Maatstaf. Jaargang 10
(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |||||||
Prof. Mr. B.V.A. Röling
| |||||||
[pagina 65]
| |||||||
Julius Caesar gemiddeld ongeveer f 2,70 kostte om een Galliër te doden. Napoleon moest gemiddeld bijna 11.000 gulden voor het doden van één vijandelijke soldaat uittrekken. In de eerste wereldoorlog kwam het doden van een tegenstander gemiddeld op 75.000 gulden, terwijl naar schatting in de Tweede Wereldoorlog dat bedrag - dat is dus de kosten van het doden van één militair - was geworden 175.000 gulden.Ga naar voetnoot1) Zo kan men allerlei dingen bij benadering vaststellen. Bijvoorbeeld het aantal slachtoffers van de oorlog. Naar schatting was dat aantal [militairen en burgers] in de oorlog van 1870: 600.000, in de eerste wereldoorlog: 25 miljoen, en in de tweede wereldoorlog: 100 miljoen.Ga naar voetnoot2) Men heeft berekend dat in de derde wereldoorlog dit getal - 100 miljoen doden - het eerste uur zou bereikt worden. Het zijn maar cijfers. Maar verontrustende cijfers. Er zijn zoveel verontrustende cijfers. Bijvoorbeeld omtrent de explosieve kracht van het wapen. De zwaarste bommen uit de laatste wereldoorlog waren de ‘blockbusters’, waarmede gehele huizenblokken konden worden vernietigd. Het waren bommen van ongeveer 10-15 ton TNT [springstof]. De atoombom op Hiroshima had een explosieve kracht van 20.000 ton TNT, méér dan 1000 maal zo groot. De nieuwste bommen, de waterstofbommen, worden in megatons gerekend; één megaton is één miljoen ton TNT. Weer is de explosieve kracht van het wapen duizendvoudig vergroot. Men schat dat de beide partijen in de Koude Oorlog beschikken over een explosieve kracht van 40 tot 60 miljard ton TNT, dat is 1 à 2 blockbusters per hoofd van de wereldbevolking.Ga naar voetnoot3) Het is begrijpelijk, dat de vernietigingsmogelijkheid in hoge mate wordt bevorderd door een verfijnde rakettentechniek: de afstand van Moskou tot New York wordt daar- | |||||||
[pagina 66]
| |||||||
door kleiner dan een half uur, de trefzekerheid tot op 1 à 2 km nauwkeurig. Maar nu moet men rekening gaan houden, dat de vijand door één onverwachte massale aanval elke mogelijkheid van terugslaan zou verhinderen, door alle vliegvelden en alle raketbases te verwoesten. Vandaar dat er steeds een aantal vliegtuigen in de lucht zijn, en duikboten onder water, geladen met waterstofbommen. Eén zo'n duikboot of vliegtuig beschikt over méér explosieve kracht dan alles wat ontplofte in de gehele Tweede Wereldoorlog. Het wapen werd van krachtmetingsmiddel tot wederzijds verdelgingsmiddel. Een oorlog tussen de twee blokken waarin de blanke wereld is verdeeld, zou totale vernietiging van de blanke wereld betekenen, een biologisch aangetaste, gekleurde mensheid achterlatend, waarschijnlijk onder de dictatuur van China. De Westerse techniek heeft de oorlog, kan men zeggen, ondraaglijk gemaakt. Er zijn er die willen volhouden, dat met een goede bescherming burgerbevolking, als we allemaal ondergronds gaan, nog best een atoomoorlog uit te houden is. Herman Kahn heeft daarover een indrukwekkend boek geschreven.Ga naar voetnoot1) Maar zijn onmenselijke calculaties zijn bijzonder weinig overtuigend. Ook de illusie, dat wellicht beperkte oorlogen, waarin beide partijen hun zwaarste wapens niet zouden gebruiken, mogelijk zouden zijn, wordt steeds minder aangehangen. Onlangs heeft Eisenhower daarover rake dingen gezegd. Wat wij nodig hebben, zei hij, is handhaving van de vrede, want uit kleine oorlogen zullen grote ontstaan. Maar hoe zal vrede te handhaven zijn? Vaak hoort men zeggen: de wereldvrede is op dit ogenblik verzekerd door het feit, dat beide partijen over zo grote vernietigingskracht beschikken, dat ze inzien dat oorlog zelfmoord is. Daarom zal ieder redelijk staatsman nimmer doelbewust een oorlog beginnen. Akkoord met die stelling! De meesten van ons hebben echter geleefd in een tijd, dat een waanzinnige dic- | |||||||
[pagina 67]
| |||||||
