Maatstaf. Jaargang 10(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] M. Mok [Gedichten] Achtergrond Nooit meer, sinds over hen de nacht viel, ontwaakt in mij de stilte zonder een achtergrond van pijn. Ik ken geen wegen meer waarop die echo mij niet achterhaalt en in mij door blijft trillen tot ik haar wegslaap of overschreeuw. Soms wacht de zee als vroeger, ik begin te tasten naar de grond van haar geluid en dring mij langzaam dieper in het niets. De laatste schaduw sterft. Onzichtbaar sneeuwen maakt alles wit. Geur van afwezigheid waait op mij aan. Hoe lang nog? vraagt mijn angst vlak voor de oude pijn zich weer verroert. [pagina 61] [p. 61] Vaak denk ik Vaak denk ik aan hun dood. Nooit ben ik meer gerust. Er is een hand die woelen blijft diep in mijn grond. Er is een zwarte kern in elke lichtcel die mijn netvlies raakt. Er gaat geen stilte open zonder dat ik er de echo van een kreet in hoor. Soms denk ik dat alleen doden een huis hebben, met muren waarop hun adem tot ijs is verstijfd. Daarbinnen houdt zich hun niets overeind terwijl de levenden steeds door de openheid besprongen worden en nergens hun leden kunnen verkoelen eer de laatste windstoot hen over de rand van het licht heeft geworpen. [pagina 62] [p. 62] Puin Puin ligt daar, wolken neergeslagen in de tijd. De hemel rond en blind, de grond melaats. En elke nacht verzwijgt met open mond het onheil dat zich hier heeft uitgeraasd. Soms denk ik: waarom heeft de schepping nooit een vingerlid verroerd? Maar daarna weet ik weer: het kleinst gebaar zou opengroeien tot een wanhoop waarin de wereld zichzelf verscheuren zou. [pagina 63] [p. 63] Onderhuids Niet vaak meer wordt dat leed in mij geopend. Hun doodzijn zwijgt zich in mij dood, maar altijd bloedt het onderhuids in mij: hoe zij vergeefs geroepen hebben, voor hun eigen stem zijn weggekrompen tot hun lijf wormachtig over de grond gekronkeld heeft. Hoe hoog, hoe hemelhoog boven hun stervende wanhoop zwegen de bomen, de wolken, de sterren. Zeeën huilden ongenaakbaar achter hun doodskreet. Geen vinger schoof hun uitgebluste ogen dicht. Vorige Volgende