bekoorlijk dienstmeisje dat, in stede van de bejaarde huisknecht die hij verwachtte, Zijn Hooggeborene de deur opent, gaarne even onder de kin strijken, maar als zij om herhaling vleit zal hij deze weigeren.
Men vindt in de woningen steeds één boek, het familieregister, alsmede een verzameling porselein, voorts geen piano of vleugel, edoch een oud spinet, en de schilderkunst is er vertegenwoordigd door de donkere portretten der voorgeslachten op het goudleer. Men gaat niet ter stembus, men gaat slechts naar vrienden en kennissen, en dat vult reeds een middag en avond. Voor zover de heren hun uur hebben op de vaste sociëteit, onderhouden de dames zich met de vriendinnen.
Dit leven is geregeld als een stoorloze, schier geluidloze klok, en slechts, wanneer de tijd daar is, doet de kerkhofklok haar manende stem horen met opvallende nadrukkelijkheid.
Geheel uniform is met dat al het leven van de buitenhofadel niet. Sommigen reizen in de zomer naar elders, anderen, uitverkorenen, bezitten alsnog een havezathe of een ridderhofstad in een beminnelijke landstreek. Ook zijn er enkelen vermaard om speciale eigenschappen.
Op de Laan Copes woont een douairière die met toestemming van de Hoge Raad van Adel haar naam in plaats van middels letters mag tekenen middels een kruis, dewijl die naam anders exorbitant lang zou uitvallen. Hier toeven wij voor haar woning. Zie, daar zet de waardige vrouw juist een kruis, een groot.
Even verder, op de Koninginnegracht, bekijken wij de voorgevel van een markies die aan zijn ontbijt, lunch en diner (en lang ervoor en erna) slechts de fijnste cognac pleegt te nuttigen. Zijn blik is kwijnend en gesluierd omdat - naar algemeen bekend is - bij volle oogopslag zijn wimpers zich in zijn laaghangende wenkbrauwen zouden vasthechten.
Maar aan ginds paleisachtig huis met enorme erker in de Surinamestraat gaan wij liever stil voorbij, want de bewoner, een burggraaf, heeft drie zoons achter slot wegens zware mishandeling tijdens een ontgroening aan de Utrechtse universiteit. Spreken wij hiervan niet, maar denken wij, ieder voor zich, het zijne.