tator het voor het zeggen had in plaats van een redelijk staatsman. Maar, aangenomen al dat we alleen rekening houden met redelijke staatslieden, dan zegt die stelling slechts dat het atoomwapen de weloverwogen, doelbewuste oorlog verhindert. Maar niet de onbedoelde, ongewilde oorlog, de oorlog die ontstaat uit een politieke misrekening omtrent de bedoeling van de ander, uit een plaatselijk emotioneel conflict [b.v. Berlijn of Israël], of zelfs uit een verkeerd begrepen signaal. Het atoomwapen sluit - tussen redelijke mensen - de welbewuste oorlog uit. Maar het vermeerdert de kans op de ongewilde oorlog, sinds de rakettentechniek directe beslissingen eist van fatale betekenis. Het atoomwapen en de raket hebben de kans op de niet bedoelde oorlog vergroot. Het gevaar voor de wereld is de ‘accidental war’, de ongewilde oorlog.Ga naar voetnoot1) Vandaar dat het atoomwapen ingrijpende maatregelen eist tot handhaving van de vrede. Die maatregelen zijn nodig door de wapensituatie, dus geheel los van het feit dat er een Koude Oorlog bestaat. Op dit ogenblik beschikken vier landen over atoomwapenen. Over een jaar of twintig kunnen er dat 30 zijn, een volstrekt ondraaglijke toestand. Het is dus zo, dat de wapensituatie, dat het bestaan van de atoomwapenen, ingrijpende maatregelen eist, en dat de Koude Oorlog het bijzonder moeilijk maakt om die ingrijpende maatregelen te nemen. Want zij moeten genomen worden op de grondslag van haast volstrekt onderling wantrouwen. Welke ingrijpende maatregelen? Dat kan kort gezegd worden. De technische ontwikkeling van de militaire macht tot militaire atoommacht eist dat de militaire macht wordt opgeheven. Algehele en volledige ontwapening, wereldwijde ontwapening onder deugdelijke wereld-controle is het enig denkbare antwoord op de uitdaging van het atoomwapen. De Amerikaanse president Kennedy heeft dat met zoveel woorden in zijn rede voor de Verenigde Naties uitgesproken.Ga naar voetnoot2) | |||||||
[pagina 68]
| |||||||
Een dergelijke ontwapening is geen kleinigheid. Er zijn haast onoverkomelijke obstakels om dergelijke ontwapening te bereiken, en er zijn moeilijk aanvaardbare gevolgen als dergelijke ontwapening bereikt zou worden. Het is gedaan met de nationale souvereiniteit, zoals we die gewend zijn. Een federale opbouw van de wereld is een noodzakelijke konsekwentie. De houding van mensen en volken zal dus fundamenteel dienen te worden gewijzigd. Kan dat? Uitbanning, feitelijke onmogelijkmaking van de oorlog, levert een ongehoord probleem. Maar de dingen op hun beloop laten, zoals we dat vroeger deden, is onmogelijk geworden, nu we weten dat een dan zeker komende atoomoorlog het einde van tenminste de blanke, christelijke beschaving kan betekenen. Ziedaar de reden, dat overal in de Westerse wereld het probleem van oorlog en vrede in het centrum van de belangstelling is komen te staan. Wij kunnen het ons niet meer veroorloven, om alles over te laten aan de blinde krachten van het lot.Ga naar voetnoot1) Waarbij nog komt dat het beste menselijke intellect in dienst staat van de verfijning van verdelgingsmiddelen en rakettentechniek. Daartegenover dient menselijk intellect in dienst gesteld van de vrede. Dat wil de wetenschap van oorlog en vrede. Er zijn zovele vragen. Naar de werkelijke oorzaken van de oorlog [theorieën daaromtrent geven eenvoudig het mode-antwoord van de dag], naar de voorwaarden waaronder handhaving van de vrede mogelijk is [wat is de prijs van de vrede, het is duidelijk dat de vrede een prijs heeft, aan goed en aan geest], naar de redenen waarom volken opvattingen en houdingen ontwikkelen, die onontkoombaar tot oorlog leiden [nationalisme, conservatisme], naar de voorwaarden waaronder ontwapening te bereiken valt [we willen geen oorlog, maar ook geen communistische overheersing], naar de problemen van een ontwapende wereld [de vreedzame oplossing van geschillen, de taak van de V.N., de vorming van een wereldvolkenrecht, dat voor oude en jonge staten, arme en rijke landen aanvaardbaar is]. | |||||||
[pagina 69]
| |||||||
Er zijn vele vragen, die op antwoord wachten. Het is nodig, dat bijna alle bestaande wetenschappen samenwerken om tot het juiste antwoord te komen. Economie, sociologie, psychologie, fysica, historie, theologie, rechtswetenschap - en al de daarmede samenhangende wetenschappen als de communicatieleer, en de leer der politiek - zij zullen ieder het licht moeten laten schijnen op het centrale probleem van de vredeshandhaving. Uit de samenwerking kan wellicht het inzicht groeien, niet alleen omtrent de vraag hoe de wereld dient georganiseerd te zijn in het atoomtijdperk, maar ook omtrent de vraag hoe die organisatie kan worden bereikt. Waar liggen de maatschappelijke krachten die aanpassing verhinderen? Hoe kan de mensheid bereid worden dat te doen wat voor de handhaving van de vrede volstrekt noodzakelijk is?
