, een schroeiplek van hun angst achtergebleven. Ik loop met mijn denken dat weerloos om een kern van stilte maalt door het al lang niet meer gebeurende, al lang niet meer herkenbare geweld, een zee die is uiteengespat en liet een barre vlakte na vol korsten zout en kloven waarin eeuwen her de tanden van de onderstromen beten. Soms staan er op de drempel van de kim vlammen die met een dunne arm tegen de hemel leunen. Even later heeft de voltrokken nacht hen weggevaagd. [pagina 469] [p. 469] Rivieren Ver van mij weg, ver buiten de uitgeputte armen van mijn herinnering zijn de allerhelderste ogen bezweken. Ik weet het enkel uit een oud herhalen dat zich niet meer af laat breken, een woord dat met een klank van steen door mijn geheugen rolt, maar sedert jaren wekt het in mijn mond geen smaak meer op, alleen nog aan de grenzen van mijn slaap flitsen van pijn, gloeiende zigzagstrepen tegen de hemel, maar de nacht, de dag, verbreden zich telkens tot ondiepe, trage rivieren. Ik leef daarop zonder naar oevers te zien, alleen gedachtig aan de zee waarheen ik drijf. Vorige Volgende