Maatstaf. Jaargang 10
(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
H.W.J.M. Keuls
| |
[pagina 169]
| |
De glimlach dien gij achterliet...De glimlach dien gij achterliet
Gaat wonderlijk in mij bewegen
En schijnt beroerd door zon en regen
Tot blijdschap of een zacht verdriet.
Maar ik dwaal door een grensgebied
Waar vele stemmen lang al zwegen,
En vraag wat nog met mij geschiedt
En wat uw glimlach doet bewegen.
Mijn wat'ren schuilen onder riet,
En op mijn oude schemerwegen
Kom ik geen vriend of vijand tegen;
Toch trilt in mij gelijk een lied
De glimlach dien gij achterliet.
| |
[pagina 170]
| |
Tussen zin en waanzin...Tussen zin en waanzin voortbewogen
Zucht gij om een onverwrikbaar licht
Dat geen omtrek heeft en geen gezicht
En nooit angst of twijfel kan gedogen.
Tussen de verbeelding en de logen
Zoekt uw droom een zwevend evenwicht,
Doch zijn vleugelslag wordt neergebogen
Als uw onrust voor bedwelming zwicht.
Maar uw hart hangt aan verborgen draden
Die door tovermacht van zon of maan
Trillen gaan, en gij weet niet waarom;
En toch voelt uw hart dit als genade:
Eenmaal zult gij tussen sterren staan
Hoog boven een wereld leeg en stom.
| |
[pagina 171]
| |
Ik kan alleen...Ik kan alleen mijn schaduw met u delen,
O kind dat mij niet weet en toch verstaat
En in uw blik, nog argeloos, verraadt
Een kracht die eenmaal harten zal bespelen.
Snel valt uiteen wat nooit verbonden was
En gij verdwijnt in 't labyrint der straten;
Toch zijn mij vonken van uw oog gelaten,
Die worden bloemen in een grijs moeras.
|
|