Moeilijke, maar uitermate belangrijke vragen! Het antwoord daarop zal hoogstens na uitgebreide studie, in samenwerking van velen kunnen worden gevonden. Aan de Groningse Universiteit wordt een poging daartoe ondernomen. Het Polemologisch Instituut wil het onderzoek van het oorlogsprobleem georganiseerd ter hand nemen, te verrichten door een wetenschappelijke staf en medewerkers elders. Voorlopig is er nog slechts een zeer bescheiden begin. Het ontbreekt ons nog aan voldoende wetenschappelijke medewerkers, bereid om zich geheel aan deze taak te wijden, en vooral aan voldoende middelen, om het onderzoek in grote omvang te doen plaats hebben, en om vele andere werkzaamheden te doen - organiseren van discussie-conferenties, van nationale en internationale samenkomsten, waar het oorlogsprobleem wordt besproken. Naast het onderzoek is de noodzakelijke taak de voorlichting, de communicatie van het hier en elders gevondene aan ‘het publiek’. Dat is nodig, want in een democratie wordt de buitenlandse politiek voor een goed stuk door de publieke opinie bepaald. Mensen en middelen, dat hebben wij nodig. Het is zo, dat men in ons land de betekenis van het vredes-onderzoek, de ‘peace-research’ nog niet voldoende inziet. In Amerika is dat reeds anders. Zowel door private stichtingen, als door de regering | |||||||
[pagina 70]
| |||||||
worden daar grote sommen voor dit doel bestemd.Ga naar voetnoot1) Ik was vorige maand in de gelegenheid daar verschillende instituten te bezoeken, en vruchtbare contacten te leggen. Men kende daar geen twijfel over dit punt, dat het onderzoek van het oorlogsprobleem overal zal moeten worden begonnen, en dat de kleine landen daarin een leidende rol zouden moeten spelen. Het ware te wensen dat dit inzicht ook in Nederland gemeengoed werd. | |||||||
II
|
1 | De ontwikkeling van de techniek [atoombommen, waterstofbommen, raketten] maakt het militaire wapen van krachtmetingsmiddel tot wederzijds verdelgingsmiddel. Vandaar dat de oorlog niet meer een bruikbaar instrument is van buitenlandse politiek, onverdraaglijk is geworden, rechtens dient uitgebannen en feitelijk dient uitgeschakeld. |
2 | De wapentechniek, met zijn mogelijkheid van vernietigende verrassingsaanval is zelf het grootste gevaar geworden. Zoals president Kennedy verklaarde: ‘De wapenwedloop zelf schept de spanningen waaraan de wereld lijdt’.Ga naar voetnoot2) |
3 | Die wapentechniek bedreigt niet alleen ons bestaan, maar ook onze houding, onze waarderingen, onze ethische opvattingen. In onze berekeningen is de voornaamste plaats ingeruimd aan de nucleaire wapenen: gericht op de grote steden, gericht dus mede op vrouwen en kinderen. Naar gangbare begrippen waren destijds dergelijke wapenen in strijd met het volkenrecht en misdadig. We hebben ze, om politieke redenen, aanvaard, en geven er de neutrale naam aan van ‘strategische wapenen’, als laatste lippendienst aan een eigenlijk verontrust geweten. |
4 | Naar algemene officiële opvatting, unaniem uitgedrukt in een Resolutie van de Algemene Vergadering van de v.n. van 20 nov. 1959, is noodzakelijk de algehele en complete ontwapening onder internationaal toezicht.Ga naar voetnoot1) Dergelijke ontwapening is het belangrijkste probleem waarvoor de wereld gesteld is, ‘het centrale probleem van onze tijd’, zoals de Nederlandse vertegenwoordiger in de v.n. verklaarde. Er is echter geen ontwapening maar allerwegen een waanzinnige wapenwedloop, en herbewapening. |
5 | Oorlog, atoomoorlog, hangt ons als een constante dreiging boven het hoofd. Er zijn vele deskundigen die menen, dat het jaar 1975 niet zal gehaald worden zonder katastrofe, tenzij ingrijpende veranderingen in de wereldverhoudingen tot stand komen.Ga naar voetnoot2) |
Vandaar de wetenschap van oorlog en vrede, die de oorlog bestudeert met het doel de vrede te handhaven. Hoe zal de wereld moeten zijn georganiseerd, hoe zullen de mensen zich moeten gedragen om de oorlog te voorkomen? Hoe ziet een
wereld-orde er uit, die aangepast is aan de nieuwe feiten, die, zou men kunnen zeggen, opgewassen is tegen het atoomwapen? Een wereldorde, die nodig is om de vrede te verzekeren?
