Maatstaf. Jaargang 9(1961-1962)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 872] [p. 872] Otto Dijk [Gedichten] Takkenbrekende middag... takkenbrekende middag waarin de jager het doodklare licht kapotschiet en de koude slaat op de donzen borst van de zomer mist trekt op tot de knieën de gronddieren klemmen de kleine geluiden in hun hete keel lopen te hoop bij de doorwaadbare plaatsen in de bedding der stromen en de woekering krijgt zijn kans als de weerlicht wisselt dood van gezicht met de sterveling alleen aandachtig wortelt de gespannen havik in de bomen op leeftocht uit [pagina 873] [p. 873] Steeds verder te woord... steeds verder te woord drijft hij en schimmen worden mensen op de smalle kust van liefde zo op de verte levend met de ouderdom van water schreeuwend op de sterren en de voortdurend wassende maan verstaat hij geen woord dan de vlucht van meeuwen verzamelt tekens op het strand van dood stenen vogelschedels men weet niet wat hij doet hij roept hij roept de eerste schamele klinker [pagina 874] [p. 874] Hij staat in het wit... hij staat in het wit overeind van zijn verwachting naast het bed tussen het ademen en kreunen der anderen hij gaat de natte hond van de zee schudt de mistige druppels over zijn hoofd koud en waaks loopt hij mee in zijn spoor buiten de omtrekken der dingen gaan de gebeurtenissen hun gang ziet men zijn vader op terugtocht in de regen zijn broer de riemen krampachtig bewegen tegen de stroom van het blaffende schuim roept men roept men om het even welke namen zij stromen terug van zee naar huis van huis naar zee Vorige Volgende