Maatstaf. Jaargang 10

[p. 444]

Jules Supervielle
Souffle

Dans l'orbite de la Terre
Quand la planète n'est plus
Au loin qu'une faible sphère
Qu'entoure un rêve ténu,

Lorsque sont restés derrière
Quelques oiseaux étourdis
S'efforcant à tire-d'aile
De regagner leur logis,

Quand des cordes invisibles,
Sous des souvenirs de mains,
Tremblent dans l'éther sensible
De tout le sillage humain,

On voit les morts de l'espace
Se rassembler dans les airs
Pour commenter à voix basse
Le passage de la Terre.

Rien ne consent à mourir
De ce qui connut le vivre
Et le plus faible soupir
Rêve encore qu'il soupire.

Une herbe qui fut sur terre
S'obstine en vain à pousser
Et ne pouvant que mal faire
Pleure un restant de rosée.

[p. 445]

Verzuchting

Als in de oude baan der Aarde
De planeet niet meer bestaat
En al wat zij droeg en baarde
Tot een vagen droom vergaat,

Als nog over zijn gebleven
Enk'le vogels haast verdoofd,
Angstig heen en weer gedreven,
Van hun warme nest beroofd;

Wanneer dan onzichtb're snaren
Door herin'ring van een hand
Trillend, ruisend openbaren
Heel het menselijk verband,

Schijnt er iets in 't zwerk te breken
En de doden zwermen uit
Om met een gedempt geluid
't Eind der Aarde te bespreken.

Wat eens leeft wil levend blijven
En is voor den dood beducht,
't Zwakste zuchtje wil beklijven
En blijft dromen dat het zucht.

Huiv'rend in de stugge kou
Tracht een grashalm nog te groeien
En om 't nutteloos vermoeien
Plengt een laatste druppel dauw.

[p. 446]

[Souffle (vervolg)]

Des images de rivières,
De torrents pleins de remords
Croient rouler une eau fidèle
Où se voient vivants les morts.

L'âme folle d'irréel
Joue avec l'aube et la brise
Pensant cueillir ses cerises
Dans un mouvement du ciel.

[p. 447]

[Verzuchting (vervolg)]

Beelden van stromen en beken
Doen hun wat'ren rustig vliên
En zo zacht tot doden spreken
Dat zij zich weer levend zien.

En de ziel in droom ontrukt
Speelt met dageraad en winden
Wanend dat zij vruchten plukt
Die de hemel haar deed vinden.

nederlands van h.w.j.m. keuls