Er doet zich hier een moeilijk probleem voor. Zo vaak reeds zijn uitvoerige wereld-vredesplannen opgesteld. Men denke aan het recente Amerikaanse boek van Clark en Sohn ‘Wereldvrede door Wereldrecht’, dat ook in Nederlandse vertaling is verschenen.Ga naar voetnoot1) Het beschrijft een federale wereldorganisatie en wereldorde, die, zo zou men kunnen zeggen, het natuurrecht van het atoomtijdperk verwerkelijkt.
Zo'n wereldorde is volstrekt noodzakelijk. Is hij ook mogelijk, dat is de kwestie. De Australische rechtsgeleerde Julius Stone wijdt in een van zijn laatste publikaties een hoofdstuk aan ‘de drogreden, dat hetgeen nodig is voor het voortbestaan, ook mogelijk zou zijn’.Ga naar voetnoot2) Het is dezelfde gedachte, die Von Weizsäcker uitsprak: ‘Misschien is het niet mogelijk voor ons mensen, zoals we werkelijk zijn, om met de atoombom te leven’.Ga naar voetnoot3)
Het onderscheid tussen het ‘noodzakelijke’ en het ‘mogelijke’ stamt uit de wereld van de politiek. De politiek is immers de kunst van het mogelijke.
De politicus kan gemeenlijk slechts naar het mogelijke streven. Als hij iets voorstellen zou dat te voorlijk is voor zijn kiezers, dan wordt hij niet meer herkozen en is geheel uitgeschakeld. De politicus werkt binnen betrekkelijk enge grenzen, al worden die mede bepaald door zijn staatsmanskunst.
Bij de wetenschappelijke benadering zijn de mogelijkheden iets minder beperkt. Ook hier zijn grenzen door de aard en
de opvattingen van de mensen. Maar die opvattingen zijn wellicht op den duur te beïnvloeden, juist door het wetenschappelijk inzicht. De wetenschap kan wellicht daarbij middelen aan de hand doen, om de mensen te beïnvloeden, en stap voor stap bereid te maken voor een nieuwe opvatting. Maar we moeten het feit erkennen, dat de wetenschappelijke conclusie ‘deze maatregelen zijn volstrekt noodzakelijk voor het voortbestaan van onze cultuur, of van een gave mensheid’, nog lang niet insluit, dat die maatregelen ook kunnen worden verwerkelijkt.
Een instituut voor vredeswetenschap - dat in Groningen heet ‘polemologisch instituut’, afgeleid van het Griekse woord ‘polemos’, oorlog - heeft allereerst een taak op het terrein van het wetenschappelijk onderzoek betreffende de problemen van oorlog en vrede. Ik zou enkele van de belangrijkste problemen kort willen aanduiden.
1 Onderzoek naar de vraag wat de oorlog op het ogenblik inhoudt.
Betekent hij totale vernietiging? Of blijven er levenden over? En zullen dan de levenden de doden benijden?Ga naar voetnoot1) Er zijn er die deze vraag bevestigend beantwoorden. Anderen zijn meer optimistisch. Zij rekenen met de mogelijkheid van de ‘beperkte oorlog’, met slechts kleinere wapens gevoerd, of
tot bepaald grondgebied beperkt, b.v. Europa. Daar wordt soms heel bemoedigend over geschreven, bemoedigend voor niet-Europeanen.
Hoe zal een toekomstige oorlog zijn? Dat is nog een open vraag. Ik moet bekennen, dat militaire en officiële litteratuur in dezen vaak weinig overtuigend is, en meer beheerst lijkt door de wens bepaald resultaat, b.v. geruststelling, te bereiken, dan door de wens de harde feiten onder ogen te zien.
