Maatstaf. Jaargang 10(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] G.H. 's-Gravesande Vragen I Flarden van verzen hoor ik in mijn hoofd, landschappen zie ik weer na vele jaren, rotsen aan zeeën, die als meren waren, sprookjeskastelen mij als kind beloofd. Wat bleef er waar ik eens in heb geloofd, wat van hetgeen ik zag in hoopvol staren? Een huis, een tuin vol afgevallen blaren, een man, die van illusies is beroofd. Een roodstaartmees, die aan een vetbol pikt, een eekhoorn, die een korst knaagt in de dennen, een merel, die koket van 't water nipt, een ekster, die de omtrek gaat verkennen... Waarom, vraag ik, is alles zo beschikt, waarom kan ik aan eenzaamheid niet wennen? II Ik hoor geluiden, die er toch niet zijn, de mek van 't poesje, dat is overleden... Waar leef ik? In het heden of verleden, ben ik nog die ik ben, voel ik nog pijn? Is 't eigen leven nu slechts enkel schijn, ben 'k dood en in het schimmenrijk getreden, word ik daarom door iedereen gemeden in dit omsloten, wonderlijk domein? [pagina 182] [p. 182] Ik ben nu niet meer die ik eenmaal was, caricatuur van een eens levend wezen parasiterend als onnut gewas. Die is ten dood gedoemd heeft nog één wens, waar hij in 't leven nooit van is genezen, dat hij mag heengaan als een dapper mens. 1957 III Kom binnen Hein, je bent een late gast; de vrienden en vriendinnen zijn vertrokken, wat overhaast - ze zijn misschien geschrokken als kindren bij verboden spel verrast. Maak het je makklijk. In die linkse kast heb ik nog glazen. Let niet op de brokken, een feest kan tot baldadigheid verlokken... Wat zal het zijn? Niet alles is verbrast. Ik kan niet zeggen dat je spraakzaam bent. Is er iets dat je hindert in dit huis? Ben je soms boos, dat men je heeft herkend? Het is nu stil na 't luide feestgedruis, kom, drink en wees eens een fidele vent voor je me brengt naar mijn ‘Behouden Huis’. 1960 Vorige Volgende