2 Wat voor functie heeft de oorlog eigenlijk?
Heeft hij een functie? Het antwoord op die vraag is zeker verschillend naar tijd en plaats. Wij danken onze onafhankelijkheid aan oorlog, en in het verleden was vaak oorlog nodig om te komen tot een levensvatbare politieke eenheid. Is dat nog zo? Wellicht in Afrika. Maar hier? Kan met oorlog in een technisch hoog-ontwikkelde tijd nog iets bereikt worden? Kan men met oorlog het communisme tegenhouden, door b.v. met geweld te dreigen bij bepaalde onwelgevallige Russische politiek?
Laatst verklaarde een Amerikaanse Senator, toen Chroesjtsjof een bepaalde politiek had aangekondigd: ‘Als de Russen dat doen, dan zal het H-bommen regenen op de Sowjet-Unie’. Alles goed en wel, maar dan regent het ook H-bommen op Amerika. Herman Kahn heeft hierover ook merkwaardige onderzoekingen gedaan. De uitslag was, dat de meeste Amerikanen toch wel van die bommenregen zouden afzien, als Amerika voor 100 procent zou worden vernietigd. De meesten zouden echter nog wel tot oorlog willen overgaan bij vernietiging van 30 tot 50 procent, wat bereikbaar is bij een goede bescherming burgerbevolking.Ga naar voetnoot1)
Hoe dan ook, de vraag dient gesteld: welke waren en zijn de functies van de oorlog. Want als de oorlog werkelijke functies heeft, dan is vanzelfsprekend de derde vraag:
3 Zijn er vervangingsmiddelen?
Oorlog is zeker een instrument van verandering, en ook een instrument om verandering tegen te houden. Zijn er middelen van vreedzame verandering? En zijn er andere middelen om vreedzaam onwelgevallige veranderingen te
verhinderen? Dat betreft de politieke functie van de oorlog. Als de oorlog ook een psychische functie heeft, zou daarmede moeten worden rekening gehouden. Hier liggen psychologische en morele problemen, als het waar zou zijn, dat de menselijke natuur ‘zo nu en dan oorlog’ zou nodig hebben. BouthoulGa naar voetnoot1) ziet de voornaamste reden van de oorlog in de oorlogszuchtige gezindheid, die achteraf altijd wel zich weet te verhullen met morele en juridische argumenten. Dat leidt tot de vierde vraag:
4 Wat zijn de oorzaken van de oorlog?
Quincy Wright kwam na historisch onderzoek tot de overtuiging, dat de redenen van harde noodzaak, via doelmatigheid, steeds minder reëel werden, niet zozeer uit feiten en situaties voortvloeiden maar uit onwerkelijke opvattingen over feiten en situaties.Ga naar voetnoot2) Op het ogenblik gaat het lijken of steeds meer de wapenen, die tegen gevaar moeten beschermen, het gevaar medebrengen. Het doet denken aan een medisch verschijnsel; het menselijk lichaam reageert zó op een bedreiging, dat het aan de eigen afweer, b.v. koorts, ten gronde gaat. Theorieën omtrent de oorzaken van de oorlog zijn er vele. Ze lopen enigszins parallel met de theorieën omtrent het ontstaan van de misdaad. En inderdaad lijkt criminologisch inzicht vaak op het ontstaan van de oorlog toepasselijk.
5 Dan is er de vraag naar de voorwaarden voor de vrede.
Onder welke omstandigheden maakt de vrede een kans? Uit de geschiedenis tussen de wereldoorlogen kunnen we leren hoe bepaalde buitenlandse politiek de psychopaten en misdadigers in een land aan de macht kan brengen.
Men kan de vraag ook zó stellen: Wat is de prijs van de vrede? Er is een prijs, vanzelfsprekend. Hier ligt een moreel en een juridisch probleem. Bepaalde opvattingen, b.v. omtrent nationale souvereiniteit, kunnen niet blijven gelden in een tijd, beheerst door wat men noemt ‘survival ethics’, dat
is de ethiek die rekening houdt met de noodzaak dat het menselijk leven op aarde blijft voortbestaan.
Zo is er het probleem van het recht. Het traditionele volkenrecht zal noodzakelijkerwijs wijziging moeten ondergaan, als spanningen moeten worden voorkomen, die tot geweldpleging zouden kunnen leiden. Het moet worden tot een wereld-volkenrecht, dat uitgaat van de wereldgemeenschap, en het zal noodzakelijk zijn die wereldgemeenschap, de mensheid, voor de individuele mens te maken tot levend begrip, zoals nu ‘het vaderland’ is, en wellicht voor ons ‘Europa’.
6 En dan zijn er ten slotte de problemen van een ontwapende wereld. Hoe zal de wereld reilen en zeilen, als de militaire macht niet meer de harde kern is, die in laatste instantie de verhoudingen tussen de staten bepaalt? Zal de oorlog ondergronds gaan, als hij wordt uitgebannen? Zal gekuip en geknoei, omkoping en chantage, interne agressie en revolutie de plaats van de oorlog innemen? Zullen er bepaalde ‘spelregels’ ontstaan in een wereld zonder oorlog, waardoor de vanzelfsprekende competitie tussen volken beperkt wordt?
Ik noemde enkele groepen van onderwerpen. Het is duidelijk, dat allerlei wetenschappen hier aan te pas moeten komen. De geschiedenis kan ons veel leren, de psychologie en de sociologie, de bevolkingsstatistiek en de economie. Zeker in ons land zal de theologie in het gesprek moeten worden betrokken. Er is over deze vragen reeds veel gepubliceerd. Veel inzicht is verborgen in de bibliotheken. Allereerst moet een overzicht verkregen worden van wat al bekend is, en de theorieën van de verschillende wetenschappen moeten met elkaar in verband worden gebracht. Het zal waarschijnlijk blijken, dat men op vele punten nog in het duister tast.
Eerste taak van een vredeswetenschap is dus het onderzoek. Daarnaast komt de taak van onderwijs, van mededeling van het gevondene. Het is van belang, dat dit onderwijs niet strikt tot de universiteit beperkt blijft. Immers, als wat in deze wereld politiek mogelijk is, voor een goed stuk bepaald wordt door de publieke opinie, dan is het van belang dat het publiek op de hoogte gebracht wordt. Het lijkt mij, dat die taak in de sociale wetenschappen
tot nu toe schromelijk is verwaarloosd.
Het is geen gemakkelijke taak, ieder van ons steekt in een pantser, zegt Martin Buber terecht. Een pantser, om mededelingen van buiten af te weren als ze onwelgevallig zijn. De psychologie formuleert het zo, dat de mens afweermechanismen opbouwt om ‘de omgeving waarin hij leeft constant te houden’, en zodoende de gemoedsrust te verzekeren. Daarom sluit men de ogen voor vele zaken. Struisvogelpolitiek is zo algemeen, dat de taal er een woord voor kent. Ander afweermechanisme is om de bron van de onwelgevallige informatie verdacht te maken. De gemakkelijkste methode is om iemand van communisme of pacifisme te beschuldigen. Dan tast men de bron van onwelgevallige informatie aan in zijn gezindheid. Als men degeen, die verontrust is door de wapenwedloop, beschuldigt van ‘atoom-neurose’, tast men de informatiebron aan in zijn gezondheid. Iets minder kwaadaardig is de beschuldiging van ‘idealisme’, al is dat ook reeds voor menigeen reden om aan een stem weinig gezag toe te kennen.
Er is hier bepaald een probleem, een communicatieprobleem. ‘Hoe vertel ik het mijn dochter?’ was altijd zo'n communicatieprobleem. Moeilijker op te lossen is de vraag: ‘Hoe bereik ik de massa?’ Hoe bereikt men een bijziende en onwillige wereld? De meeste mensen willen niet gestoord worden in het genot van de zegeningen van de welvaartstaat. Het gaat voor een deel over te verontrustende en te gruwelijke dingen. Het gevoel van machteloosheid draagt ertoe bij, zich af te keren. De massale onverschilligheid is terecht de oorzaak van de derde wereldoorlog genoemd.Ga naar voetnoot1) Immers, als men zich niet op de hoogte stelt van de feiten, houdt men vast aan de oude opvattingen en houdingen, van nationale eer en Jan van Speyk-heroïek. En het zijn die opvattingen, die tot oorlog en massale vernietiging leiden.
Zo heeft een Amerikaans psycholoog vastgesteld, dat op het ogenblik een politicus in Amerika eerder kans loopt gekritiseerd te worden wegens ‘zachte politiek'’ dan wegens
roekeloosheid. Foster Dulles was een meester in een staatsmanskunst, die het nodig vond telkens een flink risico van oorlog te nemen, Men moet, verklaarde hij fier, durven gaan tot de rand van de afgrond, ‘to the brink’. ‘Brinkmanship’ noemde men sindsdien deze politiek, en zij werd gemakkelijker aanvaard, dan een politiek van geven en nemen, van redelijkheid, en zo nodig van concessies. Dergelijk ‘brinkmanship’ is in het atoomtijdperk levensgevaarlijk, en slechts te verklaren uit het feit dat men niet weet waar men over praat, of verblind is door kruisvaardersmentaliteit.
De taak van een polemologisch instituut, van een instituut voor vredeswetenschap, omvat dus niet alleen het onderzoek, maar ook het onderwijs. Het lijkt mij, dat er mogelijkheden moeten zijn voor geïnteresseerde studenten van alle universiteiten om zich, door een stage van enkele maanden, van de oorlogs- en vredesproblematiek op de hoogte te stellen. Van groot belang zou het zijn, als ook studenten uit de jonge landen, door beurzen daartoe de gelegenheid werd geboden.
Ik had onlangs gelegenheid, over het oorlogsprobleem te spreken tot een groep Afrikaanse studenten. In de discussie na mijn inleiding betoogde een student uit een van de pas zelfstandige Afrikaanse staatjes: de vrede zal pas verzekerd zijn als wij allemaal atoombommen tot onze beschikking hebben verkregen! Het zou levensgevaarlijk zijn als dergelijke gedachten bij de toekomstige Afrikaanse leiders ingang zouden vinden.
Het zal zeker tot de taak van het instituut behoren regelmatig nationale conferenties te organiseren waar onderwijzers, leraren, vakbondleiders, militairen, politici, enz. op de hoogte kunnen komen van de stand van het vraagstuk. Het is mijn hoop dat het polemologisch instituut financieel in staat zal gesteld worden, mede door particuliere bijdragen, om dit extra-universitaire onderwijs te organiseren.
Eén ding dient vooropgesteld: Het probleem van oorlog en vrede is een probleem, waarvoor wij gesteld worden in een gegeven wereldsituatie, waarin niet alleen het oorlogsgevaar bestaat, maar ook het gevaar van het communisme. Het is een politiek en sociaal probleem, gesteld in onze,
Westerse, democratische wereld, en waarvoor wij een oplossing zoeken met behoud van onze democratische levenswijze. Wij willen noch oorlog, noch communisme.
Maar we zullen die communistische tegenpartij wel moeten kennen; we zitten nu eenmaal op één wereld met het Sowjet-Blok. Nodig zal zijn een grondige kennis van de in de wereld bestaande politieke krachten. Daarom zal contact en samenwerking gezocht worden met het Oost-Europa Instituut, het Afrika Instituut en andere universitaire instellingen.
En vanzelfsprekend zal er samenwerking moeten zijn met economische instituten. De economie speelt een belangrijke rol bij het vraagstuk van de ontwapening. Kan zonder grote schokken de tegenwoordige oorlogsindustrie worden omgebouwd in een vredesindustrie?
In theorie beantwoorden de economen die vraag bevestigend.Ga naar voetnoot1) Maar ieder land zal een uitvoerig en gedetailleerd plan moeten klaar hebben voor het geval, dat de ontwapeningsbesprekingen tot een overeenstemming zouden leiden. Voorzover mij bekend, bestaat zo'n nationaal plan nog nergens, al worden in Amerika de eerste voorbereidingen getroffen.
Ziedaar een kort overzicht van wat een instituut voor vredesonderzoek beoogt. Het houdt zich bezig, in ruimste zin, met de problemen van oorlog en vrede, problemen die door de technische ontwikkeling van de atoomenergie gigantisch zijn verhevigd: ten kwade en ten goede. Kennedy heeft dat scherp geformuleerd in de rede waarmede hij het presi-
dentschap aanvaardde: ‘De sterfelijke mens heeft het in zijn macht om een einde te maken aan alle armoede, en aan alle leven’.
De keuze is verscherpt en geworden tot die tussen algemeen welzijn en algemene verdelging. Men versta mij niet verkeerd. Met algemeen welzijn wordt hier bedoeld de materiële mogelijkheid van een menswaardig bestaan voor alle volken op deze wereld, d.i. de mogelijkheid zich als mens te ontplooien, naar de opdracht die het leven nu eenmaal inhoudt.
Ook als de oorlog feitelijk wordt uitgebannen en de materiële welvaart wordt verzekerd, betekent dat niet een paradijselijke toestand.
De wetenschap van oorlog en vrede streeft niet naar het paradijs op aarde, maar naar een volkenverhouding en een volkenrecht dat menswaardig leven mogelijk maakt. Anders gezegd: de wetenschap van oorlog en vrede streeft naar een ‘condition humaine’ waar oorlog is uitgebannen, waar dus ‘menselijk leven’ mogelijk is, en waar het onvermijdelijk menselijk leed een meer menswaardige reden heeft.
- voetnoot*
- Dit is de enigszins aangevulde tekst van enige voor de V.P.R.O. in december 1961 en januari 1962 gehouden radiovoordrachten.
- voetnoot1)
- Quincy Wright: A Study of War, Chicago 1942, I p. 675.
- voetnoot2)
- Verg. over de gevolgen van oorlog: Quincy Wright, o.c. I p. 242 v.v.; Gaston Bouthoul: Les Guerres, Eléments de polémologie, Paris 1951, p. 254 v.v.
- voetnoot3)
- Nadere gegevens daarover in: Wereldpolitiek en A.B.C.-wapens. Studium Generale Leiden 1961, Universitaire Pers, Leiden 1962.
- voetnoot1)
- Herman Kahn, On Thermonuclear War, Princeton University Press, 1961.
- voetnoot1)
- Verg. over de ‘Various Ways in Which War Can Start’, Kahn, o.c. p. 226 v.v.
- voetnoot2)
- Rede op 25 sept. 1961 voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, opgenomen in New York Times 26 sept.
- voetnoot1)
- Daarover nader mijn: De Wetenschap van Oorlog en Vrede, Groningen 1961.
- voetnoot1)
- Een kort overzicht daarvan in Current Thought on Peace and War, 1961, 1, Editor's Note. De intussen opgerichte ‘U.S. Agency for Arms Control and Disarmament’ heeft een jaarlijks budget van zes miljoen dollar.
- voetnoot2)
- ‘Men no longer debate whether armaments are a sympton or a cause of tension. The mere existence of modern weapons - ten million times more powerful than any that the world has ever seen, and only minutes away from any target on earth - is a source of horror and discord and distrust’, V.N.-rede van 25 sept. 1961.
- voetnoot1)
- Resolutie XIV-1378, van 20 nov. 1959, waarin werd overwogen ‘that the question of general and complete disarmament is the most important one facing the world today’.
- voetnoot2)
- Zo schrijft Kahn ‘If we are to reach the year 2000, or even 1975, without a cataclysm of some sort fin particular, if we are to obtain the time to work out the rivalry peacefully], we will almost undoubtedly require extensive arms control measures in addition to unilateral security measures’ [o.c. p. 224]. Zijn gehele boek is daarom op de periode 1960-1975 ingesteld. Verg. het hoofdstuk ‘We must take seriously the problem of reaching 1975’, p. 573 v.v.
- voetnoot1)
- Grenville Clark and Louis B. Sohn: World Peace through World Law, 2nd ed. Harvard University Press, 1960, vertaald onder de titel Wereldvrede door Wereldrecht, Haarlem 1961.
- voetnoot2)
- Julius Stone: Quest for Survival, The Role of Law and Foreign Policy, Sydney, 1961; daarin wordt onder de ‘Fallacious Approaches to the Human Crisis’ behandeld de drogreden ‘That the Necessary Must be Possible’, p. 34 v.v.
- voetnoot3)
- C.F. von Weizsäcker, Mit der Bombe leben, Hamburg, 1958, p. 13.
- voetnoot1)
- Verg. het Hoofdstuk II: ‘Will the Survivors Envy the Dead?’ in het genoemde boek van Herman Kahn, p. 40 v.v. Daarin behandelt hij de boeiende vraag ‘How Much Tragedy is Acceptable?’. In dat hoofdstuk ook de statistieken over de mogelijke, en al dan niet strategisch verantwoorde aantallen doden. De cijfers zullen wel juist zijn. Maar terecht betoogde Günther Anders, dat de waarheid tot leugen wordt, als menselijke tragedie wordt getabelleerd op een wijze, die geschikt is verslag te doen van eieren-export. ‘Wird eine an sich wahre Aussage über Gegenstand A so präsentiert, wie es sich für Gegenstand B schickt [also z.b. durch Tabellen], dann wird A als B verstanden und klassifiziert, dadurch gefälscht’, schrijft hij in het merkwaardige boekje ‘Der Mann auf der Brücke. Tagebuch aus Hiroshima und Nagasaki’, München 1959, p. 169. Om waarheid te zijn moet een mededeling niet alleen een ware inhoud hebben, maar ook een adequate vorm.
- voetnoot1)
- Herman Kahn, o.c. p. 149-150.
- voetnoot1)
- Gaston Bouthoul, La guerre, Paris 1959, p. 110 v.v.
- voetnoot2)
- A study of War, II, blz. 1291: ‘War in the modern period does not grow out of a situation but out of a highly artificial interpretation of a situation’.
- voetnoot1)
- C. Wright Mills: The Causes of World War Three, New York 1958, p. 76.
- voetnoot1)
- Het V.N.-rapport ‘Economic and Social Consequences of Disarmament’ (E 3593) van 28 febr. 1962, komt tot de conclusie (blz. 74): ‘The Consultative Group is unanimously of the opinion that all the problems and difficulties of transition connected with disarmament could be met by appropriate national and international measures. There should thus be no doubt that the diversion to peaceful purposes of the resources now in military use could be accomplished to the benefit of all countries and lead to the improvement of world economic and social conditions. The achievement of general and complete disarmament would be an unqualified blessing to all mankind’.